In zijn “Libro di Pittura” biedt Leonardo inzichten, voorschriften en praktische aanwijzingen voor het schilderen. Het boek is dan ook een onmisbare bron van inspiratie voor schilders, andere kunstenaars en kunstliefhebbers.
Leonardo liet zijn aantekenboeken en manuscripten na aan Francesco Melzi (foto), zijn leerling en trouwe vriend. Melzi stelde daaruit het “Libro di Pittura” samen, het Boek over de schilderkunst van Leonardo da Vinci.
In het voorwoord van deze Nederlandstalige editie beschrijft prof. dr. Michael W. Kwakkelstein de geschiedenis van Melzi’s manuscript. Dit werd tot 1657 in de bibliotheek van de hertogen van Urbino bewaard en ligt sindsdien, als “Codex Urbinas” (Latinus 1270), in de Vaticaanse bibliotheek. Deze Nederlandstalige editie biedt een representatieve selectie van hoofdstukken uit deze Codex.
Leonardo is in zijn “Boek over de schilderkunst” afwisselend streng over de discipline en de ambities die de schilderkunst verlangt van zijn beoefenaars, precies over kwesties als houdingen en verhoudingen van het menselijk lichaam, en praktisch over bijvoorbeeld het tekenen van schaduw en licht en het leven als schilder. Met kracht van argumenten legt hij uit waarom de schilderkunst verheven is boven alle andere kunsten.
“Op uitnodiging van de koning van Frankrijk”, zo lezen we, “verbleef Leonardo vanaf 1516 in Amboise, waar hij drie jaar later op 2 mei overleed. Zijn aantekenboeken en manuscripten liet hij na aan zijn leerling en trouwe vriend, de Milanese edelman Francesco Melzi (ca. 1491/93-1570) die bij zijn sterfbed aanwezig was. Diep bedroefd keerde Melzi terug naar zijn landhuis in Vaprio d’Adda nabij Milaan, waar hij Leonardo’s geschriften en tekeningen met grote trots en zorg bewaarde en deze op verzoek aan belangstellende liet zien. Waarschijnlijk vatte Melzi omstreeks 1540 het plan op om uit de talloze aantekenboeken die hij had geërfd Leonardo’s aantekeningen over de schilderkunst te kopiëren in een manuscript waaraan hij de titel gaf: ‘Boek over de schilderkunst van Leonardo de Vinci, Florentijns schilder en beeldhouwer’”.
“De Codex Urbinas”, zo lezen we verder, “bestaat uit 335 folio’s en bevat 944 hoofdstukken verdeeld over 8 delen. Aan het einde van de codex heeft Melzi een lijst toegevoegd met de omschrijving van 18 aantekenboeken (pezzi di libri) die hij had gebruikt voor de samenstelling van Leonardo’s ‘Boek over de schilderkunst’. Uit het feit dat na elk deel in de Codex Urbinas bladzijden blanco zijn gelaten, die per deel variëren van 4 tot 29, kan worden afgeleid dat de indeling in 8 delen, van tevoren is gemaakt en dat Melzi uiteindelijk minder aantekeningen per deel bijeen wist te brengen dan hij aanvankelijk moet hebben gedacht.”
“Gezien de zorg waarmee de Codex is samengesteld”, zo lezen we verder, “het feit dat de tekst door twee personen is geredigeerd, de toevoeging van een uitgebreide inhoudsopgave en de reputatie die Leonardo als schilder, leermeester en geleerde genoot, is het verrassend dat van de beoogde publicatie is afgezien. Niettemin mogen wij Melzi dankbaar zijn voor zijn inspanningen, omdat na zijn dood in 1750 Leonardo’s geschriften verspreid raakten en er jammer genoeg van de 18 aantekenboeken 11 verloren zijn gegaan. Het aantal met tekst beschreven bladen dat Leonardo bij zijn dood naliet, was dus aanzienlijk groter dan de 6000 bladen die tegenwoordig bekend zijn”.
“In 1651”, vervolgt de auteur, “verscheen in Parijs onder de titel ‘Trattato della pittura di Leonardo da Vinci’ een sterk verkorte versie van de Codex Urbinas. Dit was een luxe editie in groot formaat waarvan tegelijkertijd ook een Franstalige editie werd uitgegeven ( Traitté de la peinture de Léonard de Vinci). De editie kende een enorm succes en wordt tegenwoordig gerekend tot een van de beroemdste kunstboeken aller tijden. Herdrukken en vertalingen in minder kostbare edities verschenen vanaf het begin van de 18de eeuw, terwijl de Codex Urbinas onbekend bleef totdat deze in 1817 in Rome integraal in druk verscheen. Van de verkorte versie verscheen in 1827 in Amsterdam de eerste Nederlandstalige editie, waarvoor de vertaler gebruik had gemaakt van de tweede Franse editie uit 1716”.
“Net als in andere Europese landen”, lezen we, “vond Leonardo’s tekst in Nederland gretig aftrek onder schilders, leermeesters verbonden aan kunstacademies, amateurschilders en kunstverzamelaars. De Nederlandstalige lezer had ruim twee eeuwen eerder al kennis kunnen maken met Leonardo’s regels voor de schilder. Een klein aantal van Leonardo’s praktische aanwijzingen voor de schilder waren door Karel van Mander (1548-1606) vertaald en geparafraseerd in zijn ‘Den grondt der edel vry Schilder-const’ (Haarlem, 1604), waarbij hij Leonardo echter niet bij naam noemde. De uitgever en dilettant Willem Goeree (1635-1711) maakte voor zijn verhandelingen over de tekenkunst (Middelburg, 1668), de schilderkunst (Middelburg, 1670) en de anatomie (Amsterdam, 1682) intensief gebruik van de Franse editie van Leonardo’s ‘Trattato’. In de vele tientallen passages die Goeree uit het Frans vertaalde, maakt hij zijn lezer slechts sporadisch attent op de bron van zijn opmerkingen en adviezen”.
Het eerste deel, Paragone, is de vergelijking tussen de dichtkunst en de schilderkunst. Het tweede deel bevat de voorschriften voor de schilder en het derde deel gaat over de verschillende houdingen en bewegingen van het menselijk lichaam en de verhoudingen van ledematen. Het vierde deel gaat over stoffen en het sierlijk kleden van figuren, en over kleding en soorten stof. De vier daaropvolgende delen gaan over schaduw en licht, bomen en loof, wolken en de horizon. Niet te missen!
Michael W. Kwakkelstein is directeur van het Nederlands Interuniversitair Kunsthistorisch Instituut in Florence en als hoogleraar Beeldende Kunst en Kunsttheorie van de Renaissance in Italië, verbonden aan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Leiden waar hij in 1994 promoveerde op het proefschrift “Leonardo da Vinci as a physiognomist. Theory and drawing practice”. Als gast conservator van Teylers Museum, bereidt hij thans een tentoonstelling voor van tekeningen van Leonardo da Vinci, gepland voor her najaar 2018. Tevens werkt hij in opdracht van het Centrum Rubenianum aan een boek over de anatomische tekeningen van Rubens.
Leonardo da Vinci Boek over de schilderkunst Een selectie Met een Voorwoord van Michael W. Kwakkelstein 166 bladz. uitg. Nieuwezijds epo distributie ISBN 9789057125096