Naxos introduceert twee nieuwe release met muziek van Lully, Telemann, Rameau, Muffat en Marais. De laatste twee werden sterk beïnvloed door de muziek van Lully, die krachtig gepositioneerd was als hofmusicus van koning Lodewijk XIV. Lully liet een rijke erfenis na van dramatische muziek voor orkest en liet met zijn meesterlijk evenwicht tussen grootsheid en finesse, een onuitwisbare indruk na.
Deze opnamen realiseren de lang gekoesterde wens van de Vlaamse fluitist Barthold Kuijken (foto) om Jean-Baptiste Lully en de kracht en intensiteit van de Frans-barokke orkestmuziek die ooit de muzikale wereld in de ban hield, op een historisch verantwoorde wijze uit te voeren. Om de grootsheid, finesse en diversiteit van het genre heeft hij origineel bronnenmateriaal geraadpleegd naar informatie over specifieke boogtechnieken en het gebruik van versieringen. Het resultaat roept treffend het spektakel en de pracht van Versailles op.
Het hofleven met zijn vele feesten, partijen en ontvangsten stelde speciale eisen aan het soort muziek dat een hof musicus diende te componeren. Lully componeerde in zijn begintijd een serie Italiaanse divertissementen en tussen 1655 en 1671, wel dertig balletten. Hij had daarmee grote invloed op de dansstijl aan het koninklijke hof. In plaats van de gebruikelijke muziek die geschikt was voor langzame en statige bewegingen, componeerde Lully levendige dansen op een snel ritme, het menuet, de gavotte en de bourrée.
Een kwart eeuw lang regeerde Jean-Baptiste Lully als de machtigste musicus in Frankrijk, en van daaruit was zijn invloed verspreid over heel West-Europa. Die macht was vooral voelbaar in het theater, in opera en ballet, hoewel hij veel had geïmporteerd uit zijn geboorteland Italië. Hij was ook essentieel in het creëren van een nieuwe stijl van de Franse ouverture. Lully behield Italiaanse componenten als de ouverture (maar met het ‘Frans’ schema langzaam-snel-langzaam), voegde introductiemuziek voor de dansers toe, voegde instrumentale delen bijeen tot symfonieën die sfeer of actie uitdrukten, en introduceerde enkele Italiaanse dansstijlen. Verder introduceerde Lully verschillende nieuwe instrumenten in het strijkorkest zoals hout- en koperblazers, wat nieuwe muzikale mogelijkheden bood, met een specifieke instrumentatie die werd doorgegeven aan zijn opvolgers, onder wie Rameau. Op deze nieuwe cd’s heeft de eminente, Vlaamse fluitist, Barthold Kuijken, het Indianapolis Baroque Orchestra gecreëerd, dat qua bezetting en soort instrumenten, vergelijkbaar is met het instrumentarium van Lully.
“Over de balans van het Frans orkest uit die tijd zijn we goed gedocumenteerd”, vertelt Barthold Kuijken in het bijbehorend boekje. “Terwijl in het operagebouw het orkest vrij groot was om de ruimte te vullen, vervolgt hij””, “is hier gekozen voor een uitvoering met een kleinere bezetting zoals het in elk privé-chateau kon plaats vinden, maar de verhoudingen tussen de instrumenten bleef gelijk. In het operarepertoire tot en met Rameau, was er slechts één vioolpartij, vaak verdubbeld door fluiten of hobo’s. De drie midden partijen, vaak slechts twee na ca. 1700, werden alle gespeeld op altviolen, maar in veel kleinere aantallen (hier één per partij), en werden niet verdubbeld door de houtblazers. Het is zeer waarschijnlijk dat tegen de tijd dat Rameau’s “Dardanus” voor het eerst werd opgevoerd, een veel groter ensemble werd gebruikt, hoewel de numerieke verhouding van de instrumenten op deze cd’s, vrijwel hetzelfde zou zijn geweest”. Kuijken heeft hier o.a. een Suite van dansen met vier Prologen samengesteld. Op de cd’s wordt de juiste balans bereikt door de combinatie van de klank van darmsnaren met de authentieke klank van de houtblazers.
De weinig volumineuze altviool partijen in de tutti-secties is hier dus een bewuste keuze, met respect voor de traditie. De baspartij was dan weer erg sterk, gespeeld door ongeveer hetzelfde aantal musici als de vioolpartij, met fagotten die de bas lijn verdubbelden (hier met driesnarige bassen, klavecimbel en fagot). Als de textuur veranderde van vijf naar drie partijen, speelden de altviolen de twee bovenste partijen niet. Die werden gespeeld door solo-violen, fluiten of hobo’s. De basso continuo werd dan gespeeld door klavecimbel en violone, of werd gespeeld door één altviool. Maar in tegenstelling tot de manuscripten van solo- en kamermuziek uit die tijd, liet Lully weinig duidelijkheid na over de ingewikkelde versieringen die spontaan door de uitvoerders werden gebruikt. Het minutieus onderzoek van Barthold Kuijken herstelt deze ooit belangrijke praktijk.
Op de cd “The Lully Effect” staan de Prologue/Ouverture en de Passacaille uit de 5de akte van “Armide” van Lully, de Ouverture (Suite) in mi klein, TWV (Ouverture, Les Cyclopes, Menuet – Trio , Galimatias en Rondeau en Hornpipe) van Telemann, en 15 Airs en dansen uit “Dardanus” van Rameau. Op de cd “The Versailles Revolution” staan fragmenten uit “Roland” (Tragédie en musique) van Lully, Fasciculus I : “Nobilis Juventus” uit Florilegium secundum (acht suites voor strijkers en basso continuo) uit 1698 van Georg Muffat, en de Ariane et Bacchus Suite uit de gelijknamige tragédie en musique van Marin Marais. Twee schitterende opnamen. Warm aanbevolen.
The Lully Effect Lully Telemann Rameau Indianapolis Baroque Orchestra Barthold Kuijken cd Naxos 8.573867
The Versailles Revolution Indianapolis Lully Muffat Marais Baroque Orchestra Barthold Kuijken cd Naxos 8.573868