De pianomuziek van Fauré bestaat o.a. uit 3 “Romances sans paroles” op. 17 (uit ca. 1863), 13 Nocturnes (1875-1921) en 13 Barcarolles (1881-1913), 5 Impromptu’s (1881-1910), 4 Valses-Caprices (1882-1894), Dolly (1893-1896) (suite), georkestreerd door Henri Rabaud, Thema & variaties in cis-klein, op. 73 (1895), 8 Pièces brèves (1899-1902) en 9 Préludes (1909-1910).
Fauré’s stijlevolutie
Gabriel Fauré (1845-1924) componeerde Mélodies, kamermuziek, orkestwerken en koorwerken. Sommige van zijn pianocomposities, gecomponeerd tussen 1860 en 1920, behoren tot zijn bekendste werken. Zijn belangrijkste pianowerken zijn de nocturnes, barcarolles, impromptu’s en de valses-caprices. Deze werden gecomponeerd in verschillende decennia en tonen Fauré’s stijlevolutie, van eenvoudige en jeugdige charme, over de introspectie van de turbulente periode in het midden van zijn leven, tot zijn laatste raadselachtige stijl. Andere opmerkelijke pianostukken, waaronder kortere werken of compilaties zijn de “Romances sans paroles”, de Ballade in Fis, de Mazurka in Si bémol, Thema en Variaties in C en de acht “Pièces brèves”. Voor pianoduo componeerde Fauré de “Dolly Suite” en samen met zijn vriend en oud-leerling André Messager, de uitbundige parodie op Wagner “Souvenir de Bayreuth”. Het merendeel van de pianomuziek is moeilijk om spelen, maar is zelden uitgesproken virtuoos. De componist hield eerder van klassieke en sobere terughoudendheid. Pianist Paul Crossley beseft dat hier als geen ander.
De nocturnes worden samen met de barcarolles over het algemeen beschouwd als Fauré’s beste piano werken. Fauré had grote bewondering voor de muziek van Chopin en componeerde daarom gelijkaardige vormen volgens het patroon van Chopin met rustgevende buitendelen en contrasterende meer turbulente, centrale episoden. Van de zoon van de componist weten we dat de nocturnes niet noodzakelijkerwijs op basis van dromen of emoties waren geïnspireerd. Het waren verheven stukken, sommige lyrisch, angstig of elegisch.
De Barcarolles zijn van oudsher populaire liedjes gezongen door de gondeliers in Venetië. Fauré hield niet van de fantasievolle titels die uitgevers aan zijn stukken gaven. Hij zou er de voorkeur aan gegeven hebben om zijn Nocturnes, Impromptu’s en zelfs zijn Barcarolles eenvoudig weg te omschrijven als Pianostukken. Echter, na het precedent van Chopin en Mendelssohn, gebruikte Fauré de term Barcarolle als een evocatie van het wisselend ritme van kabbelend water rond lyrische melodieën, de reflectie van licht in water. Zoals het het geval was met de nocturnes, componeerde Fauré zijn leven lang barcarolles die dan ook eenzelfde stijlevolutie vertonen.
De vier Valses-caprices vormen geen cyclus, maar zijn twee sets van twee, de eerste uit zijn eerste periode, de tweede uit zijn middenperiode. Ze combineren stilistisch de ontwikkeling van de sprankelende stijl van de walsen van Chopin en deze van Saint-Saëns. Ze tonen Fauré op het hoogtepunt van zijn speelsheid, met bv. variaties voor het thema en onverwachte modulaties en toonaarden. Het zijn bewonderenswaardige composities vol sensuele, verheven tederheid.
Fauré componeerde zijn drie “Romances sans paroles” rond 1863 toen hij nog aan de École Niedermeyer studeerde. Hoewel ze niet voor 1880 gepubliceerd werden behoren ze wel tot zijn populairste werken. Ze waren een liefdevol eerbetoon aan de Gallische geest met de opwinding en het gemak van Mendelssohn, de Franse tegenhangers van Mendelssohns Lieder ohne Worte, in Fauré’s eigen herkenbare stijl.
De negen preludes behoren tot de minder bekende pianowerken van Fauré. Hij componeerde ze wanneer hij worstelde met de gedachte dat hij zijn toenemende doofheid moest aanvaarden. Deze bijzondere preludes werden tussen 1909 en 1910 gecomponeerd, te midden van de periode waarin hij zijn opera “Penelope” componeerde, de barcarolles 8 tot 11 en de nocturnes 9 t.e.m. 11. Deze preludes behoren tot de subtielste en meest ongrijpbare pianowerken ooit gecomponeerd. Ze uiten gemengde emoties met een maximale terughoudendheid en een mysterieuze eenvoud. Ze zijn ascetisch maar magisch inventief.
De Ballade uit 1877, opgedragen aan Saint-Saëns, is één van zijn belangrijkste pianowerken. Ze is vooral bekend in de versie voor piano en orkest die Fauré in 1881 componeerde op vraag van Liszt. Het is na zijn Thema en variaties zijn langste pianocompositie. De compositie begint met een andante cantabile thema, gevolgd door een tragere lento episode. In de derde episode, andante, wordt een derde thema geïntroduceerd. In de laatste episode, allegro, keert het tweede thema terug. Hoewel niet helemaal zeker liet Marcel Proust die Fauré persoonlijk kende, zich door deze ballade inspireren voor de “Sonate (phrase) de Vinteuil” van Swann in “Un amour de Swann” in zijn “À la recherche du temps perdu”. Debussy vergeleek het dartel spel met de rondingen en vluchtige bewegingen van een mooie vrouw.
“Par là, la phrase de Vinteuil avait […] épousé notre condition mortelle, pris quelque chose d’humain qui était assez touchant. Son sort était lié à l’avenir, à la réalité de notre âme dont elle était un des ornements les plus particuliers, les mieux différenciés. Peut-être est-ce le néant qui est le vrai et tout notre rêve est-il inexistant, mais alors nous sentons qu’il faudra que ces phrases musicales, ces notions qui existent par rapport à lui, ne soient rien non plus. Nous périrons mais nous avons pour otages ces captives divines qui suivront notre chance. Et la mort avec elles a quelque chose de moins amer, de moins inglorieux, peut-être de moins probable.” (Marcel Proust, in “Un amour de Swann”).
De Britse pianist Paul Crossley (°1944) uit Yorkshire werd ooit ontdekt door Olivier Messiaen en zijn vrouw Yvonne Loriod, die hem hoorden spelen en hem onmiddellijk uitnodigden om in Parijs te studeren. In 1968 was hij tweede prijswinnaar (gezamenlijke prijswinnaar met Japanse pianist Izumi Tateno) in de Messiaen-competitie in Royan in Frankrijk. Crossley is vooral geassocieerd met de muziek van Messiaen en Britse componisten zoals Michael Tippett, Nicholas Maw en George Benjamin. Tippett schreef trouwens zijn derde en vierde Pianosonate specifiek voor Crossley. Zijn uitgebreide discografie omvat de piano werken van Tippett, Fauré, Debussy en Ravel en de Vioolsonaten van Fauré met Arthur Grumiaux. Paul Crossley was van 1988 tot 1994 artistiek directeur van de Londense Sinfonietta Hij presenteerde ook een merkwaardige televisiereeks over avant-garde muziek “Sinfonietta” voor Channel 4. Paul Crossley nam de volledige solo pianomuziek op van Franck, Fauré, Debussy, Ravel, Poulenc, Janacek, Tippett en Takemitsu en won verschillende prijzen waaronder de Diapason d’Or voor zijn opnamen van de complete solo piano werken van Fauré, Ravel en Tippett. Deze box mag u geenszins missen!
Fauré The Complete Piano Works Paul Crossley 5 cd CRD CRD5006