De heel eigen, bijzondere muzikale stijl van Bohuslav Martinů, die de Tsjechische traditie met moderne idiomen combineerde, weerklinkt in deze concertante werken, uitgevoerd door twee keer twee zussen, de altiste Magali Demesse en het Orchestre Philharmonique de Marseille o.l.v. Lawrence Foster.
Het Concerto voor twee piano’s en orkest is een levendig en ritmisch hoogstandje, energiek en meedogenloos, vol jazzy elementen en vuurwerk. Het Concerto voor twee violen en orkest daarentegen is een warm, lyrisch werk in de romantische traditie. Met zijn ingewikkelde solopartijen, brede melodieën en dansachtige syncopen is het een boeiend en charmant werk. Het Rhapsody-Concerto voor altviool en orkest is een dromerig nostalgisch werk waarvan de eenvoudige melodieën, stralende lyriek en rijke solo partij, het tot een van de meest uitgevoerde altvioolconcerti van de 20ste eeuw maakten.
Bohuslav Martinů componeerde zijn Concerto voor twee piano’s en orkest van begin januari tot 23 februari 1943. “Ik heb de piano’s eerst puur in de zin van solo instrumenten gebruikt met het orkest als begeleiding”, vertelde de componist. “De nogal vrije vorm leunde eerder aan bij het concerto grosso”. Het concerto vereist virtuositeit, briljante pianotechniek en het timbre van dezelfde twee instrumenten roept nieuwe kleuren en nieuwe sonoriteiten op. Mari Kodama is het ermee eens dat de pianopartijen extreem moeilijk zijn. Dat gold ook voor Genia Nemenoff en Pierre Luboschutz, de pianisten die het werk in wereldpremière speelden in Philadelphia in november 1943. Beïnvloed door het barokke concerto grosso (zoals in zijn Concerto voor twee violen en orkest H. 329), zet Martinu het orkest in als tegenhanger van de twee piano’s. Het eerste deel is een ritmisch en pianistisch hoogstandje, waarbij beide piano’s bijna permanent snel toccata spelen. De langzame beweging wordt geïntroduceerd door een cadens die Mari en Momo Kodama omschrijven als snijdende ironie. Na deze oase van rust zet de schitterende Rondo-finale in. Het meesterwerk met de neiging om de Tsjechische sfeer te benadrukken, werd gecomponeerd onder vreselijke omstandigheden, maar de emoties die het uitlokt zijn niet die van wanhoop, maar van opstandigheid, moed en onwrikbaar vertrouwen in de toekomst.
Martinů componeerde het Concerto voor twee violen en orkest tussen mei en juni 1950, in opdracht van de tweeling wonderkinderen Gerald en Wilfred Beal, die vervolgens de solisten waren bij de première in Dallas in januari 1951. Ondanks de grote orkestbezetting is ook hier de concerto-grosso-stijl altijd aanwezig. Het drievoudige concerto gedijt op de buitengewone virtuositeit van de solo-instrumentpartijen. In de onstuimige, eerste beweging wordt de geluidsruimte aanzienlijk uitgebreid. In de middenbeweging wisselen de twee solisten het melodische leiderschap af. De welluidende muziek van de laatste beweging geeft de solo violen opnieuw de gelegenheid om hun virtuositeit te etaleren.
In zijn altviool concerto nam Martinů eerder afstand van de concerto grosso-vorm. Hij schreef de compositie, in opdracht van de Oekraïense violiste Jascha Veissi, tussen maart en april 1952. Dit werk demonstreerde opnieuw hoe Martinů in staat was om tegemoet te komen aan de individuele wensen van zijn opdrachtgevers/instrumentalisten. Het stuk vereist virtuoos spel, maar is tegelijk inhoudelijk zeer rijk en interessant.
De zussen Deborah en Sarah Nemtanu zijn de violistes, de zussen Mari en Momo Kodama de haast strijdende pianisten, en de altiste in de Rapsodie is Magali Demesse. Lawrence Foster, de dirigent, zet met het Orchestre Philharmonique de Marseille een geweldige opname neer . Een schitterend, drievoudig portret van een nog steeds ondergewaardeerde componist. Niet te missen. Warm aanbevolen!
Martinů Double Concertos for Violin and Piano Rhapsody-Concerto for Viola and Orchestra Deborah & Sarah Nemtanu Mari & Momo Kodama Magali Demesse Orchestre Philharmonique de Marseille Lawrence Foster cd Pentatone PTC5186658