De Hongaarse pianist, dirigent, pedagoog en componist Ernő/Ernst (von) Dohnányi (1877-1960) werd geboren in Pozsony/Pressburg, Bratislava in het huidige Slowakije. Hij leerde als jongen Johannes Brahms kennen en studeerde compositie aan de Franz Liszt-Muziekacademie in Boedapest bij Hans (eigenl.János) von Koessler, een neef van Max Reger.
Hans von Koessler gaf ook les aan Zoltán Kodály, Béla Bartók en Emmerich Kálmán, de componist van de operettes “Die Csárdásfürstin” en “Gräfin Mariza”. Van 1905 tot 1915 was Dohnányi leraar piano aan het conservatorium van Berlijn en daarna aan de Franz Liszt Muziekacademie in Boedapest. Van 1919 tot 1944 dirigeerde hij de Filharmonie in Boedapest en in 1931 werd hij chef-dirigent van het Hongaars radio-orkest. In 1943 richtte hij het Boedapest Symfonieorkest op. Na een jaar in Argentinië, woonde en werkte hij vanaf 1948 in Miami in Florida en bestudeerde er de Amerikaanse volksmuziek.
Ernő Dohnányi was een bekend pianopedagoog. Tot zijn leerlingen behoorden de wereldberoemd geworden Géza Anda, Georg Solti, György Cziffra, zijn kleinzoon Christoph von Dohnányi, Annie Fischer en Ferenc Fricsay. Ernst von Dohnányi schreef het studieboek: “Die wichtigsten Übungen zur Erlangung einer sicheren Klaviertechnik” en een bekend geworden motto van hem was “Wo Gefahr am größten, da Pedal am nächsten”.
Ernö Dohnányi voelde zich een uitgesproken Hongaarse componist. Eén van de belangrijkste werken waarin dit wordt onthuld zijn de hier opgenomen zeven stukken die bekend staan als “Ruralia Hungarica” op. 32a. Dohnányi componeerde ze in 1923 en gaf ze een echt Hongaars tintje. Hiervoor raadpleegde hij de uitgebreide verzameling Hongaarse en Transsylvanische melodieën die net door Bartók waren uitgegeven.
Dohnányi putte er inspiratie uit en nam een breed scala aan volksmelodieën op in alle bewegingen. Hij deed dit in verschillende vormen. In het eerste deel is het een eenvoudige melodie, in de langzame derde en zesde bewegingen wordt het ontwikkeld tot een droomachtige nocturne. Het vierde deel heeft een sterk Hongaars accent in het ritme van 5/8, maar de sterkste is beslist het tweede deel, waarin hij verschillende melodieën verwerkt in een felle dans die op een csárdás lijkt. Dohnányi maakte verschillende arrangementen van zijn Ruralia. Hij bewerkte vijf bewegingen voor orkest als bijdrage tot de herdenking van het feit dat Buda en Pest vijftig jaar eerder één stad waren geworden en hierna schreef hij een versie voor viool en piano.
De vijf “Humoresken in de vorm van een Suite” op. 17 (1907) dateren van toen Dohnányi les gaf aan de Hochschule für Musik in Berlijn. Ze zijn in wezen romantisch van aard en doen zo nu en dan denken aan Brahms pianomuziek. Zoals de naam al doet vermoeden, zijn het min of meer luchtige stukken, waarvoor hij putte uit muzikale vormen van de 18e eeuw. Het begint met een mars met een steeds terugkerende reeks van vier dalende noten als ostinato, gevolgd door een virtuoos toccata. Het derde deel is een pavane, oorspronkelijk een vroege hofdans, waaraan Dohnányi vier variaties toevoegde. Een ervan is een groet aan Brahms, waarbij hij de melodie van de academische hymne Gaudeamus Igitur gebruikte, iets wat Brahms ook had gedaan in zijn Academische Festival Ouverture. Na de zachte beweging van de pastorale eindigt het werk met een grootschalige, spectaculaire fuga.
De cd eindigt met een “Pastorale op een Hongaars kerstlied”, een klein maar meesterlijk stukje met een uitgesproken Hongaars karakter. Het is gebaseerd op het Hongaars kerstliedje “Mennybôl az angyal” (“De engel uit de hemel”). De compositie opent in een pastorale sfeer met een zachtjes wiegende melodie in de 6/8, typisch voor een pastorale, vergezeld van een open bas, als een herder die de doedelzak bespeelt. Het kerstlied beweegt er zich rustig doorheen als een koraal. Wanneer dit later wordt herhaald in een atmosfeer van rinkelende belletjes, betekent het dat de engel is neergedaald uit de hemel.
Valentina Tóth is een Nederlandse pianiste, die zich door haar deels Hongaarse achtergrond, verdiepte in haar eigen klankwereld en ritmegevoel. Valentina Tóth werd in 1994 in Leeuwarden geboren. Tijdens haar schooltijd volgde Tóth pianolessen bij Tamara Poddubnaya, Nata Tsvereli en Rein Ferwerda. Daarna ging ze piano studeren aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Ellen Corver. In Nederland volgde ze masterclasses bij o.a. bij Ton Hartsuiker, (voor het 20e-eeuws repertoire), Jan Wijn, en in het buitenland, bij de pianisten Malcolm Singer en Ruth Nye. Vanaf haar twaalfde speelde Tóth pianosolo en kamermuziek, niet alleen in Europa maar ook in de Verenigde Staten. Ze ontving eerste prijzen op het Damwoude-pianoconcours, het Nationale Prinses Christina Concours in Den Haag, en het Internationaal Muziekconcours te Stockholm. Daarnaast was ze finaliste op het Steinway Concours en YPF-pianoconcours waar ze soleerde met het Nederlands/Belgisch EnAccord strijkkwartet. Warm aanbevolen.
Ernö Dohnanyi Ruralia Hungarica Humoresken in Form einer Suite Valentine Tóth cd Challenge classics CC72775