Niet alleen de rijkste delen van India waren ooit in handen van de Britten, ook India´s waardevolle “koh-i-noor”, de beroemdste diamant ter wereld, belandde in Londen.
De “koh-i-noor” is een diamant, afkomstig uit een mijn bij het dorp Kollur in Andhra Pradesh in het Zuiden van India, bekend om zijn diamantmijnen. Hij was tot de 14de eeuw in het bezit van de radja’s van de Kakatiya dynastie in Warangal. Toen Warangal in 1323 door de sultan van Delhi vanuit het Noorden werd veroverd, was de koh-i-noor deel van de oorlogsbuit. De diamant bleef in het bezit van de sultans tot hij in 1526 in handen kwam van de eerste Mogol keizer Babur.
De koh-i-noor bleef daarop lange tijd in het bezit van de Mogol keizers. Shah Jahan liet hem in de beroemde pauwentroon zetten maar in de nadagen van het Mogol rijk wist de Perzische veldheer Nadir Sjah in 1739 Delhi in te nemen en keizer Muhammad Shah gevangen te nemen. Hij kwam volgens de overlevering in het bezit van de grote steen door van tulband te wisselen met de Mogol keizer, die de diamant daarin had verstopt. Toen Nadir Shah de bijzondere edelsteen ontdekte, riep hij uit “koh-i-noor!” (Perzisch voor “berg van licht”).
Nadir Shah bracht de edelsteen naar Perzië, waar de diamant na zijn dood in handen kwam van de Kadjarendynastie. De laatste Perzische eigenaar van de diamant was Shah Shujah Durrani, die met Mahmud Shah tussen 1801 en 1809 om de Perzische troon streed. In 1809 vluchtte hij met de koh-i-noor naar Punjab, waar hij gevangengenomen werd door de soldaten van sikh-maharadja Ranjit Singh. Shah Shujah kocht zich vrij door de maharadja de diamant te geven. Deze droeg de koh-i-noor in zijn tulband. In zijn testament droeg de maharadja de diamant over aan de Jagannathtempel in Puri, een van de belangrijkste hindoetempels van India. Zijn opvolgers besloten echter dat de edelsteen in Punjab bleef.
Toen de Britse East India Company in 1849 het Sikhrijk innam werd de laatste sikh-keizer, Dalip Singh, gevangengenomen. De Britten schonken daarop de koh-i-noor aan koningin Victoria. Verschillende landen, waaronder India en Pakistan, claimen recht te hebben op de edelsteen maar de diamant is nog steeds in het bezit van het Brits koningshuis.
De geschiedenis van de koh-i-noor is jarenlang eenzijdig belicht door de Britten, maar Dalrymple en Anand laten in hun boek zien dat deze geschiedenis niet de juiste is. Ze maken op een historisch verantwoorde wijze, komaf met de mythes rondom de koh-i-noor. De juiste geschiedenis is er nl. een van kolonialisme en de toe-eigening van de diamant tijdens een indrukwekkend deel van de geschiedenis van Zuid- en Centraal-Azië, die eindigde in het Britse Koninkrijk.
Historici William Dalrymple en Anita Anand zetten met dit boek een erudiete en bijwijlen donkere geschiedenis neer van de diamant. Dankzij nieuwe bronnen en het onderzoek van een team moderne gemmologen onder leiding van Alan Hart en John Nels Hatleberg, die onlangs met laser- en röntgentechnieken de vorm konden achterhalen die de koh-i-noor had voor zijn aankomst in Groot-Brittannië, hebben ze een heel nieuwe geschiedenis van de diamant kunnen schrijven.
In het eerste deel van het boek, ‘Het juweel in de troon’, beschrijft William Dalrymple de vroege geschiedenis van de koh-i-noor. Hij las oude Indiase teksten om te zien hoe er in de oudheid over diamanten werd gedacht en hij bestudeerde middeleeuwse en vroegmoderne geschriften over edelstenen uit de tijd van het Mogolrijk met de vraag of een ervan de koh-i-noor zou kunnen zijn. Na de hoofdstukken over die periodes vertelt hij over de tijd dat de koh-i-noor de geschiedenis in ging, van het moment dat hij in handen viel van Nader Shah en via Iran en Afghanistan, in Punjab belandde, tot hij tijdelijk uit het zicht verdween na de dood van Ranjit Singh. Onder Singh was de diamant al een krachtig symbool van macht en soevereiniteit. In het tweede deel van het boek, wordt het verhaal over de koh-i-noor verder verteld door Anita Anand. Zij vertelt gedetailleerd over de meest omstreden periode uit de geschiedenis ervan, de jaren dat hij van een onttroonde jongen werd afgenomen door een koloniale mogendheid en zo terecht kwam in de Britse kroon en de Tower of London.
Ook veranderingen in smaak en mode op het vlak van juwelen, decoratie en persoonlijke opsmuk, en uiteenlopende opvattingen over de alchemistische en astrologische betekenis van edelstenen komen aan bod. Verder brengt het boek een aantal onverwachte en eerder onbekende avonturen van de koh-i-noor aan het licht, bv. dat hij maandenlang verstopt zat in een spleetje in de muur van een gevangeniscel in een afgelegen Afghaans fort, of dat een mullah hem jaren als presse-papier gebruikte zonder te weten dat hij een uitzonderlijk kostbare diamant bezat. Een heel interessant maar ook onderhoudend en spannend verhaal, vol historische feiten en weetjes, en daarenboven boeiend geschreven. Warm aanbevolen.
William Dalrymple en Anita Anand Koh-i-Noor De geschiedenis van ’s werelds bekendste diamant 255 bladz. UItg. Spectrum ISBN 9789000356300