Fabio Biondi’s zoektocht naar vergeten maar karaktervolle muziek uit de barok, leverde met zijn opname van Francesco Feo’s oratorium “San Francesco di Sales”, alweer een verrassing op. Het is een uitvoering geworden met instrumentale virtuositeit, en overvloedige charme.
Na een universitaire opleiding in Parijs en Padua werd Franciscus (François) van Sales (1567-1622) priester en in 1593, proost van het kapittel van Genève. Aangezien Genève sinds de reformatie calvinistisch was, resideerde de bisschop van Genève in Annecy. Toen in 1602 bisschop Granier overleed, werd Franciscus zijn opvolger. Vanuit Annecy legde Franciscus een grote bekeringsijver aan de dag onder de protestanten van Savoye. Zijn bekendste boek was zijn “Introduction à la vie dévote” uit 1608. Samen met de heilige Frances de Chantal stichtte hij in 1610 de vrouwelijke Orde van Maria Visitatie. Franciscus van Sales overleed in Lyon en werd in 1665 door paus Alexander VII heilig verklaard. In 1877 werd hij door paus Pius IX tot kerkleraar uitgeroepen en Pius XI benoemde hem in 1923 tot beschermheilige van schrijvers en journalisten, vanwege zijn grote literaire activiteit. De congregatie van de salesianen die door Don Bosco werd gesticht, en de Oblaten van de H. Franciscus van Sales (O.S.F.S.) werden naar hem genoemd.
Francesco Feo (1691-1761) werd in zijn tijd vergeleken met Bach en Händel, en Charles Burney beschreef zijn vocale muziek als “vol vuur en vindingrijkheid, met kracht in de melodie en expressie van de woorden”. Feo componeerde opera’s en religieuze muziek die een aanzienlijke vocale virtuositeit vereiste van de uitvoerders.
Tijdens zijn leven werd Francesco Feo zeer gerespecteerd. Hij studeerde vanaf 1704 aan het “Conservatorio di Santa Maria della Pietà” in Napels. Onder de componisten die hij ontmoette waren Leonardo Leo, Giuseppe de Majo, Niccolò Jommelli en Pergolesi, die zijn goede vriend werd. Zijn eerste leraar was Andrea Basso en na 1705, de pas aangestelde Nicola Fago “II Tarantino”. Feo bleef tot rond 1712 aan het conservatorium. In 1713 presenteerde hij zijn eerste opera, “L’amor tirannico, ossia Zenobia”. Voor het carnaval van 1714, componeerde hij het oratorium “Il martirio di Santa Caterina”. Zijn roem begon toe te nemen door de religieuze muziek die hij componeerde voor plaatselijke kerken, zoals zijn “Missa defunctorum” uit 1718, en met zijn recitatieven, aria’s en komische scènes die hij componeerde voor opera’s van andere componisten, die in Napels werden opgevoerd. In 1719 schreef Feo “La forza della virtù”, en vervolgens zijn opera seria “Teuzzone” in 1720. Echte bekendheid kreeg hij met zijn opera seria “Siface, re di Numidia”, voor het Teatro San Bartolomeo in 1723. Het libretto was het eerste dramma per musica van de dan 25-jarige Pietro Metastasio, die net in Napels was gearriveerd.
Door zijn toenemende populariteit werd Feo docent in het “Conservatorio di Sant’Onofrio a Porta Capuana”. Zijn collega was Gabriele Prota. In de volgende zestien jaar werd hij bekend als één van de belangrijkste leraren in Napels. Onder zijn studenten waren Nicola Sabatino, Nicolò Jommelli, Matteo Capranica en Gennaro Manna. In 1739 verliet hij Sant’Onofrio om les te geven aan het “Conservatorio dei Poveri di Gesù Cristo”, ter vervanging van Francesco Durante die net met pensioen was. Feo zou daar blijven tot 1743, bijgestaan door Alfonso Caggi en later Girolamo Abos. In die tijd was hij de leraar van Giacomo Insanguine, die de laatste directeur (primo maestro) van het Conservatorio di Sant’Onofrio in Capuana zou worden, en van de opera componist Gian Francesco de Majo, die opera’s bracht in Wenen en in Mannheim.
Feo componeerde de meeste van zijn oratoria tussen 1723 en 1743, samen met een groot deel van zijn cantaten en andere religieuze muziek. Zijn bekendste oratorium was “San Francesco Salesio, Apostolo del Chablais” (Saint Francis de Sales, de apostel van Chablais, 1734), die vele malen zou worden uitgevoerd in de komende twintig jaar in heel Italië. Voor Rome en Turijn schreef hij nog een zestal opera’s seria en verschillende intermezzi. Net zoals zijn vriend Giovanni Battista Pergolesi in 1734-35 de opdracht kreeg van de “Cavalieri della Vergine dei Dolori”, om een nieuw Stabat Mater te componeren, ter vervanging van dat van Alessandro Scarlatti, zo kreeg Feo de opdracht om de Johannes passie van Scarlatti te vervangen. Feo componeerde in 1738 de serenata “Oreste e Polinice” voor Madrid, en voor de paters van het Heilig Kruis in Praag componeerde hij het oratorium “La distruzione dell’esercito dei Cananei con la morte di Sisara” (1739). Zijn laatste opera, “Arsace”, werd opgevoerd in Turijn voor de heropening van het “Teatro Regio” in 1740. Zijn laatste oratorium, “Ruth”, werd in 1743 in Rome opgevoerd.
In 1743 werd het “Conservatorio dei Poveri di Gesù Cristo” omgebouwd tot een seminarie. Feo stopte met lesgeven, maar ging door met het componeren van religieuze muziek voor Napolitaanse kerken, o.a. voor de “Santissima Annunziata Maggiore”, waar hij in 1726 maestro di capella werd.
“San Francesco di Sales, apostolo del Chablais” is een reeks reflecties en beelden over het werk van deze inspirerende, katholieke bisschop van Genève van het begin van de 17de eeuw. De Chablais was een provincie van het hertogdom Savoye aan het meer van Genève. De regio is nu verdeeld over de Zwitserse kantons Wallis en Vaud en het Frans departement Haute-Savoie. Het oratorium dateert waarschijnlijk van 1734. Deze nieuwe uitgave, de voortzetting van Glossa’s ‘verbintenis met de muziek van de Napolitaanse barok, presenteert Fabio Biondi met het Stuttgarter Kammerorchester en vier van de helderste en meest stijlvolle, vocale solisten van vandaag. De vier vocale solisten/personages zijn Angelo, (Monica Piccinini, sopraan), Eresia, (Roberta Mameli, sopraan), San Francesco, (Delphine Galou, alt) en Inganno, (Luca Tittoto, bas).
De eerste uitvoering van het oratorium van “San Francesco di Sales, Apostolo del Chablais”, vond plaats in januari 1734 in de “Chiesa di Filippini Madonna di Galliera e Filippo Neri” in Bologna (foto). Sommige bronnen vermelden voor de eerste uitvoering weliswaar het jaar 1746 en de kerk “Chiesa Nuova” van de “Congregazione dell Oratorio” van Filippo Neri in Venetië. San Filippo Neri was de stichter van de orde (congregatie) der oratorianen. In elk geval zijn zowel de partituur als de tekst bewaard gebleven in een bibliotheek in Venetië. De partituur voor vier solostemmen, een klein koor en een orkest bestaande uit trompetten, hobo, strijkers en continuo, beantwoordde niet enkel aan de toenmalige praktijk, maar was ook aangepast aan de plaats waarvoor het werk werd bedacht, een kapel. Het oratorium bestaat meer uit beelden dan uit actie. “Inganno” (bedrog) en “Eresia” (ketterij) zijn allegorische personages waartegen Francesco en de Angelo zich verzetten. De auteur van het libretto is onbekend. De muziek getuigt van groot harmonisch meesterschap en van melodieuze/lyrische inspiratie.
De Nederlandse componist en gitarist Manuel de Roo (foto) was verantwoordelijk voor het samenstellen van het muzikaal materiaal voor de recreatie van Feo’s oratorium. “Het handschrift”, merkt de Roo in het bijbehorend boekje op, “bevat een verrassend aantal notities die zorgeloos zijn opgeschreven en bijna onleesbaar. Desondanks hebben we duidelijke oplossingen gevonden voor bijna alle probleempassages door middel van de harmonische context”. Eventuele resterende twijfels werden opgehelderd met de hulp van Fabio Biondi. De Roo vervolgt, “De verscheidenheid van de melodische frasering en ritmische figuratie kan worden gewaardeerd van het begin tot het einde van het werk. Deze rijkdom wordt duidelijk benadrukt door de instrumentatie die onnodige of opzichtige complexiteit vermijdt. Aan de andere kant evolueert de harmonie door het hele oratorium, van eenvoudige cadensale ontwikkelingen aan het begin, tot een verscheidenheid aan steeds rijker gekleurde aria’s. Een ontdekking!
FRANCESCO FEO San Francesco di Sales – Oratorio Bologna 1734 Monica Piccinini, Roberta Mameli Delphine Galou Luca Tittoto Stuttgarter Kammerorchester Fabio Biondi 2 cd Glossa GCD 923409