Welke componist heeft nooit een gedicht van Goethe getoonzet? Na schitterende biografieën over Schopenhauer, Schiller, E.T.A. Hoffmann, Nietzsche en Heidegger, heeft Rüdiger Safranski alweer een monumentale biografie geschreven. Dit keer over Goethe. Gedroomde achtergrondinformatie bij o.a. veel, heel veel muziek. Niet uitstellen.
De publicatie van Safranski’s lijvige Goethe biografie in Nederlandse vertaling is een uitgelezen moment en een uitstekende gelegenheid om eens stil te staan bij het quasi onbeperkt universum van Goethe’s teksten die in de loop van de muziekgeschiedenis door tal van componisten gerealiseerd zijn. Want, wie kent nu niet Schuberts “Gretchen am Spinnrade”, “Heidenröslein”,” Erlkönig”, “Mignon” of “Sehnsucht”? Goethe’s “Erlkönig” werd nog tijdens zijn leven door Schubert en Beethoven getoonzet. Franz Liszt maakte piano transcripties van Schuberts lied en het gedicht inspireerde verder Reichardt, Louis Spohr, Carl Loewe en Carl Friedrich Zelter. Deze Zelter krijgt in Safranski’s biografie ruime aandacht.
De Berlijnse componist, leraar en dirigent Carl Friedrich Zelter (1758-1832) was dirigent van de Berlijnse Singakademie, was de oprichter van de Berliner Liedertafel en van het Königliche Institut für Kirchenmusik en was professor aan de Akademie. Hij was de leraar van o.a. Carl Loewe, Otto Nicolai, Felix Mendelssohn en zijn zus Fanny Hensel, van Meyerbeer en van de nu vergeten Edouard Grell. Grell zorgde nochtans als opvolger van Zelter en in navolging van Mendelssohns uitvoering in 1829 van Bachs Mathäus Passion, in 1857 voor de revival van Bachs Weinachtsoratorium. Een andere leerling, de toen nog geheel onbekende 20-jarige Felix Mendelssohn, had nl. in 1829 voor het eerst sinds Bachs dood, diens Matthäus Passion uitgevoerd wat leidde tot de hernieuwde belangstelling voor de muziek van Sebastian Bach. Zelter stelde zelfs zijn Oesterlein ter beschikking. Dat was zijn vleugel van waar Mendelssohn de uitvoering leidde. In 1802 had Goethe Zelter in Weimar leren kennen. Er ontstond een uitzonderlijk hechte vriendschap en een dertig jaar lange correspondentie. Zelter heeft verschillende gedichten van Goethe getoonzet en Goethe prees zijn zachtaardig karakter. Hij noemde Zelter zelfs een genie. Interessant om weten is dat Dietrich Fischer-Dieskau een biografie schreef over Zelter.
Schubert begon gedichten van Goethe te toonzetten in 1814. De componist was toen 17. Samen met “Gretchen am Spinnrade,” was zijn eerste Mignon Lied de toonzetting van Goethe’s “An Mignon” (Über Tal und Fluß getragen), een gedicht uit 1797. Het gedicht behoorde oorspronkelijk tot zijn Singspiel Erwin und Elmire dat in 1775 op muziek gezet werd door Johann André, vriend van Goethe in Offenbach am Main die we samen met Goethe’s toenmalige verloofde Lili Schönemann, aantreffen in Dichtung und Wahrheit. Lili werd echter Mevrouw Türckheim. Alleen al Goethe’s “Ein Veilchen auf der Wiese stand” werd als “Das Veilchen” door ongeveer achttien componisten getoonzet, van Mozart in 1785 tot Othmar Schoeck in 1915, en dan heb ik het nog niet eens over de toonzettingen van de Deense, Zweedse en Engelse vertalingen. Denken we aan Goethe’s “Prometheus”, verschijnen de namen van Schubert (annex orkestratie door Max Reger) en Hugo Wolf. Schuberts lied “Rastlose Liebe” uit 1821 is de toonzetting van het gelijknamig gedicht dat Goethe schreef tijdens een hevige sneeuwstorm in het Thüringse Woud.
Schubert componeerde wel vijf keer Goethe’s “Nur wer die Sehnsucht kennt”. Bepaalde van die liederen kennen we als het “Lied der Mignon” of “Sehnsucht”. Zijn lied “Sehnsucht” D 123, componeerde Schubert op een ander gedicht van Goethe nl. diens “Was zieht mir das Herz so”. Schuberts lied met de titel “Sehnsucht der Liebe” D 180 is daarentegen op een gedicht van Theodor Körner. Een andere belangrijke inspiratiebron voor Schubert was Goethe’s Wilhelm Meister. Goethe schreef “Heidenröslein in 1771 in Straatsburg wanneer hij verliefd was op Friederike Brion. Dit gegeven was in 1928 inspiratie voor Franz Lehár die het verhaal verwerkte in zijn operette Friederike, een versie van Schuberts “Heidenröslein” door Lehár incluis. Denken we ten slotte even aan toonzettingen van Goethe’s Faust, dan spreken we over om en bij de veertig! wereldberoemde componisten. Van liederen en opera’s, werken voor koor en orkest en orkestwerken van Schubert, Berlioz, Liszt en Gounod bv. tot de Faust Fantasie van de Sarasate en opera’s van Pousseur, Schnittke en Pascal Dusapin.
Safranski combineert Goethe’s levensgeschiedenis met filosofie en verbindt die in zijn monumentale biografie tot een totaal tijdsbeeld dat hij het Goethe tijdperk noemt. Safranski vertelt Goethe’s leven in detail, van zijn weinig succesvolle studententijd tot de pijnlijke verliefdheid van de tweeënzeventigjarige op Ulrike, de zeventienjarige dochter van Kammerherrn Hofmaarschalk Joachim Otto Ulrich von Levetzow. Rococo, invloed van Moses Mendelssohn, Sturm und Drang, Empfindsamkeit, Weimarer Klassik, Romantiek, politiek, techniek, Goethe’s zoeken naar de religieuze betekenis van de natuur, niets heeft Safranski over het hoofd gezien. Alles wordt op een heel vlot lezende manier voorgesteld.
Safranski noemt Goethe in zijn boek een gebeurtenis in de geschiedenis van de Duitse geest, een voorbeeld van een geslaagd leven, uiterst invloedrijk, ten diepste verbonden met het maatschappelijk en cultureel leven van zijn tijd, een meester in de levenskunst. Leipzig, Straatburg, Frankfurt, Karlsbad, Teplitz, het hertogdom Saksen-Weimar, steden in Italië waren plaatsen waar Goethe indrukken van en bij persoonlijke ontmoetingen verzamelde.
Neem nu Anna Amalia van Brunswijk. Zij was hertogin en regentes van Saksen-Weimar-Eisenach. In 1772 nodigde ze de filosoof en dichter Wieland als privéleraar naar Weimar uit, gevolgd door Goethe, Herder, Daniel Schubart en Schiller. In de zomer trok het gezelschap dan naar het nabij gelegen Schloss Ettersburg. Anna Amalia speelde klavecimbel, pianoforte, gitaar en harp en componeerde o.a. zangspelen, bv. “Erwin und Elmire” en “Das Jahrmarkts-fest zu Plundersweilern”, beide op tekst van Goethe. Die werden dan in haar privé-theater in Weimar opgevoerd. Sophie prinses van Oranje-Nassau, groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach, een dochter van koning Willem II der Nederlanden en Anna Paulowna, grootvorstin van Rusland, richtte in 1885 het Goethe-Gesellschaft op dat ze vier jaar later omvormde tot het Goethe- und Schiller-Archiv. In 1892 werd het archief dan ondergebracht in een naar het voorbeeld van het petit Trianon ontworpen gebouw. Vandaag heet het archief Klassik Stiftung Weimar.
Safranski’s boek benadert dit misschien laatste universeel genie, zoals hij Goethe noemt, uitsluitend op basis van werken, brieven, dagboeken, gesprekken en aantekeningen van tijdgenoten. De jonge Goethe, zo vertelt hij, groeide nog op in de speelse Rococotijd met een stijve en ouderwetse stadscultuur, hij maakte de Franse revolutie en de nieuwe orde van Europa onder Napoleon mee, maar ook de val van de keizer en de Restauratie. Goethe, zo schrijft Safranski, was iemand die dit alles sensitief en nadenkend registreerde.
Het boek bevat enkele muzikale anekdoten. Zo lezen we o.a. dat er in november 1808 in het theater van Weimar een reprise zou worden gegeven van een weelderig geënsceneerde opera van Ferdinando Paër (leraar van Liszt), met medewerking van de hese tenor Otto Morhardt (bladz. 508), en dat Goethe in die tijd ijverig aan zijn Farbenlehre en zijn Wahlverwandtschaften schreef. We lezen ook dat in 1812 Goethe in Teplitz tussen de babbel uurtjes bij twee keizerinnen door, ook nog tijd vond voor Beethoven. We lezen dat die de draak stak met Goethe’s adellijke-tic maar zich toch verwaardigde hem iets voor te spelen op de piano. Goethe was sterk onder de indruk, schrijft Safranski, hoewel de muziek hem een beetje te luid en gepassioneerd was. Hij had nog nooit zo’n genadeloze kunstenaarsnatuur meegemaakt, zei Goethe later. Ze wisselden ook een paar brieven, maar het bleef bij de hoffelijke omgang, zo besluit Safranski. Zeker, zeker lezen!
Rüdiger Safranski (°1945) is Honorarprofessor Filosofie en Geisteswissenschaften aan de Vrije Universiteit van Berlijn. Hij studeerde in Frankfurt am Main en in Berlijn o.a. bij Adorno en hield dit jaar de openingsrede van de Salzburger Festspiele.
Rüdiger Safranski Goethe kunstwerk van het leven 704 bladz. uitg. Atlas Contact ISBN 9789045026848