In 1838 reisde Frédéric Chopin met de Franse schrijfster George Sand naar het eiland Mallorca om de Parijse winter te ontvluchten. Ze verbleven er vier maanden in een cel van het Kartuizerklooster van Valldemossa. Chopin kreeg er echter een woordentwist met haar over de betekenis van muziek.
Onder invloed van een visioen nam Chopin in Valldemossa plaats aan zijn piano en componeerde een prelude die hij aan Sand voorspeelde toen ze thuiskwam. Wanneer George Sand de muziek hoorde, meende ze in het ritmisch patroon van de aanhoudend herhaalde noot, het tikken van de regen te herkennen. Chopin wond zich op dat George Sand zijn prelude voorstelde als muziek die louter iets zou nabootsen en keerde zich tegen deze naïeve opvatting van muziek, alsof het enkel een imitatie van de natuur voor het oor was!
In de repetitieve noot die doorheen het hele stuk weerklinkt, herken je inderdaad de regen, schrijft De Munck. Je kan je dus terecht afvragen wie uiteindelijk gelijk kreeg, de componist of de schrijfster? Wie heeft het laatste woord over de ware betekenis van een muziekstuk, de muziek of de taal?
Terwijl Plato muziek zonder woorden nog uiterst verdacht vond, kwam in de 19de eeuw het idee van de ‘absolute muziek’ opzetten. Muziek verklaarde zichzelf onafhankelijk van het woord. Heeft muziek wel iets te betekenen? Wat vertellen de klanken van een muziekstuk? Kan een compositie opgevat worden als een verhaal? De vraag naar de betekenis van muziek loopt als een rode draad door de westerse muziekfilosofie.
Absolute muziek appelleert aan een romantisch verlangen om op te gaan in iets dat ons volledig transcendeert, dat niet van deze wereld is en onze dagelijkse besognes overstijgt. Om aan dit verlangen tegemoet te komen, is het echter wel van belang om deze fictie in stand te houden. Anders dreigt de muziek ‘onttoverd’ te worden en boet ze aan zeggingskracht in. Dat is meteen ook de reden waarom Chopin protesteerde tegen George Sands interpretatie. Het beeld van de regendruppels beperkt de reikwijdte van de muziek door haar vast te pinnen op toevallige weersomstandigheden, terwijl de absolute schoonheid van de prelude er net in schuilt dat ze ook los van haar ontstaanscontext tot ons spreekt.
Marlies De Munck wil er naar eigen zeggen op wijzen dat de scheiding van muziek en taal vruchtbaar is geweest voor de ontwikkeling van de klassieke muziek, maar helemaal niet hoeft te betekenen dat taal geen rol speelt in onze muzikale ervaring. Dit wil niet zeggen, schrijft ze, dat muziek altijd een tekst of begeleidend programma nodig heeft om betekenisvol te kunnen zijn. Wel dat taal ons de concepten aanreikt waarmee we over muziek nadenken. Die concepten bepalen op hun beurt hoe we naar muziek luisteren en welke betekenis we er al dan niet in horen. Op die manier zorgt taal mee voor de immense rijkdom aan betekenissen waarmee een muzikaal leven gezegend is.
In de loop van haar boekje galoppeert Marlies De Munck, docente muziekfilosofie aan de Universiteit Antwerpen, doorheen de geschiedenis van de esthetica. De hoeven van Pegasus die ze berijdt scheren daarbij rakelings langs thema’s als Plato, Boëthius, de Florentijnse Camerata groep, Hanslick en E.T.A. Hoffmann, om briesend halt te houden bij het denken van Susanne Langer en de behaviouristische Peter Kivy. Zij waren twee belangrijke, Amerikaanse filosofen die in hun “Philosophy in a new Key” en “The corded Shell”, in navolging van Frances Hutchinson en de betekenis van tekens en symbolen bij Ernst Cassirer, heel zinnige bedenkingen hebben gemaakt bij het fenomeen betekenis van muziek in verhouding tot het gesproken woord en de weerspiegeling daarvan in de luisterervaring. Hopelijk wekt dit klein, bescheiden maar fijn boekje, uw interesse en nieuwsgierigheid op naar meer muziekfilosofie. Warm aanbevolen.
Marlies De Munck Waarom Chopin de regen niet wilde horen En andere vragen uit de filosofie van de muziek 64 bladz. Uitg. Letterwerk/Epo-distributie ISBN 9789082571240