De Napolitaan Giambattista Vico (1668-1744) was filosoof, jurist en een voorloper van de geschiedfilosofie. Hij was onder meer hoogleraar in de retorica aan de universiteit van Napels en geschiedschrijver van Karel III van Spanje, die ook onderkoning was van Napels. In zijn “Principi di Scienza Nuova d’intorno alla Comune Natura delle Nazioni“ uit 1725, schreef Vico over de menselijke beschavingsgeschiedenis als een geheel van elkaar opvolgende ontwikkelingscycli, de cyclustheorie of “corsi e ricorsi”.
Mark Blaisse schreef een uiterst onderhoudend, geromantiseerd portret van deze briljante filosoof, anarchist en pechvogel en gidst daarbij de lezer door barok Napels, langs schilderijen, theaters, castraten, vioolbouwers, verboden boekenkasten, bordelen en literaire salons. Een wereld vol populisme, corruptie en alternatieve feiten, maar Vico’s leven en ideeën blijken verbazingwekkend actueel.
Vico stelde dat elk volk drie fases doormaakt, goden, helden en mensen. In het tijdvak van de goden komt religie op, het gezin en andere elementaire instellingen. In het tijdvak van de helden gaat het volk gebukt onder het juk van de heersende adel, waarna in het tijdvak van de mensen, het volk in opstand komt en gelijkheid verwerft. Dit zet ook het uiteenvallen van de maatschappij op gang. Nadat Jules Michelet in 1835 Vico’s “Principe” in het Frans vertaalde, steeg de roem van de filoloog Vico, als belangrijke geschiedschrijver. De filosoof en politicoloog Isaiah Berlin, die onderzoek deed naar ideeëngeschiedenis met het behoud van de culturele diversiteit, prees Vico op zijn beurt de hemel in, cfr. zijn “Vico and Herder: Two Studies in the History of Ideas” en “Three Critics of the Enlightenment” (Vico, Hamann en Herder).
“Giambattista Vico”, zo lezen we, “was een tegendraadse man, koppig en eigenwijs, vaak eenzaam en naar binnen gekeerd. Wat hij wilde was Descartes’ ongelijk bewijzen. De waarheid vond je niet in meetkunde, noch in natuurkunde of zuivere rede. Verstandige mensen, vond Vico, geloofden in vrijheid en helderheid; Descartes’ geometrische oefeningen waren in zijn ogen traag, geforceerd, droog en hinderlijk dwingend. Redenen was prima, maar dan moest je wel gebruikmaken van bevliegingen en argumenten, niet uitsluitend vasthouden aan feiten. Stoïcijnen beweerden dat de plaats van handeling onbelangrijk is, omdat het om de handeling zelf gaat. Zij moesten eens weten wat zij allemaal lieten liggen. Zonder geuren en kleuren, zonder om de feiten heen te draaien, ze te laten ademen en spreken, vond je hooguit een deel van de waarheid”.
Vico, die, geconfronteerd met het denken van de ‘modernen’, onder wie Gassendi, Spinoza, Leibniz, Locke en Descartes, groot bezwaar maakte tegen hun advies filosofie, dichtkunst, geschiedenis en filologie naar het land der fabelen te sturen. Wie uitsluitend proefondervindelijk op zoek gaat naar de waarheid, en de schatten, verborgen in verhalen, mythen en symbolen, links laat liggen, heeft volgens Vico slechts een deel van de waarheid in handen. Wij, de hoofdrolspelers in de geschiedenis, moeten in staat zijn de ware gang van zaken met de hoogst mogelijke waarschijnlijkheid te achterhalen. In die zin is hij het eens met Pascal: absolute waarheid nastreven maakt machteloos en, erger nog, nutteloos. Wie niet meer twijfelt staat stil. Vico’s advies was, gooi het cultureel geheugen niet weg maar koester daarentegen de morele en historische kennis.
De heftige kritiek van Vico, op het empirisme, het cartesiaans denken en de modernen, was een vorm van mentaal patriottisme, dat hij deelde met zijn vriend, de filosoof en wiskundige Paolo Mattia Doria (1667-1746), de auteur van o.a. “Considerazioni sopra il moto e la meccanica de’ corpi sensibili, e de’ corpi insensibili” (1711-12) en “Vita civile” (1753).
“Net als zijn voorbeeld, de Nederlands-Zwitserse wijsgeer Jean Le Clerc (foto), zo lezen we” verder, “geloofde Vico in filosofische filologie als enige betrouwbare gids bij het ontrafelen van de geschiedenis van de menselijke ontwikkeling. Het verlangen om te begrijpen hoe de mens in elkaar zit er wat hem motiveert, was ongetwijfeld Vico’s belangrijkste drijfveer. Zijn doel was het beschrijven van de pathetiek van het menselijk wezen. De ‘Scienza Nuova’ was een leidraad voor de mensheid om zichzelf aan de kaak te stellen, met haar irrationele aspiraties, obsessies en dromen, frustraties en nederlagen”.
“Als sociaal geëngageerde wetenschapper”, gaat het verder, “heeft hij gewezen op de ontwrichtende werking die het nieuwe individualisme, materialisme en egoïsme hadden op de massa’s, die zich niet snel genoeg konden aanpassen aan de veranderde wereld. Met de theorie van de wederkerende historische cycli, de ‘corsi e ricorsi’, is Vico volgens Isaiah Berlin niets minder dan de uitvinder van de geschiedfilosofie. Niet de minsten volgden in zijn historiografische voetsporen, onder wie Oswald Spengler, Arnold Toynbee en Samuel Huntington”.
Vico drong er al op aan om gezond verstand te combineren met zintuiglijke benadering. Net als Derrida zag hij taal als een onuitputtelijke bron van informatie over de ziel en geest van de mensheid. Vico heeft de vergelijkende taal- en mythologie wetenschappen, net als de vergelijkende literatuurwetenschap bedacht en invloed gehad op de ontwikkeling van de antropologie (Lévi-Strauss), de interpretatie van de oudheid (Mommsen) en de psychologie (Freud). Ook is Vico’s benadering van de geschiedenis belangrijk geweest voor Joyce’s roman ‘Finnegans Wake’.
Met rationaliseren en deduceren alleen kom je niet dichter bij de waarheid, aldus Vico, die de rede overigens niet afwees. De overgang van de ene naar de andere fase in de geschiedenis is het gevolg van de gestage overwinning van de ratio over de verbeelding, hij noemde dat de ‘natuurlijke noodzaak’, die de mens voelt om zijn gehele potentieel te verwezenlijken. Hij kwam erachter dat religie in diepste wezen een vorm van fictie was, waarin geen absolute antwoorden te vinden waren. Boeiend.
Het duurde een eeuw voor de historici Jules Michelet en Benedetto Croce, het meesterwerk van de Napolitaan, de ‘Scienza Nuova’, uit het stof haalden en er eindelijk belangstelling kwam voor deze eigenzinnige visionair. Karl Löwith, Umberto Eco, Isaiah Berlin, Edward Said, Peter Sloterdijk en andere Vico-liefhebbers, wijdden vervolgens uitgebreide beschouwingen aan de Napolitaan in boeken over semantiek, historiografie, filosofie, politieke wetenschappen, religie en jurisprudentie. Pas in de 19de- en 20ste eeuw werden Vico’s originele gedachten door derden opnieuw geformuleerd, zodat zij voor een breder publiek toegankelijk werden. Zijn wiskundige redeneringen konden pas met de inzet van moderne logica op hun merites worden gewaardeerd. Een bijzonder interessant, vlot geschreven, onderhoudend boek dat een verruimende tot alternatieve blik biedt op onze cultuurgeschiedenis. Heerlijk. Warm aanbevolen.
Mark Blaisse (°1952) is historicus en publicist. Hij schreef eerder korte verhalen, essays, biografieën, een sprookje en twee dichtbundels.
Mark Blaisse Het orakel van Napels De alternatieve waarheid van Giambattista Vico (1668-1744) 256 bladz. Uitg. Balans ISBN 9789460038228