John Gray beschrijft de complexe wereld van de verschillende vormen van atheïsme, een traditie die volgens hem even rijk is als die van religie. “Het is tevens een traditie die net zo diep verweven is met religiositeit in plaats van dat dit ‘het tegenoverstelde’ zou zijn”, zo stelt hij.
Het boek, in het Nederlands vertaald door Fred Reurs, laat een bijzonder en veelzijdig licht schijnen op wat menselijk is, en op de denkers die in verschillende tijden en op verschillende plekken, gepoogd hebben om deze kwestie te kunnen begrijpen. In de inleiding “Wat is een atheïst?”, lezen we dat “het definiëren van het begrip atheïsme te vergelijken is met het onder één noemer proberen te brengen van de verscheidenheid aan religies. In navolging van de Britse dichter, criticus en overtuigd atheïst William Empson (1906-1984)”, schrijft Gray, “stel ik me op het standpunt dat het een wezenlijk kenmerk van begrippen als ‘religie’ en ‘atheïsme’ is, dat zij meerdere betekenissen kunnen hebben. Religie noch atheïsme heeft zoiets als essentie”.
“Ze lijken, om een analogie van de filosoof Ludwig Wittgenstein (foto) te gebruiken, meer een soort grote families met herkenbare overeenkomsten, zonder dat zij een enkel gemeenschappelijk kenmerk vertonen”, zo schrijft hij. “Deze zienswijze inspireerde de Amerikaanse pragmatische filosoof William James (foto) tot het schrijven van zijn ‘Varianten van religieuze ervaring’, (“The Varieties of Religious Experience: A Study in Human Nature”) (1902), het beste boek over religie van de hand van een filosoof”. James stelde o.a. dat religieus geloof, ook rationeel kan zijn.
In het vervolg daarop “Wat religie niet is”, lezen we “Wanneer atheïsten zichzelf ongelovig noemen, hanteren zij een religiebegrip dat zij zonder het te beseffen van het monotheïsme hebben overgenomen. Gebruikmakend van Empsons methode”, vervolgt Gray, “neem ik zeven vormen van atheïsme onder de loep”. Empsons hoofdwerk was immers “Seven Types of Ambiguity” (1930) en Gray’s boek heet oorspronkelijk “Seven Types of Atheïsm”.
“De eerste, het ‘nieuw atheïsme”, schrijft Gray, “behelst weinig dat nieuw of interessant is. Het was een overblijfsel uit de 19de eeuw. Na het eerste hoofdstuk kom ik er verder dan ook niet meer op terug. Het tweede type atheïsme is het seculier humanisme, een sacraal relict en een uitgeholde versie van het christelijk geloof in verlossing die zich in deze wereld, dus in de loop van de geschiedenis, zou voltrekken. De derde vorm van atheïsme maakt van de wetenschap een religie. Tot deze categorie behoren het evolutionair humanisme, het mesmerisme, het dialectisch materialisme en het hedendaagse transhumanisme. Vervolgens behandel ik als vierde, gnosticisme en een aantal moderne politieke religies, het jakobinisme, het communisme, het nazisme en het modern, van bekeringsijver vervuld liberalisme”.
“Als vijfde”, vervolgt hij, “bespreek ik het atheïsme van Godhaters als de Markies de Sade, Dostojevski’s romanpersonage Ivan Karamazov en ook William Empson zelf. Het zesde type atheïsme is het atheïsme zonder vooruitgang van de filosoof George Santayana” (foto), (de auteur van “The Life of Reason” (1905-1906) en “The Realms of Being” (1927-1940)) (materie, essentie, waarheid en geest), “en de schrijver Joseph Conrad, die het idee van een goddelijke schepper verwerpen zonder enige piëteit voor de ‘mensheid’ aan de dag te leggen. Het zevende en laatste type is het mystiek atheïsme van de stilte van Arthur Schopenhauer de negatieve theologieën van Spinoza en de Russische fideïst Lev Sjestov (foto), die alle drie op geheel eigen wijze, naar een god verwezen die alle menselijk begrip te boven gaat”. Sjestov plaatste bv. vertrouwen tegenover wanhoop.
“Wie atheïsme en religie wil begrijpen, moet het gangbaar idee laten varen dat zij elkaars tegengestelden zijn”, zo stelt Gray. “Wie inziet wat de overeenkomsten zijn tussen een millenaristiche theocratie” (het geloof dat de wereld 1000 jaar kan bestaan) “in het Münster van de 16de eeuw en het bolsjewistisch Rusland en nazi-Duitsland, heeft een beter zicht op de moderne tijd. Wie inziet dat theologische opvattingen over de onkenbaarheid van God niet veel verschillen van sommige vormen van atheïsme, leert iets over de beperkingen van het menselijk begripsvermogen”.
Gray’s boodschap is dat het huidig atheïsme een voortzetting is van het monotheïsme, maar met andere middelen. Vandaar de eindeloze opeenvolging van surrogaatgoden, zoals de mensheid, de wetenschap, de technologie en de al te menselijke visioenen van het transhumanisme”. “Maar”, schrijft hij, “er is geen reden voor paniek of radeloosheid. Geloof en ongeloof zijn mentale houdingen tegenover een onbegrijpelijke werkelijkheid. Een goddeloze wereld is net zo mysterieus als een wereld doordrenkt van goddelijkheid, en het verschil daartussen is misschien kleiner dan u denkt.” Oef. Een geruststelling. Zeker lezen, dus. Essentieel!
De Britse politiek filosoof en schrijver John Gray (°1948) was hoogleraar European Thought (Europees Denken) aan de prestigieuze “London School of Economics and Political Science”.
John Gray Zeven vormen van atheïsme Een zoektoch om het mens-zijn te begrijpen 240 bladz. Uitg. Het Spectrum ISBN 9789000363681