PUTAIN DE MERDE

Ze bleven lange tijd in de schaduw van Dufay, maar dank zij een sublieme nieuwe cd krijgen ze hernieuwde aandacht. De polyfonisten Arnold en Hugo de Lantins waren nl. in de eerste helft van de 15de eeuw, belangrijke vertegenwoordigers van de Luikse School.
Van Luik naar Italië
Arnold en Hugo de Lantins ofwel Arnoldus (Ernoul) en Hugonus (Huchon), waren inwoners van het bisdom Luik. Het was weliswaar in Italië, voornamelijk in Pesaro en Venetië, dat ze tussen 1420 en 1430 werkzaam waren. Net als van de composities van Johannes Ciconia, de meester van de combinatie van de Franse Ars nova en de meer complexe Ars Subtilior-stijl, eveneens een Luikenaar, worden hun wereldlijke en geestelijke composities trouwens o.a. bewaard in handschriften, gekopieerd in Italië. Het schitterend ensemble Le Miroir de Musique presenteert hier een selectie van hun Franse en Italiaanse chansons, tien van Hugo en tien van Arnold.

Rimini, Pesaro, Rome en Venetië
Arnoldus de Lantins (1420-vóór 2 juli 1432) was in de jaren 1420 waarschijnlijk in dienst van de Malatesta’s in Rimini of Pesaro. Giovanni Malatesta is beroemd omdat hij zijn vrouw, Francesca da Rimini en zijn jongere broer Paolo, die hij verdacht van overspel, zou hebben vermoord. Dante vertelt deze tragedie in de vijfde zang van de Hel in zijn Divina Commedia. Arnoldus was in 1428 in Venetië en in 1431 in Rome, waar hij samen met Dufay, zanger was aan de pauselijke kapel. Het staat niet vast of Arnoldus de Lantins broer of een andere verwante was van Hugo. Hugo de Lantins, eveneens gesitueerd tussen 1420 en 1430, werkte waarschijnlijk in Venetië in de jaren 1420, waar hij ceremoniële muziek componeerde voor de doge, Francesco Foscari. Hugo maakte gebruik van imitatie, componeerde driestemmig, en sporadisch isoritmisch (ritmische herhaling op een andere toonhoogte), de oude techniek van de Vitry en de Machaut.
Instrumentale bewerkingen
Alle instrumentale stukken op deze opname zijn bewerkingen van chansons en motetten van de beide Lantins, geïnspireerd door de instrumentale muziekbronnen uit de 15de eeuw. “Mirar non posso” is bv. geïnspireerd door de Codex Faenza, samengesteld rond 1420. Het orgelboek van het klooster van Buxheim (Buxheimerorgelbuch) stond model voor “Ce jour de l’an” en “Io sum tuo servo”, beide voor twee vedels en luit. Het manuscript 431 van de Gemeentelijke Bibliotheek van Perugia (ca.1490) en de Italiaanse balli beschreven door Domenico da Piacenza (ca.1450), inspireerden hen tot de basse-dance “Amour servir” en de saltarello ‘Ne me Vueillés’, beide van Arnold. De hier bespeelde instrumenten zijn vedel, draailier, blokfluit, chalumeau, pommer, doedelzak, luit, schuiftrompet (slide trumpet) en gitter (middeleeuwse “gitaar”).
Driestemmig
Afgezien van twee Latijnse composities “Celsa sublimatur” van Hugo en “Tota Pulchra es” van Arnold, is alle hier opgenomen muziek driestemmig. De twee onderste stemmen met hetzelfde register, werd in de 15de eeuw de norm voor de komende twintig jaar. Daarna verkozen componisten om de drie stemmen elk in hun eigen register te componeren. Bovendien, plaatsten Arnold en Hugo bijna altijd het vocale bereik (ambitus) van de bovenstem tussen een kwint of een kwart. De handschriften van deze prachtige chansons worden bewaard in de Bodleian Library in Oxford en in het Civico Museo Bibliografico Musicale van Bologna.
Sublieme stemmen
Deze opname toont nog maar eens aan dat een schitterende uitvoering van polyfonie, of het nu wereldlijke of geestelijke polyfonie betreft, staat of valt met de kwaliteit van de solo stemmen. Hun uitvoering van de motetstijl waarin chansons, ondanks vaak schunnige teksten, toen gecomponeerd werden, benadert de perfectie en de klank van de treffend gekozen instrumenten en knap gerealiseerde arrangementen, past wonderwel bij de verheven sfeer van de toenmalige Franco-Boergondische polyfonie. Daarenboven kan u in het bijhorend boekje, de teksten in het oud-Frans, in Duitse, Engelse en modern Franse vertaling volgen. Dit is bijgevolg een magnifieke cd.