Drie heel vooraanstaande musici hebben voor het label Centaur de integrale bundel voor viool en basso continuo van Johann Walther opgenomen. Een, gezien de moeilijkheidsgraad, gewaagde maar voortreffelijk geslaagde onderneming.
Er is weinig bekend over het leven van de Duitse violist en componist Johann Jakob Walther (1650-1717). Hij zou van 1670 tot 1674 violist in het orkest van Cosimo III geweest zijn en daarna, als collega van de violist Johann Paul von Westhoff (1656-1705), concertmeester van het orkest aan het hof in Dresden. Walthers composities bestaan uit twee volumes, “Scherzi da Violino solo con il basso continuo”, gepubliceerd in 1676, en “Hortulus chelicus”, gepubliceerd in 1688, in tweede druk in 1694 uitgegeven met als titel “Wohlgepflanzter Violinischer Lustgarten”. Walther zou de hier opgenomen “Hortulus Chelicus”, gecomponeerd hebben tussen 1650 en 1688. In deze bundel ging het hem om een technisch hoogstaand, nieuw speelniveau voor de viool. De uitmuntende musici op deze opname spelen allen op historische instrumenten, barokviool, klavecimbel en barokcello.
De Duitse violist en componist Johann Jakob Walther was een succesvolle musicus die het technisch niveau van viool spelen in de zeventiende eeuw in Duitsland naar nieuwe hoogten bracht. Zijn “Scherzi da violino solo” (1676) en “Hortulus Chelicus” (“Kleine Tuin van de Viool”), voor viool en basso continuo bevatten enkele van de moeilijkste stukken, tot dan toe geschreven voor viool, een mijlpaal in de ontwikkeling van de vioolmuziek in de barok. De Scherzi bestaan uit twaalf virtuoze stukken bestemd voor professionele violisten, terwijl “Hortulus Chelicus” achtentwintig stukken van verschillende moeilijkheidsgraad en karakter omvat.
Walther werd wel eens de “Paganini van de zeventiende eeuw” genoemd. Ironisch genoeg was hij het grootste deel van zijn leven een amateurmuzikant. Geboren in Witterda nabij Erfurt rond 1650, reisde hij waarschijnlijk in 1670 naar Italië en was werkzaam als violist in Florence aan het hof van Cosimo III van Toscane. Zijn verblijf in Italië duurde ongeveer drie jaar. Eind 1673 was hij in Dresden aan het hof van Johann Georg II, een bewonderaar van muziek en kunst. Walther werd vervolgens concertmeester in Dresden tot de dood van zijn werkgever in 1680. Hij verliet Dresden voor Mainz, wat het einde betekende van zijn carrière als professionele musicus.
Walther werd priester gewijd en als de Italiaanse gezant van de keurvorst Anselm Franz von Ingelheim, Prins en Aartsbisschop van Mainz, had Walther een comfortabel leven die een aanzienlijke rijkdom vergaarde. Hij overleed op 2 november 1717 en werd begraven op de begraafplaats van St. Emmeran in Mainz.
“Hortulus Chelicus” bestaat uit achtentwintig stukken van verschillend karakter. Achttien van de achtentwintig kunnen worden beschouwd als partita’s in een Preludio-Allemanda, Corrente-Sarabanda en Giga-Finale structuur. De nummers 3, 7, 14 en 27 zijn uitzonderlijk virtuoze variaties op een eenvoudige, herhaalde baslijn. Nummer 14 is van de meest expressieve en muzikaal interessantste. Nummers 19 en 26, die beginnen met een uitgebreid, voorspel gevolgd door een eenvoudige reeks variaties, zijn over het algemeen contemplatief qua karakter. In tegenstelling tot stukken in minder restrictieve, formele structuren zijn de nummers 11 en 15, nabootsingen van geluiden van de kip en de koekoek. Nummer 17 is als het ware een wedstrijd voor twee violen, uitgevoerd op één enkele viool. De fantasierijkste muziek in “Hortulus Chelicus” is nummer 28, ” “Serenata a un coro di violini, organo tremolante, chitarrino, piva, due trombe e timpani, lira todesca, et harpa smorzata, per un violino solo”, waarin de viool met dubbel snarenspel, een pijporgel met vibrato-effect, gitaar, trompetten en pauken, doedelzak en een draailier imiteert. Als grote, finale apotheose van de bundel, behoort de “Serenata” tot de meest flamboyante en extravagante stukken van de barok.
Wat betreft technische moeilijkheden, is “Hortulus Chelicus” als geheel buitengewoon uitdagend, zelfs de eenvoudigste stukken zijn moeilijker uit te voeren dan de meeste vioolstukken uit die periode. Walther schreef twee, drie tot zelfs vier snaren tegelijk voor, en eiste boogtechnieken zoals spiccato en staccato. Hij aarzelde niet om ongewoon hoge noten voor te schrijven en eiste effecten als vibrato, pizzicato en een vibrerende boogtechniek die in onbruik raakte na de barok. In dit opzicht was de bundel een waar compendium van geavanceerde, 17de -eeuwse viooltechniek. “Hortulus Chelicus” behoort in vergelijking met Bibers Rozenkrans Sonaten (c.1676), nog niet tot het standaardrepertoire. De bundel bevat nochtans een rijkdom die de weg gebaand heeft voor Bachs Sonaten en Partita’s voor solo viool uit 1720. Hier zijn de uitvoerders Sean Yung-Hsiang Wang (barokviool), Matthew Dirst (klavecimbel en orge) en Barrett Sills (barokcello). Buitengewoon. Een aanrader.
Sean Yung-Hsiang Wang is oprichter en directeur van de Interculturele New York Music Society, en is docent viool en directie aan de Longy School of Music van Bard College. Hij behaald diploma’s aan het Curtis Institute of Music (viool), Juilliard School (directie) en Stanford Universiteit (muziekgeschiedenis). Matthew Dirst is oprichter en artistiek directeur van het Grammy-genomineerd ensemble “Ars Lyrica Houston”. Hij is professor aan de Moores School of Music van de Universiteit van Houston, waar hij muziekgeschiedenis en prestatiepraktijk doceert. Barrett Sills is de eerste cellist van de Houston Grand Opera en Houston Ballet en is medeoprichter en artistiek directeur van “Camerata Ventapane”.
Johann Walther Hortulus Chelicus Sean Yung-Hsiang Wang Matthew Dirst Barrett Sills 4cd Centaur CRC3493-6