Samen met de tenor John Heuzenroeder en de mannenstemmen van het koor van de Kölner Akademie, heeft de Kölner Akademie nu de muziek opgenomen die Mozart componeerde voor uitvoeringen tijdens maçonnieke bijeenkomsten. Mozart was in de laatste zeven jaar van zijn leven vrijmetselaar. Hoewel hij reeds in Salzburg bepaalde vrijmetselaars teksten toonzette, componeerde hij in Wenen liederen en cantaten voor verschillende gelegenheden van de Loge.
Door zijn vriendschap met de schrijver, diplomaat, vrijmetselaar en Illuminaat Otto Heinrich von Gemmingen-Hornberg, met wie hij in 1778 het nu helaas verloren gegaan Duo drama “Semiramis” had geschreven, trad Mozart op 14 december 1784 toe tot de Weense vrijmetselaarsloge “Zur Wohltätigkeit”. Mozart bezocht regelmatig een tweede Weense loge “Zur wahren Eintracht”, waar de beroemde wetenschapper en Illuminaat, Ignaz von Born, lid van was. Daar werd hij op 7 januari 1785, gezel. De Illuminaten waren een genootschap met invloeden uit de theosofie en anti-esoterische Verlichting. Ignaz von Born zou model gestaan hebben voor de hogepriester Sarastro in Mozarts “Zauberflöte”.
In april 1785, een maand na de eerste uitvoering van zijn oratorium “Davidde penitente” (KV 469), meldde ook vader Leopold zich op aandringen van Wolfgang, bij de vrijmetselaars. Kort daarna componeerde Mozart zijn beklijvende “Maurerische Trauermusik” in do-klein (KV 477), ter nagedachtenis van twee overleden loge broeders. In augustus 1791 reisde de familie Mozart naar Praag voor de kroning van Leopold II als koning van Bohemen. Voor die gelegenheid componeerde hij de bestelde opera, “La clemenza di Tito”. Mozart bezocht er de Praagse vrijmetselaarsloge “Zur Wahrheit und Einigkeit”, waar zijn cantate “Die Maurerfreude” uitgevoerd werd. Midden september voltooide de componist de opera, “Die Zauberflöte” op een tekst van de vrijmetselaar Emanuel Schikaneder, lid van de loge “Carl zu den drei Schlüsseln” in Regensburg. Op 15 november 1791 voltooide Mozart zijn allerlaatste werk, de cantate “Die Freimaurercantate”, voor de wijding van de Loge “Zur neugekrönten Hoffnung” in Wenen (foto).
Op de cd staan “Laut Verkünde Unsre Freude”, K623, cantate (“Kleine Freimaurer-Kantate”) voor solisten, mannenkoor en orkest, “Die Ihr des unermesslichen Weltalls Schöpfer Ehrt”, K619, cantate (“Eine kleine teutsche Cantate”) voor tenor en pianoforte op tekst van Franz Heinrich Ziegenhagen, “Der Maurerfreude”, K471, cantate voor tenor, mannenkoor en orkest, ter ere van Ignaz von Born, “Lied Zur Gesellenreise”, K468 voor tenor en orgel, “Lobegesang Auf Die Feierliche Johannisloge”, K148 ‘O, heiliges Band …voor tenor, mannenkoor en pianoforte, “Thamos, König in Ägypten”, K345, 4 orkestrale entr’actes voor het toneelstuk van Tobias von Gebler, “Dir, Seele Des Weltalls”, K429 (468a), cantate (Johannisfestkantate) voor tenor, mannenkoor, orkest en orgel, “Ihr Unsre Neuen Leiter”, K484, Lied voor tenor, mannenkoor en orgel, “Zerfliesset Heut’, Geliebte Brüder”, K483, Lied voor tenor, mannenkoor en orgel en “Meistermusik” (“Maurerische Trauermusik”, K477) voor mannenkoor en orkest.
Mozarts “Meistermusik” is in de instrumentale versie bekend onder de naam “Maurerische Trauermusik”. De “Meistermusik” zou volgens de Franse musicoloog Philippe Autexier, de oorspronkelijke vocale versie zijn van de “Trauermusik”. In zijn “Trauermusik” maakte Mozart gebruik van een gregoriaanse melodie, verwijzend naar de Bijbelse klaagzangen van Jeremia. Op zichzelf was dat gezang in verband te brengen met de vrijmetselaarsrituelen. De tekst gaat namelijk over de verwoesting van de tempel in Jeruzalem, een onderwerp dat de vrijmetselaars na aan het hart ligt. De vraag is of die gregoriaanse melodie gezongen werd in de loge. Volgens Autexier was dit het geval. Dat was voor hem de reden om de veronderstelde, oorspronkelijke versie te reconstrueren. Volgens Autexier zou deze versie in 1785 gebruikt zijn voor de wijding van een vrijmetselaar tot ‘meester’. Pas later dat jaar zou dezelfde muziek puur instrumentaal uitgevoerd zijn, ter nagedachtenis van hertog Georg August zu Mecklenburg-Strelitz en graaf Franz Esterházy.
Mozart componeerde het Lied “O heiliges Band” KV 148 in 1772 in Salzburg op een tekst van Ludwig Friedrich Lenz. (“O heiliges Band der Freundschaft treuer Brüder, dem höchsten Glück und Edens Wonne gleich, dem Glauben Freund doch nimmermehr zuwider, der Welt bekannt und doch geheimnisreich”). Het loflied (“Lobgesang”) op de plechtige “Johannis” loge is het oudst bewaard gebleven vrijmetselaarslied en wordt nog steeds bij ceremoniële gelegenheden gezongen door de vrijmetselaars. De driekwartsmaat evenals de herhaling van de laatste strofe door een eenstemmig koor, verwijzen naar de tradities van de vrijmetselaars. Mozart componeerde het lied in een tijd dat hij nog geen vrijmetselaar was. De precieze omstandigheden van het ontstaan van het lied zijn onbekend. Misschien componeerde hij het voor de Vrijmetselaarsloge “Zur Behutsamkeit” in München.
De hier opgenomen, vier orkestrale intermezzi uit de muziek bij het toneelstuk “Thamos, Königin Ägypten”, zijn voorbeelden van Mozarts Sturm und Drang-stijl. Het “Heroisches Drama”, “Thamos”, in 1774 geschreven door de dichter en vrijmetselaar Tobias von Gebler, bevatte opvallende parallellen met het meer openlijk vrijmetselaars-Singspiel, “Die Zauberflöte”. Prachtig en sfeervol gezongen en uitgevoerd. Warm aanbevolen. En, lees voor de gelegenheid ook eens onderstaand boek “Bruder Mozart” van Guy Wagner :
Mozart Masonic Works, Cantatas and funeral music Mario Borgioni John Heuzenroeder Willi Kronenberg Alexander Puliaev Die Kölner Akademie Choir & Orchestra Michael Alexander Willens cd BIS-2294