De celliste Astrig Siranossian, halve finaliste van de Koningin Elisabethwedstrijd in 2017 in Brussel, nam twee belangrijke en superbe celloconcerti op.
Khachaturians (1903-1978) eerste grote compositie was zijn eindexamenwerk, zijn eerste symfonie (1934). Door zijn eerste pianoconcerto (1937) begon hij internationale bekendheid te krijgen, wat verder toenam met zijn magnifiek Vioolconcerto (1940), dat hij voor David Oistrach componeerde. Voor het eerst uitgevoerd in oktober 1946 in de Grote Zaal van het Conservatorium van Moskou, was het Celloconcerto, naast deze voor viool en piano, het laatste van drie concerti, dat de cellist Sviatoslav Knouchevitski o.l.v. Aleksandr Gauk in première speelde. Hoewel het voor het eerst werd opgevoerd in 1946, werd het vele jaren eerder gecomponeerd, toen de componist nl. nog cello studeerde aan het Gnessin Instituut.
De ‘Stalinprijs’ (1941) voor zijn Vioolconcerto die bijdroeg aan zijn internationale faam, en zijn Derde Symfonie, voor het eerst opgevoerd in 1947 voor de 30ste verjaardag van de Oktoberrevolutie, belette niet, na de Zhdanov Besluiten van 1948, evenals Prokofjev en Sjostakovitsj, te worden beschuldigd van het componeren van hermetische, formalistische muziek met te veel dissonanten. In 1948 werd Khachaturian nl. door de zogenaamde Zjdanov-resolutie van modernisme en burgerlijke decadentie beschuldigd. Vanwege de dreigende implicaties voelde Khachaturian zich genoodzaakt zich in het tijdschrift “Sovjetskaja Musik” te verontschuldigen. De aantijging moet hem innerlijk diep geraakt hebben. Na de dood van Stalin in 1953 trok hij dan ook openlijk stelling tegen de bureaucratische bevoogding die volgens hem het artistiek creatief proces tot het niveau van ambtelijke besluitvorming degradeerde.
Het Celloconcert in mi klein is een weerspiegeling van de vroege liefde van Khachaturian voor opera. Vaak beschreven als een sinfonia concertante, bevat het ritmische, melodieuze, virtuoze en populaire elementen. De lange cadens in het eerste deel ging vooraf aan zijn “Sonata-Fantasia” voor cello solo, gepubliceerd in 1974, en bevat verschillende Kaukasische thema’s die nauw verwant waren aan de geschiedenis van zijn Armeense familie.
Het tweede Concerto voor cello en orkest van Penderecki, (°1933) dat in 1982 voor het eerst werd uitgevoerd door Mstislav Rostropovich, is in één beweging gecomponeerd. De architecturale visie in boogstijl, inclusief verschillende cadensen voor het solo-instrument, handhaaft een dramatische sfeer. De componist, die in de jaren ‘60 een voorloper was van het gebruik van klassieke instrumenten als percussie instrumenten, keerde in de jaren ’80 terug naar een tonale, post romantische taal. Penderecki bouwde voort op de erfenis van het gebruik van het instrument als percussie instrument (zijn eerste celloconcerto uit 1972 was daar een voorbeeld van), maar luidde een nieuwe periode in, die geïnspireerd was door zijn voorkeur voor geloof en religieuze muziek.
Eind jaren ‘50 en begin jaren ’60 ging Penderecki nl. op zoek naar nieuwe klanken. In “Threnos” uit 1960, sisten de strijkers soms, klonken ze nog als sirenes, en werd op een bepaald ogenblik, een microtonale cluster gevormd door de samenklank van alle 52 strijkers met elk slechts een kwartoonhoogte verschil. Penderecki dacht er oorspronkelijk aan zijn werk geen titel te geven. Hij schatte de duur van het werk in en dat werd dan in navolging van 4’33”, uit 1952, van John Cage, de titel (“8’26”). Pas toen de Poolse dirigent en componist Jan Krenz (°1926) het werk dirigeerde vond hij de definitieve titel. Het werd “Threnos” (klaagzang), ter nagedachtenis van de slachtoffers van de atoombom op Hiroshima.
In een meer avant-garde taal dan deze van Khachaturian, is het idee van dramatisering erg aanwezig in dit Tweede Celloconcerto. De compositie kenmerkt zich dan ook door gebruik van clusters, glissandi, rusten, geluid, en onderdompeling in extreem tonale passages. Met deze twee werken bieden Khachaturian en Penderecki een volledig beeld van het gebruik van de cello als solo-instrument, beide ondersteund door een zeer intense orkestratie.
Astrig Siranossian begon met muziek op driejarige leeftijd. Vijf jaar later werd ze toegelaten tot de CNR in Lyon, zette haar studie voort aan de CNSM in Lyon, waar ze haar diploma van hogere studies met onderscheiding behaalde. Ze voltooide haar opleiding in Zwitserland aan het conservatorium van Bazel in de klas van Ivan Monighetti, waarbij ze haar Concert Masters en Soloist Masters Degree behaalde. Astrig bespeelt een 1677 Ruggieri-cello, uitgeleend door de Boubo Music Foundation in Binningen. Winnares van de Eerste Prijs en meerdere malen winnares van de Speciale Prijs van de Krzysztof Penderecki Internationale Cellocompetitie, speelde Astrig Siranossian als soliste met beroemde orkesten. Ze speelde o.l.v. Daniel Barenboim, Simon Rattle en Antonio Pappano, en samen met Yo-Yo Ma, Sol Gabetta, Bertrand Chamayou en Daniel Ottensamer in de bekendste concertzalen, o.a. de Musikverein in Wenen, KKL Luzern, Basel Casino, Dijon Opera, Flagey in Brussel, Teatro Colon Buenos Aires, het Kennedy Center Washington.
Haar opname gemaakt in 2016 door het label Claves Records, gewijd aan muziek van Gabriel Fauré, Francis Poulenc en Komitas Vardapet, een Armeens priester, componist, pianist, dudukspeler, zanger, koordirigent, volksliederenverzamelaar, musicoloog en dichter, werd zeer geprezen door de critici. Ze behaalde een “coup de coeur” van de Franstalige/Belgische radio-televisie tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd van 2017. Astrig Siranossian is sinds 2015 “artist in residence” bij de Muziekkapel Koningin Elisabeth en de “Singer-Polignac Foundation”. Ze heeft een kamermuziek cd opgenomen op het Évidence-label, gewijd aan Schubert.
In april 1984 nodigde Waldemar Dąbrowski, directeur van St. I. Witkiewicz Studio Center for the Arts in Warschau, en Franciszek Wybrańczyk, directeur van het toenmalig Pools Kamerorkest, de legendarische violist Sir Yehudi Menuhin uit, om in Polen op te treden als solist en dirigent. Om aan de eisen van het geplande repertoire te voldoen, heeft het orkest het aantal leden verhoogd en beroemde musici uit heel Polen uitgenodigd om samen op te treden. De eerste concerten van het ensemble onder leiding van Yehudi Menuhin werden enthousiast ontvangen door het publiek en geprezen door critici, terwijl Menuhin zelf niet aarzelde om het voorstel van Waldemar Dąbrowski en Franciszek Wybrańczyk te accepteren om de eerste gastdirigent te worden van het nieuw opgericht symfonieorkest, genaamd Sinfonia Varsovia. Een schitterende celloklank, gedreven samenspel, een overweldigende expressie, dynamisch en energiek uitgevoerd. Dit is Top! Warm aanbevolen.
KHACHATURIAN & PENDERECKI CELLO CONCERTOS Astrig Siranossian Sinfonia Varsovia Adam Klocek cd Claves 1802