Hoe was het mogelijk dat een democratie zo volledig en zo snel uiteenviel als Duitsland in de jaren dertig? Hoe kon een democratisch gekozen regering Adolf Hitler toestaan de macht te grijpen? Het antwoord op deze vragen klinkt volgens Carter Hett, tegenwoordig even verontrustend als herkenbaar.
Sinds 1933 hebben historici, filosofen, juristen, psychologen, politici, kunstenaars, schrijvers, musici, sociaalkritische komieken en vele anderen geprobeerd de opkomst van Hitler te verklaren. Dat heeft een heleboel antwoorden opgeleverd. De meeste daarvan zijn verhelderend. Waarom dan terugkeren naar dit probleem? Wat valt er nog te zeggen? Er zijn verschillende antwoorden op deze vraag.
Al vanaf de late jaren twintig riep het politiek spel van de Weimar-republiek verzet op, het nadrukkelijkst van de populistische beweging, geleid door Hitler. Maar zeggen dat Hitler democratisch werd verkozen, is te simpel. Het liet overtuigend zien dat Hitler nooit aan de macht zou zijn gekomen als de andere politici niet hadden geprobeerd hem te paaien – een strategie die ertoe leidde dat zij uiteindelijk met de rug tegen de muur stonden en niet anders konden dan de nazi’s toelaten tot de regering. Het was het misplaatst vertrouwen van een aantal conservatieve en incompetente politici dat Hitler en zijn volgers de middelen gaf om Duitsland te veranderen in een brute dictatuur.
Voor de meeste Duitsers die in 1933 leefden, vormden de Rijksdagbrand en het decreet een cruciaal keerpunt. Walter Kiaulehn, een ervaren Berlijnse journalist bij het Berliner Tageblatt en B.Z. am Mittag, eindigde zijn boek over zijn geboortestad “Berlin. Schicksal einer Weltstadt”, met de woorden: ”Eerst brandde de Rijksdag, toen de boeken en vlak daarna de synagogen. Toen begon Duitsland te branden, Engeland, Frankrijk en Rusland…” Hoe kon dit gebeuren?
Om deze vraag te beantwoorden, schrijft Carter Hett, moeten we ingaan op een bijzonder fenomeen, dat de pijnlijke voedingsbodem was van Hitler en het nazisme: het Duitsland van Weimar. Dit Duitsland was in zekere zin een hoogtepunt van de menselijke beschaving, schrijft hij. De grondwet van de Weimarrepubliek uit 1919 schiep een hypermoderne democratie met een uiterst rechtvaardig, proportioneel kiesstelsel. Het was bovendien een democratie die individuele rechten en vrijheden beschermde, waaronder expliciet de gelijkheid van mannen en vrouwen. Sociaal en politiek activisten vochten, met behoorlijk succes, voor nog meer rechten en vrijheden. Duitsland had de meest vooraanstaande homorechtenbeweging ter wereld. Het had een actieve feministische beweging die net het stemrecht had afgedwongen en nu streefde naar het recht op abortus. Campagnes tegen de doodstraf waren zo succesvol geweest dat de hakbijl in de praktijk nooit werd gebruikt. Aan het begin van de republiek hadden de arbeiders een achturige werkdag met volledige betaling afgedwongen. Joden uit Polen en Rusland kwamen af op de tolerantie en openheid van Duitsland.
Carter Hett plaatst aan de hand van 37 hoofdpersonages en 9 belangrijke politieke partijen, van de Communistische Partij van Duitsland en de Onafhankelijke Sociaaldemocratische Partij van Duitsland tot de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, de situatie van Duitsland in haar internationale context en onderzoekt de internationale invloeden die erop ingewerkt hebben. Net als andere autoritaire, maar populistische bewegingen van die tijd, schrijft hij, waren de nazi’s een reactie op de overweldigende triomf van het mondiale liberale kapitalisme aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. De naoorlogse Anglo-Amerikaanse orde had doctrines van financiële soberheid, gesymboliseerd door de aflossing van schulden en herstelbetalingen en door de terugkeer van de gouden standaard, gekoppeld aan de stabiliteit van de democratie zelf.
De politieke logica bepaalde vervolgens dat de tegenstanders van dit soort bezuinigingsbeleid noodzakelijkerwijs ook tegenstanders van de liberale democratie werden, lezen we. De nazi’s reageerden ook op andere kwesties die hun wereld ontwrichtten en waarvan de meeste terug te voeren waren op de oorlog. Hoe waren nationale grenzen in overeenstemming te brengen met etnische identiteit? Hoe moesten landen omgaan met de rechten van minderheden? Wat moesten ze doen met vluchtelingen en andere migranten? Oorspronkelijke titel “The Death of Democracy. Hitler’s Rise to Power and the Downfall of the Weimar Republic” (uitg. Henry Holt & Company, New York, USA), vertaald door Fred Hendriks. Een aanrader.
Benjamin Carter Hett (°1965) studeerde rechten in Canada en was vier jaar lang advocaat in Vancouver en Toronto, tot hij zich ging toeleggen op geschiedenis. Hij studeerde in 2001 af aan Harvard met een Ph.D. in geschiedenis. Sindsdien doceert hij aan Harvard en aan de Universiteit van New York, waar hij nu universitair hoofddocent Geschiedenis is. Hij is ondertussen één van de bekendste historici van Amerika, gespecialiseerd in de geschiedenis van Duitsland. Eerder publiceerde hij bij Oxford en Harvard University Press, “Burning the Reichstag, An investigation into the Third Reich’s enduring mystery”, “Crossing Hitler, The man who put the Nazis on the witness stand” (over de Duitse jurist Hans Litten) en “Death in the Tiergarten, Murder and criminal justice in the Kaiser’s Berlin”.
BENJAMIN CARTER HETT De populist Adolf Hitler, de ondergang van de Weimarrepubliek en de opkomst van het Derde Rijk 352 bladz. geïllustreerd Uitg. Balans ISBN 9789460038211