Om het meesterwerk zo getrouw mogelijk in zijn oorspronkelijke vorm te herstellen, voerden het Ensemble Aedes en Les Siècles o.l.v. Mathieu Romano, het Requiem uit in zijn originele orkestratie van 1893, op historische instrumenten, en met de uitspraak van het Latijn in Franse stijl zoals in de tijd van zijn creatie.
Maar, deze opname biedt een drievoudige herontdekking. Op de cd staan nl. naast het Requiem van Fauré, “Figure humaine” (Cantate pour double chœur mixte a cappella) van Francis Poulenc, en de “Trois Chansons de Charles d’Orléans” (“Dieu ! qu’il la fait bon regarder !”(1898), “Quand j’ai ouy le tabourin” (1908), en “Yver, vous n’estes qu’un villain” (1898)) van Debussy.
Solisten zijn Roxane Chalard, sopraan en Mathieu Dubroca, bariton, en Sébastien Richaud, viool. Het “Ensemble Aedes” en “Les Siècles” (opgericht in 2003 door François-Xavier Roth), staan o.l.v. Mathieu Romano. De muziek werd opgenomen door “Little Tribeca” in de pas in 2017 geopende “Seine Musicale” (foto’s) in Boulogne-Billancourt en in de Abbaye de la Sainte-Trinité de Lessay (foto) (la Manche/Normandie).
Getekend door het overlijden van eerst zijn vader in 1886 en dan van zijn moeder in 1887, begon Fauré in januari van het volgend jaar, een “Libera me” uit 1877, uit te werken tot muziek, “Un Petit Requiem” voor een begrafenis van een parochiaan wiens naam niet meer bekend is, in de kerk van de Madeleine in Parijs. Fauré was nl. sedert 1874, maître de chapelle van deze kerk en werd er in 1896, organist. Fauré beschikte in de Madeleine over een “maîtrise” van dertig kinderen, versterkt door vier tenoren en vier bassen. Het orkest bestond slechts uit een paar strijkers (een solo viool, gediviseerde altviolen en gediviseerde celli, en een contrabas), een harp, pauken en het orgel. Deze eerste versie werd op 16 januari 1888 in La Madeleine uitgevoerd o.l.v. Fauré en het stuk werd opgedragen ter nagedachtenis aan de architect Joseph La Soufaché, (1804-1887) (bekend voor o.a. zijn werk aan het château de Sceaux), die het jaar ervoor overleden was. “Pie Jesu” werd gezongen door een kind, “un enfant du chœur”, nl. de toen 11-jarige Louis Aubert, die muziekcriticus van Paris-Soir, muzikaal adviseur van Radio Luxembourg en docent aan de Schola Cantorum in Parijs zou worden.
In 1889 werd het Hostias toegevoegd en een jaar later volgde het Libera Me. Deze tweede versie, voor kamerorkest, ging op 21 januari 1893, ook in de Madeleine met Fauré als dirigent, in première. De orkestratie werd vervolgens verrijkt met negen koperen blaasinstrumenten (trompetten, trombones en hoorns) voor een concert in 1892 in de kerk Saint-Gervais in Parijs. Fauré voegde weliswaar geen Sequens (“Dies Irae”) toe. Aldus voltooid, werd het Requiem op 21 januari 1893 uitgevoerd in de Madeleine.
In 1899, gaf Fauré op verzoek van de uitgever Hamelle, zijn partituur zijn definitieve vorm met grote bezetting. Mogelijks was deze versie weliswaar gerealiseerd door de componist, Jean Roger-Ducasse (1873-1954), een leerling van Fauré. Deze uitzonderlijke opname betreft hier weliswaar de intieme versie van 1893, gereconstrueerd door de musicoloog Jean-Michel Nectoux (°1946), specialist van Fauré en Debussy. Lees voor de gelegenheid zijn “Gabriel Fauré : les voix du clair-obscur”, Paris, Flammarion, coll.“Harmoniques” (1990). Fauré’s origineel manuscript (voor kamerorkest) werd in de jaren 1980, ontdekt in de Bibliothèque nationale de France in Parijs, door de Engelse componist, John Rutter (°1945). Deze versie (van 1893) werd uitgegeven door Oxford University Press.
De zorg voor de authenticiteit van deze opname richtte zich in navolging van de opname uit 1930 door het “Chœur de la Société Bach” met orkest en orgel, o.l.v. Gustave Bret (leerling van Charles-Marie Widor en Vincent D’Indy, en organist van de Saint-Sulpice in Parijs), ook tot de Franse uitspraak van het Latijn (“latin gallican”), zoals het toen gebruikelijk was in de Parijse kerken. Daarnaast draagt de keuze van leden van het koor als solisten, bij tot de verfijnde, ingetogen en nederige stemming.
De bas-bariton Mathieu Dubroca (foto) (kennen we ook van de ensembles “Accentus” van Laurence Equilbey en “Les Cris de Paris” van Geoffroy Jourdain), en Roxane Chalard (foto) (kennen we ook van het “Ensemble Correspondances”), komen met hun prachtig fijne stemmen, verstoken van vibrato, nl. dicht bij de oorspronkelijke zuiverheid van de wonderbaarlijke klank van de mooie stem van een zingend kind. Let in het bijzonder op de Hostias-solo van de bariton in het Offertorium, de sopraanaria “Pie Jesu”, en het Libera Me. “Ton Pie Jesu est le seul Pie Jesu, comme l’Ave verum de Mozart est le seul Ave verum”, zei Saint-Saëns ooit tot Fauré. (Saint-Saëns was de leraar van Fauré aan de l’école Niedermeyer in Parijs en was ook organist van de Madeleine). Zo verschijnt in al zijn ontroerende intimiteit, een werk dat te vaak wordt aangetast door een overdreven, romantische lezing en overmatig volume, hoewel zo maar eventjes 250! koorzangers deelnamen aan de creatie van de definitieve versie in zeven bewegingen van het Requiem, op 6 april 1900, in het “Palais du Trocadéro” in Parijs, tijdens de Wereldtentoonstelling. Dirigent was Eugène Ysaÿe.
De hier live opgenomen uitvoering is zeker niet minder boeiend en gevarieerd dan een uitvoering met een grote bezetting. De eenvoud van de sfeervolle orkestratie met viool solo, waarbij het orgel opnieuw een leidende rol krijgt, sluit overdreven, occasionele, dramatische uitbarstingen uit. In plaats daarvan hoort u bv. de gedempte klank van de pauken en het mystiek, diffuus licht van de Introitus en het “Libera Me”, Uniek!
De uitzonderlijke articulatie van de zangers leidde ook tot een prachtige uitvoering van Poulencs “Figure humaine”, gecomponeerd in 1943 in het schilderachtige Beaulieu-sur-Dordogne (foto’s) in het departement Corrèze (regio Nouvelle-Aquitaine), arrondissement Brive-la-Gaillarde. Poulenc weigerde deze cantate te orkestreren, opdat naar eigen zeggen, “deze daad van geloof uitgedrukt kon worden zonder instrumentale hulp, enkel door de menselijke stem”. De tekst van de gedichten van Paul Éluard, werd nog nooit zo mooi en duidelijk gezongen en de drie Chansons van Debussy, besluiten de cd op een meer dan elegante wijze. Ook hier vallen de uitzonderlijke kwaliteit en helderheid van de individuele, vocale partijen op. Magnifiek!
Debussy componeerde zijn drie liederen op teksten van de 15de-eeuwse dichter Charles d’Orleans, (een Franse prins uit het Huis Valois), tussen 1898 en 1908. De eerste en de derde van de drie liederen werden gecomponeerd in 1898 voor een klein amateur koor, opgericht door zijn vriend, Lucien Fontaine. De oorspronkelijke, uitgesproken, modale stijl verdween weliswaar grotendeels in de versie die Debussy in 1908 maakte, gekenmerkt door een meer chromatische stijl. Alleen nog de imitatie stijl in het derde lied, “Yver, vous n’estes qu’un villain” (1898), getuigde nog van de modaliteit van de eerste versie. Het centraal (tweede) lied, “Quand j’ai ouy le tabourin”, werd in 1908 toegevoegd. Over deze compositie schreef Debussy (vrij vertaald) dat hij, “Na het lezen van dit gedicht vol zoetheid en innerlijke muziek (sic), hij het niet kon laten het gedicht sonoor te veruitwendigen”. Henri Matisse maakte er illustraties bij (foto’s)
Na muziekstudie in de Bourgogne, werd Mathieu Romano toegelaten tot het Nationaal Conservatorium van Parijs. Hij studeerde fluit en kamermuziek en orkestdirectie bij Zsolt Nagy, bij hij in 2013 afstudeerde met een masterdiploma. Romano perfectioneerde zich vervolgens in masterclasses van François-Xavier Roth, Pierre Boulez, Susanna Mälkki, Stephen Cleobury, Hans-Christoph Rademann, Catherine Simonpietri en Didier Louis en werd assisient (chef assistant) van François-Xavier Roth, Paul Agnew, Marc Minkowski, Dennis Russell Davies en David Zinman (Frans jeugdorkest in 2013, 2014 en 2015).
Mathieu Romano, ondertussen artistiek directeur en oprichter in 2005 van “Aedes”, toont zich als een fascinerende magiër van stemmen, tegelijk krachtig, verfijnd en intiem in de a capella-werken, en troostend, warm en zacht in harmonie met de strijkers en het orgel, in het Requiem. Dit is een uitvoering die niet alleen de diepzinnige, liturgische woorden treffend verklankt, maar ook de engelenwoorden van Fauré zelf, nl. “Un requiem doux comme moi-même, un requiem dont on a dit qu’il n’exprimait pas l’effroi de la mort ; quelqu’un l’a appelé une berceuse de la mort. Mais c’est ainsi que je sens la mort, comme une délivrance heureuse, une aspiration au bonheur au-delà, plutôt que comme un passage douloureux.” Adembenemend mooi. Onmisbaar! Bravo!
Fauré Requiem Poulenc Figure Humaine Debussy 3 Chansons de Charles d’Orléans Ensemble Aedes Les Siècles Mathieu Romano Mathieu Dubroca Sébastien Richaud Roxane Chalard cd APARTE AP201