“La Sfera Armoniosa” is een Nederlands barokensemble, gespecialiseerd in de uitvoering van muziek uit de zeventiende en achttiende eeuw. Artistiek leider en dirigent is Mike Fentross. Voor hun debuut cd bij Challenge Classics, kozen zij en de sopraan, Johannette Zomer, aanstekelijke aria’s uit vier semi-opera’s van Henry Purcell, “The Prophetess or, The History of Dioclesian”, “The Indian Queen”, “King Arthur” en “The Fairy Queen”. Beluister meteen de “Trumpet Tune” (Track 16) uit “King Arthur”. Grandioos!
Purcell componeerde tussen 1690 en 1695, vijf semi-opera’s, een mengvorm tussen opera en toneel, gezongen toneelmuziek met gesproken dialogen. De masque was eerder een dansspektakel.
“The Prophetess: or, the History of Dioclesian” werd in 1690 in het Londense Dorset Garden Theatre voor het eerst opgevoerd. Het was de eerste van Purcells vijf semiopera’s. Het libretto was gebaseerd op het toneelstuk “The Prophetess” van John Fletcher en Philip Massinger uit 1622, en was een bewerking van Thomas Betterton, één van de belangrijkste acteurs uit het 17de-eeuws Engeland en manager van het Dorset Garden Theatre. Het werk bevat, typisch voor die tijd, ook veel dansen en de choreografie werd verzorgd door Josias Priest. Het werk heeft vijf bedrijven, waarvan het laatste nl. een uitgebreide masque bevat. John Dryden schreef een proloog, maar wegens de kritiek op Koning Willem III van Engeland (Stadhouder Willem III van Nederland), die op dat moment oorlog voerde in Ierland, werd deze reeds na één opvoering verboden.
Het stuk handelt over de Romeinse keizer Diocletianus, maar vooral over de eeuwige strijd tussen plicht en liefde. Diocles is een gewone soldaat, die bemind wordt door Drusilla. Drusilla’s tante Delphia, is een zieneres en zij voorspelt dat Diocles keizer zal worden, als hij ‘het zwijn’ heeft gedood. De soldaat velt veel zwijnen, maar pas als hij Aper, de moordenaar van de vorige keizer Numerianus doodt (Aper = Latijn voor beer of mannetjeszwijn), wordt hij tot mede-keizer uitgeroepen en neemt de naam Dioclesian aan. De huidige keizer, nu mede-keizer, Charinus, heeft een mooie zuster, Prinses Aurelia. Tot woede van de zieneres besluit Dioclesian met haar te trouwen, in plaats van met Drusilla. Delphia stuurt een monster om de huwelijksplechtigheid te verstoren. Vervolgens zorgt zij dat Prinses Aurelia verliefd wordt op Maximian, neef en metgezel van Dioclesian. Na nog enige verwikkelingen krijgt Dioclesian uiteindelijk berouw, geeft zijn co-keizerschap aan Maximian en trekt zich met Drusilla terug in het landhuis van zijn vader. Daar is hij nog niet veilig voor de jaloerse Maximinian, maar wordt gered door Delphia. De finale Masque toont ons het spektakel waarin Delphia met haar magische krachten oproept om de gelukkige afloop te vieren.
“The Indian Queen”, een grotendeels onafgemaakte en één van de minder vaak uitgevoerde toneelmuzieken van Purcell, werd voor het eerst opgevoerd in het Royal Drury Lane Theatre in Londen, in 1695. Het was een herziene versie van het toneelstuk “The Indian Queen” uit 1664 in een proloog en vijf akten, van John Dryden en zijn zwager Sir Robert Howard. In 1694 gaf Thomas Betterton Purcell de opdracht om de muziek er bij te componeren. Purcell, die in november 1695 overleed, kon alleen de muziek componeren voor de Proloog en voor de 2de en 3de akte. Zijn broer Daniel voltooide een masque voor de 5de akte.
“King Arthur, or the British Worthy” op tekst van John Dryden, werd voor het eerst opgevoerd in Londen in juni 1691. Dit was de tweede van Purcells vijf semiopera’s. King Arthur ging in première in het Dorset Garden theater en was een enorm succes, niet enkel commercieel, maar eveneens artistiek.
De toon van het werk is extreem patriottisch, al valt er hier en daar een behoorlijk cynische ondertoon in te bemerken. De librettist John Dryden (foto), die onder de regering van Charles II “poet laureate” was, was nl. zijn post kwijtgeraakt omdat hij zich tot het katholicisme had bekeerd. Na de “Glorious Revolution” van 1689, regeerden William en Mary, een protestantse dubbel monarchie. Deze Nederlandse William III (de Stadhouder Willem III) werd in de laatste aria van het werk door Dryden “ingeburgerd”.
Emmeline is de blinde dochter van Conon, de hertog van Cornwall. De koning van Kent, Oswald, is een Saks. Hij maakt Emmeline het hof, alhoewel zij de verloofde van Koning Arthur is. Oswald besluit de Britten de oorlog te verklaren om Emmeline: daar pas begint het muzikale gedeelte van het werk. De veldslag loopt af in het nadeel van de Saksen, maar Oswald schaakt Emmeline op het eind van het eerste bedrijf. Arthur gaat naar haar op zoek: zijn tovenaar Merlijn heeft hem verteld dat alles wat hij ziet niet echt is. Dwaallichten proberen zijn ridders van de wijs te brengen, Arthur ontmoet Sirenen die naakt baden in een beek en hem proberen te verleiden. Hij belandt in het vierde bedrijf in een betoverd bos. Het komt uiteindelijk tot een verzoening in het vijfde bedrijf, en de opera wordt besloten met een feestelijke masque.
Dryden verrichtte naar eigen zeggen grondig onderzoek naar de oude gebruiken van de Britten en de Saksen, maar tegelijkertijd bevatte het werk een aantal hoogst ironische anachronismen. In een pastorale bieden herderinnetjes de herders opeens huwelijkscontracten aan en de boeren in hun komische liedje schelden op de kerkbelasting. Het werk dient men in de tijdgeest van de Restauratie te plaatsen. Dichters konden zich veel veroorloven en de kritieken op het werk waren dan ook lovend, afgezien van enkelen die tegen de half-naakte sirenen bezwaar maakten. De vele erotische toespelingen waren voor het Restauratie-theater weliswaar allerminst ongebruikelijk.
Op muzikaal gebied behoort King Arthur tot Purcells memorabelste werken: de aria’s “Fairest Isle”, “How blest are shepherds” en “St George” zijn bekend, alsook de dwaallicht scène “Hither, this way” en de echo in “Come if you dare”. Bijzonder geslaagd was eveneens de muzikale uitbeelding van het bibberen van de Koude Genius die oprijst, geïnspireerd door Lully’s muziek voor een soortgelijke scène in de vijfde akte van zijn opera “Isis” uit 1677.
“The Fairy-Queen” werd voor het eerst opgevoerd op 2 mei 1692 in het Queen’s Theatre, (Dorset Garden) in Londen, door het gezelschap ‘The United Company’. Het libretto was een anonieme bewerking van William Shakespeares huwelijkskomedie “A Midsummer Night’s Dream”. De vermoedelijke tekstschrijver of althans mede tekstschrijver was Thomas Betterton, acteur en directeur van het Dorset Garden Theatre, met wie Purcell vaak samenwerkte. De choreografie voor de dansen werd verzorgd door Josias Priest, die tevens had meegewerkt aan “Dioclesian” en “King Arthur”, en betrokken was bij “Dido and Aeneas”. Purcell heeft geen teksten van Shakespeare getoonzet; in plaats daarvan componeerde hij muziek voor korte ‘masques’ in elk bedrijf behalve het eerste. Deze masques waren spectaculaire, vaak allegorische muziek- en dansfantasieën, die hun oorsprong hadden aan het hof van de Tudor-vorsten.
Het stuk zelf werd ook enigszins gemoderniseerd; aangepast aan de toneelconventies van de late 17de eeuw, maar over het algemeen bleef de gesproken tekst deze van Shakespeare. De masques waren eerder metaforisch dan wel letterlijk verbonden aan de tekst. Recent onderzoek heeft aangetoond dat de opera, die eindigt met een masque waarin Hymen, de God van het Huwelijk, de boventoon voert, specifiek geschreven is voor de vijftiende trouwdag van de vorsten William en Mary. Een brief over de eerste opvoering toont aan dat de rollen van Titania en Oberon gespeeld werden door kinderen van acht of negen jaar oud. Vermoedelijk werden dus ook de andere feeën door kinderen gespeeld. Na het vroeg overlijden van Purcell in 1695 bleef zijn opera “Dioclesian” weliswaar tot ver in de achttiende eeuw populair, maar de partituur van “The Fairy-Queen” raakte zoek en werd pas in de vroege twintigste eeuw teruggevonden.
Dirigent en luitist Mike Fentross, specialist in oude muziek, in heel Europa werkzaam als dirigent, solist en basso continuo speler, is hoogleraar luit en basso continuo aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. In 2006 richtte hij het barokorkest “La Sfera Armoniosa op”. Alle eer gaat hier naar hem en naar zijn schitterend ensemble met historische instrumenten, en naar de Nederlandse sopraan, Johannette Zomer, die Purcells kostelijke personages, met haar hoogst ontwikkelde stem en knappe expressie, met verve en charme weet weer te even. Bravo. Warm aanbevolen.
Symphony While The Swans Come Forward Mike Fentross Johannette Zomer La Sfera Armoniosa cd Challenge Classics CC 72783