De zeer gerespecteerde kwaliteitsuitgeverij Damon publiceerde het boek van dirigent Barend Schuurman over de cantaten van Bach. Op 592 bladzijden vertelt hij over de verklanking van het Godsbeeld, het mensbeeld, het wereldbeeld en het Jezusbeeld in de indrukwekkendste Kirchenmusik aller tijden. Voornaam en waardig, ronduit fenomenaal!
Johann Sebastian Bach componeerde ca. 220 cantaten. Aangaande kerkelijke of geestelijke cantaten componeerde Bach er voor vijf jaargangen. Zo een cantatejaargang bevatte voor elke zondag en voor elke kerkelijke feestdag een cantate in functie van de Lutherse Gottesdienst. Muziek en tekst volgden daarbij de Lutherse Bijbellezing van die bepaalde zondag. Daarnaast componeerde Bach ook cantaten ter gelegenheid van de inwijding van een orgel, voor de wisseling van de raad of voor huwelijken en begrafenissen, maar ook wereldlijke cantaten voor zowel het hof, de adel als voor de burgerij.
Voortaan hoeven we ons niet langer te richten tot de “Listener’s Guide to the Bach Church Cantatas” van Robin Boyle of tot de in het Duits geschreven naslagwerken van Alfred Dürr, Werner Neumann of Hans-Joachim Schulze. De Nederlandse theoloog en fluitist Barend Schuurman (°1938) die als dirigent van de Laurenscantorij decennia lang Bachs meesterlijke cantaten in de Laurenskerk in Rotterdam heeft uitgevoerd, is er in geslaagd om voor ons in onze eigen taal, als specialist over dit magistraal muzikaal universum, een heel deskundig, bevattelijk en verhelderend boek te schrijven. In het boek heeft hij het niet alleen over de muziek en de teksten, maar beklemtoont hij daarenboven de religieus-theologische achtergrond, de essentie van de cantaten.
Vier delen
Na het voorwoord van Philippe Herreweghe (ik had eerlijk gezegd, gezien zijn integrale opname (60 cd’s), eerder Ton Koopman verwacht) en de inleiding, volgen eerst drie hoofdstukken over Bachs cantaten toen en nu, uitleg over de structuur van het boek, commentaar bij de toelichtingen en uitgebreide informatie over de liturgische, theologische, hymnologische en literaire achtergrond bij de cantateteksten. Het boek bestaat uit vier delen.
Het grote eerste deel bevat de toelichtingen bij zeventig cantaten en opent met achtergrondinformatie bij de cantaten voor alle zondagen van het kerkelijk jaar.
Deel II bevat uitgebreide en hoogst interessante achtergrondinformatie over de maatschappelijke context waarbinnen het leven en het werk van Bach zich afspeelden. Het uitgangspunt is in dit boek weliswaar de aard van de verschillende werkzaamheden en niet nog eens het gebruikelijk chronologisch geordend overzicht. De sociaaleconomische, culturele, politieke en religieuze achtergrond komen uitvoerig aan de orde. Die geven een beeld van hoe de gezagsverhoudingen van die tijd invloed hebben gehad op de conflicten die Bach had met de lokale overheden. Niet te missen!
Het derde deel stelt de vraag wat onder een cantate verstaan moet worden, haar oorsprong en ontwikkeling. De cantate stond nl. aanvankelijk in dienst van de ambtelijke evangelieverkondiging, de erfenis van Luther. Daarin vormde de gemeentezang een belangrijk element en gemeentezang en preek waren de pijlers van de eredienst. De Lutherse theologische erfenis maakte het mogelijk dat muziek onbeperkte ruimte kreeg. Maar ook het woord, naar de evangelische “Perikopenordnung” en daarvan afgeleide teksten zoals we die aantreffen in recitatieven en aria’s, waren belangrijk. Teksten bleken in sommige gevallen uitwisselbaar te zijn, zoals bleek uit de parodiepraktijk. Dit uitgebreid derde deel bevat ook de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de vorm en inhoud van de cantate.
Het vierde deel laat zien hoe in de tweede helft van de 17de eeuw en in de eerste helft van de 18de eeuw de protestantse religiositeit bepaald werd door rationaliteit. “Theologie, kerkelijke prediking en cantateteksten bezweken als het ware onder hun eigen systeemdwang”, zo lezen we. Ook wordt er beschreven hoe er in de geschiedenis een wending van binnenuit heeft plaatsgevonden en lezen we dat de auteur voor verheldering van het begrip transcendentie aanknoopt bij de Duitse filosoof Karl Jaspers. Die wees namelijk, in het voetspoor van Kant, geloof en rede ieder hun eigen domein toe. Kernbegrippen uit de cantatereligiositeit werden in een nieuw kader geplaatst. De wereld van zekerheden en bewijsbaarheid waren weg en het ontbreken van een systeem van leerstelligheden maakte ruimte voor de ontmoeting tussen existentie en transcendentie. Daarmee werden tekst en muziek door transcendentie, dialogisch met elkaar verbonden. De teneur van het boek.
Deel IV gaat over de cantateteksten toen en nu, de tekstdichters in hun tijd. Waarom zeggen we bv. “niet meer van deze tijd”?, Geloofselementen in de 17de en 18de eeuw, het Godsbeeld, mensbeeld, wereldbeeld en Jezusbeeld. Bijzonder, bijzonder interessant.
Aan het eind van het boek blijkt duidelijk wat de theologen Martin Petzoldt en Wolfgang Böhme zaliger reeds in de jaren ‘80 hebben willen duidelijk maken, nl. dat er niemand de bijbel beter uitlegde dan Johann Sebastian Bach!
Barend Schuurman Bachs cantates toen en nu Toelichtingen en overwegingen bij tekst en muziek van het centrale werk van Johann Sebastian Bach Uitg. DAMON 592 bladz. ISBN 978-94-6036-196-8
Barend Schuurman werd in 1938 geboren als zoon van de bekende (kerk)musicus Adriaan C. Schuurman. Hij studeerde theologie in Amsterdam en Straatsburg en tevens hoofdvak dwarsfluit aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Frans Vester. Later studeerde hij hoofdvak koordirectie en volgde hij orkestdirectie bij Jaap Spaanderman. In 1966 werd Schuurman benoemd tot cantor-dirigent van de Laurenskerk in Rotterdam. Hij richtte er de Laurenscantorij op, waarmee hij een grote ontwikkeling op gang bracht in de Laurenskerk, zowel op het gebied van de kerkmuziek als op het gebied van de koormuziek in het algemeen. Vooral de serie cantatediensten, waarbij er elke maand een cantate van Bach werd uitgevoerd, werd bekend. In 1996 was Schuurman betrokken bij de oprichting van het Laurens-Bachorkest. In 2002 richtte hij ook het Laurens-Bachcollegium op. Van 1982 tot 2002 was Schuurman docent koordirectie aan het Rotterdams conservatorium; ook doceerde hij enkele jaren kerkmuziek aan de conservatoria van Rotterdam en Den Haag. Daarnaast was hij lange tijd als docent verbonden aan de Kurt Thomas Cursus voor dirigenten. In 2005 nam Schuurman afscheid als cantor-dirigent van de Rotterdamse Laurenkerk, waar hij werd opgevolgd door zijn leerling Wiecher Mandemaker.