Het label Pan Classics viert de tweehonderdste verjaardag van Richard Wagner met de uitgave van een CD set die de rolverdeling van het Bayreuth Festival van 1876 tot 1906 reconstrueert, het tijdperk van Cosima Wagner. 12 cd’s, 93 zangers en meer dan 300 opnamen, gemaakt tussen 1900-1930, brengen dit legendarisch tijdperk weer tot leven.
Richard Wagner overleed in 1883. Hij had de opvoeringen van zijn muziekdrama’s geleid sedert de opening van zijn eigen theater in 1876. Zijn weduwe Herrin Cosima nam als „Gralshüterin“ vanaf 1886 de leiding van de Bayreuther Festspiele op zich en dit tot 1906. Vanaf 1908 werden de Festspiele dan geleid door Der Meistersohn” Siegfried (1869-1930). De opvoeringen van het nieuwe muziektheater dat haar legendarische echtgenoot had bedacht in het Festspielhaus auf dem Grünen Hügel werden onder haar leiding wereldberoemd.
Het aandeel van Cosima in de organisatie en het succes van Bayreuth was reeds groot ten tijde van haar man. De Patronatsverein voor de financiering werd bvb. geleid door Gräfin von Wolkenstein-Schleinitz, een goede vriendin van Cosima. Zijzelf zette het beleid van haar man verder met de strengste en nauwkeurigste discipline (“mit dogmatischer Strenge”), trouw aan de richtlijnen van Wagner. Cosima leidde de Festspiele, samen met de bankiers Friedrich (von) Feustel en zijn schoonzoon Adolf von Groß (de “Bismarck van Bayreuth”), ook met „strikte Ausgabendisziplin“. In 1906 waren de leningen aan het Beierse Koninkrijk overigens terugbetaald. Alleen het “Wort” en de “Wille des Meisters” mochten worden gerealiseerd. Ze kon daarvoor rekenen op de steun van de kleinzoon van de architect Karl Friedrich Schinkel, Hans Paul Freiherr von Wolzogen, dé centrale figuur van de „Wahnfried-Kreis”. Von Wolzogen bedacht overigens het begrip „Leitmotiv” als “Beschreibung von charakterisierenden Tonfolgen”. Hij gaf tussen 1878 en 1938 het tijdschrift Bayreuther Blätter uit, dat Wagner beschouwde als een tijdschrift „zur Verständigung über die Möglichkeiten einer deutschen Kultur“. Von Wolzogen zou in 1936 in het „Zeitschrift für Musik“, Hitler de „Verkörperung des völkischen Geistes“ noemen en hem vergelijken met Richard Wagner. Naast hem werd Cosima omringd door o.a. Heinrich Freiherr von Stein die vanaf 1883 een Wagnerlexicon uitgaf en door Carl Friedrich Glasenapp die in 1877 de eerste Wagnerbiografie schreef en in 1911 een monumentale, vervolledigde, zesdelige Wagnerbiografie „Das Leben Richard Wagners“ publiceerde.
Bayreuthwürdig
Tegen het einde van zijn leven koesterde Richard Wagner de gedachte om naast zijn “Ring” en zijn “Weltabschiedswerk”, het “Bühnenweihfestspiel” “Parsifal”, ook zijn “Tannhäuser” en “Der Fliegende Holländer”, „Bayreuthwürdig“ te maken. Dit zou uiteindelijk gerealiseerd worden in het Cosima-tijdperk. In 1886 leidde en regisseerde Cosima eerst Tristan und Isolde, in 1888 volgde Die Meistersinger von Nürnberg, begin jaren ‘90 volgden Tannhäuser en Lohengrin en in 1896, na 20jaar, opnieuw de “Ring des Nibelungen” met decors van de gebroeders Bruckner uit Coburg en kostuums ontworpen door de schilder Hans Thoma.
Buchstabengetreu
De ensceneringen van Cosima bleven „buchstabengetreu“ aan de zeer gedetailleerde regie-aanwijzingen van Richard Wagner. Zo groeide er in Bayreuth een uitgesproken Stilbildungensschule. Bayreuth werd de “Hort” (zinspelend op de “fluchbeladener Schatz” van de Nibelungen) van authentieke, “mustergültiger Aufführungen”, waarin de door Cosima als “authentisch propagierten”, gedecreteerde “Vortragsstil”, weerklonk. Cosima fixeerde zich in navolging van haar man op “prägnante Deklamation als Ausdrucksmittel” van het Muziekdrama. De gezongen teksten moesten “Textverständlich” zijn, de acteurs/zangers moesten van haar “mit maximalem dramatischem Ausdruck und grösster Klarheit, artikulieren”. „Darsteller“, stelde zij, „So nennen wir mit dem Meister unsere Künstler.“ „Gesangliche Vortrag“, daar ging het om, „edel und schön“. Een „kraftvollen, geraden Gesangston mit schauspielhafter Deklamation“ was belangrijker dan „Stimme und Gesang“. In navolging van haar man regisseerde ze de drama’s vanuit de overtuiging van Wagner: “Ein durch die Musik verklärtes Drama“, waarbij „das erste Organ betreffs dieses Dramas, die Sprache war.“ Daarom eiste ze als Hogepriesteres van het „deutsches Olympia“, zoals prins Wilhelm, de latere Wilhelm II, Bayreuth bij een bezoek in 1886 noemde, volledige „Verständnis und Beherrschung der deutschen Sprache“. Het werk van Cosima als „Vorbild erhabenster überwindung bis zur Unnahbarkeit“ (Eva over haar moeder, geciteerd in Oliver Hilmes’ biografie „Herrin des Hügels“). Eva von Bülow/Wagner (1867–1942) was sinds 1908 de tweede vrouw van de nationaalsocialistische ideoloog Houston Stewart Chamberlain (1855-1927), de auteur van “Grundlagen des neunzehnten Jahrhunderts” (1899), hét standaardwerk van het racistische en ideologische antisemitisme in het Duitsland van na 1920, en van de zes essays „Kriegsaufsätze“ (1915) ( „Deutsche Friedensliebe“, „Deutsche Freiheit“, „Die deutsche Sprache“, „Deutschland als führender Weltstaat“, „England“ en „Deutschland“).
Wanneer het Fespsielhaus in 1888 ook nog eens voorzien werd van elektriciteit, resulteerde dat in de “Schönheit des Farbenspiels des Bayreuther Beleuchtungsapparates”. De opvoeringen werden betoverend. „Erhabenen Täuschung, vollständige illusion auf der Bühne. Meisterschaft ohne gleichen. Verpflichtung auf den Meisterwillen“.
Verbindingspersoon
Cosima was dé verbindingspersoon (hét “Bindeglied“) tussen de “judenfeindlichen Haltung” van Richard Wagner en de in de Villa Wahnfried ontstane kring rond Houston Stewart Chamberlain en de jonge Adolf Hitler. “Vom Meisterwillen zum Fûhrerprinzip” (Michael Karbaum in “ Studien Zur Geschichte Der Bayreuther Festspiele: (1876 1976)“). Vanaf 1917 was ze als „schwarze Witwe“ notoir lid van de Nationalistische Deutschen Vaterlandspartei en tegen het eind van haar leven, ze overleed op 93-jarige leeftijd, onderschreef ze als hoofd van de Bayreuther Gesellschaft, het Gründungsmanifest zum Kampfbund für deutsche Kultur van de Nationalsozialistische Gesellschaft für deutsche Kultur. In 1923 kwam dan voor de eerste keer, in het kader van de jaarlijkse Deutschen Tage georganiseerd door de Deutschvölkischen Schutz- und Trutzbund, de dan 34-jarige Adolf Hitler naar Bayreuth. Wagners schoondochter Winifred zou hem later papier en inkt bezorgen in de gevangenis waarmee hij zijn autobiografie kon schrijven. Zijn autobiografie kreeg de titel “Mein Kampf”.
Op het ogenblik dat de Gramophone and Typewriter Company opnamen maakte, behoorde Wagner wereldwijd tot de meest gespeelde componisten. Wagners muziek was dus ooit “populair”.
12 cd’s
De 12 cd’s bieden fragmenten uit tal van opera’s en liederen van diverse componisten, maar uiteraard vooral uit Der fliegende Holländer, Tannhäuser, Lohengrin, Tristan und Isolde, Die Meistersinger von Nürnberg en Parsifal. De opnamen werden gemaakt in Bayreuth maar ook in andere operahuizen. We beluisteren o.a. de bas Allan C. Hinckley, de tenor en bariton Rudolf Berger, de bas Paul Knüpfer, de bariton Anton van Rooy, de sopraan en alt Olive Fremstad, de lyrische en vervolgens Heldentenor Wilhelm Grüning en de legendarische Helden tenor Ernst Kraus, die eerst… bierbrouwer was! Dat waren tijden, hé! Eén van de kostbaarste opnamen is deze door de Weense sopraan Anna von (Bahr-) Mildenburg (1872-1947), die in 1897, nadat ze Brünnhilde gezongen had aan de Hamburgse Opera (toen nog het Hamburger Stadttheater) o.l.v. Gustav Mahler, door hem naar Bayreuth gestuurd werd. Cosima werd haar mentor en tot 1914 zong ze er de belangrijkste sopraanrollen. Weet dat wanneer u naar haar luistert (cd 9/10), u luistert naar de stem van zij die het bed nog heeft gedeeld met Mahler! Tussen 1891 en 1897 was ze nl. zijn geliefde. Misschien was het daardoor dat ze in Bayreuth een legendarische Kundry werd en in 1903 in Wenen, o.l.v. Mahler, één van de meest legendarische Isolderollen ooit, neerzette.
Uitzonderlijk historisch getuigenis
Sommige zangers zijn goed gedocumenteerd (Ernst Kraus), andere meer gefragmenteerd (Hans Breuer). Afhankelijk van de omstandigheden zijn er weinig opnamen van de rollen die zij zongen (Johanna Gadski). Soms overleefden slechts fragmenten (de sopraan Luise Reuss-Belce die ook regisseerde) of de opnamen werden gemaakt, lang nadat de zangers het toneel van Bayreuth al hadden verlaten (Theodor Bertram). Maar hoe dan ook, dit is een uitzonderlijk historisch getuigenis van de wagneriaanse zangkunst in het tijdperk van Cosima. Een box die bijna de complete bestaande, vocale erfenis van het vroege Bayreuth reconstrueert. Van onschatbare waarde. Deze documenten geven in hun totaliteit een scherp, levendige beeld van de stijl van zingen tijdens het Cosima tijdperk, want ondanks de nauwelijks genietbare klankweergave, krijgen we toch nog een duidelijk idee van de kwaliteit van de stemmen en hoe zoet en toch sterk een Zwischenfach, een baritonaal gekleurde tenor, Heldenbaritons (bvb. Holländer, Wotan/Wanderer, Gunther en Hans Sachs) of een “silbern klingende” Jugendlichen Heldentenor ooit geklonken moeten hebben. Spijtig dat we Heinrich Vogl en Georg Unger er niet bij hebben, want dan konden we nog eens luisteren naar de legendarische Siegmund, Siegfried en Loge uit Wagners tijd. Deze personages waren nl. hun specialiteit, niet alleen in Bayreuth maar in alle Duitse operahuizen. Twee van de drie Parsifals uit juli-aug. 1882, Heinrich Gudehus en Ferdinand Jäger moeten we ook missen, maar Herman Winkelmann, de derde Parsifal hebben we wel. In elk geval biedt de box de gelegenheid om verder terug te gaan dan de dramatische sopranen Kirsten Flagstad, Frida Leider, Astrid Varnay, Birgit Nilsson, Leonie Rysanek, Hildegard Behrens of Gwyneth Jones, die fantastisch waren maar die al te zeer eenzijdig als voorbeeld genomen worden zonder rekening te houden met de zangwijze en de stemkwaliteiten van hun ooit legendarische voorgangsters met hun vermogen tot lyriek in de diepte en hun “Durchschlagskraft” van hun “Mittellage”. Luister maar eens.
Voor de eerste keer kunnen de overgeleverde geluidsdocumenten uit het Cosima tijdperk beluisterd worden in hun totaliteit en vergeleken worden met de idealen van de stijlformatie. Het resultaat is toch verbluffend. De auditieve documenten zijn weliswaar niet zo uniform als onderzoek nu toe had verondersteld en zeker niet zo conform aan wat Cosima Wagner en Julius Kniese trachtten te bereiken. Er was weliswaar een Bayreuth stijl, maar niet alle zangers hielden zich daar aan of namen dat over.
We kunnen de sopraan Lilli Lehmann, de mezzo Marianne Brandt en de tenor Hermann Winkelmann beluisteren, die nog met Wagner zelf samengewerkt hebben, onze eigenste tenor Ernest van Dyck en we kunnen Cosima’s lievelingszanger, de tenor en neuroloog! Alfred von Bary en haar ideale Wagner-bas, Felix von Kraus ontdekken. En naast orkest zijn er ook opnamen met pianobegeleiding.
Achtergrondinformatie
De box is voorzien van een heel interessant bijhorend boekje. Daarin geven Wagner-specialist Rüdiger Pohl (°1960) en Michael Seil van het Deutsche Richard Wagner Gesellschaft, interessante achtergrondinformatie, vinden we de gedetailleerde tracklist en achteraan biografieën van de belangrijkste zangers en zangeressen en hun foto’s, van Anthes en Bachmann tot Wirl en von Zanilowski. De box laat ons o.a. ook de vergeten Berlijnse dirigent Bruno Seidler-Winkler (1880-1960) herontdekken. Hij was künstlerischer Aufnahmeleiter van de Duitse Edison-Gesellschaft en was van 1903 tot 1923 künstlerischer Direktor van Deutsche Grammophon. Ten tijde van de opnamen in deze box was hij amper een twintiger!
The Cosima Era – The Early Bayreuth Festival Singers 1876-1906 12 cd Pan Classics PC 10288