Jean-Claude Vanden Eynden en Eliane Reyes spelen prachtig Brahms, Bargiel en Brüll.

Twee Belgische toppianisten laten u op twee piano’s drie onbekende Sonaten ontdekken. Eén van Brahms en twee van zijn twee onbekende tijdgenoten Woldemar Bargiel en Ignaz Brüll. Heel bijzonder.

De 29-jarige Johannes Brahms begon aan een nieuwe compositie in augustus 1862 in Hamm in de buurt van Hamburg. Hij voltooide de compositie in 1864 in Wenen. Het werk was oorspronkelijk gepland als een Strijkkwintet voor 2 violen, altviool en 2 celli naar het voorbeeld van Schuberts subliem Strijkkwintet in C, D 956. In deze versie werd de compositie nog zonder finale, voor het eerst vermeld in een brief van Clara Schumann aan Brahms, van 29 augustus 1862 vanuit Interlaken.

Uit een brief van Clara aan Brahms van 10 maart 1864, bleek dat Brahms zijn Kwintet had herwerkt tot een Sonate voor twee piano’s. Samen met de jonge, Poolse pianist Carl Tausig (1841-1871) die tussen 1862 en 1865 in Wenen woonde, speelde Brahms op 17 april 1864 op een concert van de Weense Singakademie, deze Sonate in fa klein in première. In de zomer van 1864, tijdens Brahms’ verblijf met Clara Schumann in Lichtental nabij Baden-Baden, speelden beiden de Sonate voor de toen 28-jarige, latere gravin Anna van Hessen. De “Landgräfin” was zo begeesterd dat Brahms zijn Sonate aan haar opdroeg en haar het handschrift schonk. Brahms kreeg op zijn beurt van de gravin het handschrift van de nu wereldberoemde Symfonie in sol klein K.550 van Mozart.

Eind oktober 1864 was er in een brief voor de eerste keer sprake van een versie van de Sonate voor Pianokwintet. De eerste uitvoering van dat Kwintet vond plaats op 12 juni 1865 in Basel, in het huis van het koppel Riggenbach-Stehlin, met Brahms aan de piano. De eerste editie van het Pianokwintet Op. 34 verscheen in december 1865 bij J. Rieter-Biedermann. In december 1871 verscheen de Sonate voor twee piano’s als Op. 34b bij dezelfde uitgever. Brahms droeg de beide versies op aan Anna van Hessen. Sindsdien arrangeerde de Engelse componist Robin Holloway het meesterwerk in 2008 voor orkest, en arrangeerde de Amerikaanse componist en arrangeur Nick Norton de compositie in 2013 voor piano en orkest.

Woldemar Bargiel (1828-1897) was de zoon van de piano- en zangleraar, Adolph Bargiel (1783-1841) en zijn vrouw Mariane, geboren Tromlitz, (1797-1872). Moeder was pianiste en zangeres. Haar grootvader was de fluitvirtuoos Johann Georg Tromlitz. Adolph Bargiel was haar tweede echtgenoot. Woldemar Bargiel werd geboren in Berlijn en was de halfbroer van Clara Schumann. Voordat zijn moeder een relatie aanging met zijn latere vader, had ze een ongelukkig huwelijk achter de rug met, Friedrich Wieck, de vader van Clara Wieck/Schumann. Clara was weliswaar negen jaar ouder dan Woldemar maar zus en halfbroer onderhielden desondanks een hechte relatie. Via Clara kwam Bargiel in contact met Schumann en Mendelssohn. Hij kreeg zijn eerste muzieklessen thuis, en later van de bekende Berlijnse muziektheoriedocent Siegfried Wilhelm Dehn. Op aanraden van Schumann en op voorspraak van Mendelssohn ging Bargiel op zijn 16e naar het conservatorium van Leipzig, waar hij les kreeg van Ignaz Moscheles (piano), Niels Wilhelm Gade (compositie), de violist en oprichter in 1850 van het “Bach Gesellschaft”, Moritz Hauptmann (die ook de leraar was Hans von Bülow en Joseph Joachim), en de dirigent van het “Gewandhausorchester”, Julius Rietz.

Bargiel verliet Leipzig in 1850 en keerde terug naar Berlijn. In 1859 kreeg hij een aanstelling aan het conservatorium van Keulen en werd in 1864 hoofd van de muziekschool van de “Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst” in Rotterdam. In 1870 leidde hij met het Toonkunstkoor de eerste Nederlandse uitvoering van Bachs Matthäus Passion in Rotterdam. In 1874 werd hij aangesteld aan de prestigieuze ‘’Hochschule für Musik in Berlijn. Onder zijn leerlingen bevond zich Leopold Godowsky. Naast lesgeven en componeren was Bargiel samen met Brahms, co-editor van de complete uitgave van de werken van Schumann en Chopin. Zijn Sonate voor vierhandig klavier, gepubliceerd in 1864, wordt hier gespeeld in de versie voor twee piano’s.

Ignaz Brüll (1846-1907) werd geboren in Prostějov (Proßnitz) in Moravia. Zijn ouders waren welstellende, Joodse kooplieden. Zijn moeder speelde piano en zijn vader die nauw verbonden was met de Talmoed geleerde Nehemiah Brüll, had een mooie baritonstem. In 1848 verhuisde de familie naar Wenen, waar Brüll voor de rest van zijn leven woonde en werkte. Brüll kreeg als 8-jarige pianoles van zijn moeder en twee jaar later kreeg hij pianoles van Julius Epstein, een professor aan het Conservatorium van Wenen en vriend van Brahms. Een jaar later, in 1857, begon hij compositie te studeren bij Johann Rufinatscha en orkestratie bij Felix Otto Dessoff. In 1860 componeerde de 14-jarige Brüll zijn 1ste pianoconcerto en kreeg zijn eerste publieke uitvoering het volgende jaar in Wenen met Epstein als solist. Verdere aanmoediging om een muzikale carrière na te streven kwam van de vooraanstaande pianist-componist Anton Rubinstein. In 1872 werd hij leraar aan de private “Horak Musikschule” in Wenen en in 1876 componeerde hij zijn hier opgenomen Sonate in re klein op. 21.

In 1882 huwde Brüll met Marie Schosberg, een bankiersdochter die een geziene gastvrouw werd binnen de Weense muzikale en artistieke “Ringstrasse” Society. Brüll richtte zich meer en meer op compositie en speelde veel minder concerten. Hij was ook gastheer voor de vriendenkring van Brahms, waaronder de muziekcriticus Eduard Hanslick, de muziekminnende chirurg Theodor Billroth en componisten als Carl Goldmark, Robert Fuchs en de jonge Gustav Mahler. Toen Brahms zijn nieuwste orkestcomposities wilde laten horen aan een selecte groep kenners in de versie voor twee piano’s, deed hij vaak beroep op Brüll als tweede pianist. Vanaf 1890 werd Brülls nieuwe vakantiewoning, de “Berghof” in “Unterach am Attersee” in Salzkammergut, waar ook Gustav Klimt verbleef, eveneens een sociaal-artistiek trefpunt van de Weense culturele elite. In tegenstelling tot Brahms was Brüll een man van het theater en componeerde hij zeven opera’s. Zijn opera’s omvatte “Das Goldene Kreuz” die jarenlang repertoire hield na de eerste opvoering in 1875, maar uiteindelijk door de nazi’s werd verbannen vanwege Brülls joodse afkomst. Zijn laatste opera, de komische twee-akter “Der Hussar”, ging in 1898 in Wenen in première.

De drie sonaten worden subliem gespeeld door het Duo. U geniet van hun subtiel samenspel, hun mooie fraseringen en intieme expressie, en van hun technische perfectie. Dit is een bijzonder waardevolle en mooie cd met muziek die u zeker moet ontdekken.

Eliane Reyes Jean-Claude Vanden Eynden Sonates pour deux pianos Brahms Bargiel Brüll cd Azur Classical AZC 153

https://www.stretto.be/het-brahms-huis-in-baden-baden/#more-2855