Gluck en Haydn aanzagen Joseph Martin Kraus (1756-1792) uit Miltenberg am Main in het noordwesten van Beieren, de hofkapelmeester van Gustaaf III in Stockholm, voor een genie. Deze heel bijzondere uitgave geeft een gedegen indruk van zijn composities, van de toneelmuziek bij “Amphitryon” tot de virtuoze Italiaanse cantates, zijn symfonieën en de vroege strijkkwartetten.
Joseph Martin Kraus demonstreerde op jonge leeftijd talenten als componist en ging verder met een illustere, zij het korte carrière als een veelgeprezen componist. Op de leeftijd van 26, Kraus begon hij aan een vier jaar durende grand tour, ontving hij lofbetuigingen van enkele van de belangrijkste muzikale beroemdheden van die tijd, en bereikte met Haydn, Mozart, Rosetti, Pleyel en Reichardt, een reputatie als één van de zes belangrijkste componisten van zijn tijd.
Als zoon van een ambtenaar aan het keurvorstelijk hof in Mainz, ging Joseph Martin Kraus naar het gymnasium in Buchen (Odenwald). In 1768 zette hij zijn opleiding verder in Mannheim aan het Jezuïetengymnasium, waar hij muziekonderricht kreeg van de paters Alexander Keck en Anton Klein. Kraus had een heel mooie jongenssopraanstem en daarnaast was hij begaafd in het vioolspel, waarin hij waarschijnlijk werd onderwezen door leden van de hofkapel.
In 1773 vertrok hij naar Mainz om zich te verdiepen in filosofie, maar nog datzelfde jaar trok hij naar de universiteit van Erfurt om er, op de uitdrukkelijke wens van zijn vader, rechten te studeren. Erfurt had een dynamisch muziekleven en naast zijn rechtenstudie ging zijn interesse naar muziek. Zeer waarschijnlijk kreeg hij daar compositieles van Johann Christian Kittel, een oud-leerling van Johann Sebastian Bach. In november 1775 werd Kraus echter teruggeroepen naar Buchen, omdat zijn vader verdacht werd van corruptie en er een proces tegen hem was aangespannen.
Een jaar later studeerde Kraus in Göttingen, destijds het centrum van de literaire Sturm und Drang-beweging, de “Göttinger Hainbund”. Op dat moment twijfelde hij onder invloed van de geschriften van o.a. Klopstock, nog of hij zou kiezen voor muziek of voor dichtkunst. In Göttingen componeerde Kraus zijn hier opgenomen, eerste strijkkwartetten, maar voelde er weinig voor om in Duitsland te blijven. Hij vatte het plan op om kapelmeester te worden aan het hof van koning Gustaaf III van Zweden. In april 1778 verliet hij Göttingen en arriveerde drie maanden later in Stockholm.
Daar leefde Kraus echter aanvankelijk in bittere armoede. Pas drie jaar later, na de opvoering van zijn opera “Proserpin” voor Gustaaf III, werd Kraus tweede kapelmeester. Op kosten van de koning ondernam Kraus in 1782 een reis door Europa. De reis van een jaar, die uiteindelijk vier jaar zou duren (cfr. Mozart), voerde hem langs Berlijn, Dresden, Wenen, Venetië, Bologna, Rome, Napels, Parijs en Londen. Tijdens die reis ontmoette hij o.a. Gluck en Haydn, Johann Georg Albrechtsberger, Padre Martini en ging op audiëntie bij paus Pius VI. Intriges aan het hof in Stockholm bemoeilijkten zijn terugkeer en tegen zijn zin bleef hij berooid achter in Parijs. Toen Kraus in 1786 in Stockholm arriveerde, was Georg Joseph (Abbé) Vogler er kapelmeester. Als Ordinarie Capellmästere en lid van de Kungliga Musikaliska Akademien stond Kraus naast het componeren, in voor de reorganisatie van het muziek- en theaterwezen in Stockholm. Leerlingen van hem waren Paul Wranitzky (1756-1808), Pehr Frigel (1750-1842) en Johan Wikmanson (1753-1800).
Op 15 december 1792 overleed hij aan de gevolgen van tuberculose. Zijn zuster, Maria Anna Walburga Lämmerhirt, geboren Kraus, (1765-1838) was een belangrijke Duitse kunstschilderes en hofdame van graaf von Erbach. Zij kreeg les van o.a. Tischbein. In Buchen in de Duitse deelstaat Baden-Württemberg, in het Neckar-Odenwald aan de Siegfriedstraße, kan u het “Bezirksmuseum Buchen” (foto) bezoeken. Naast een streekmuseum is het museum gewijd aan Joseph Martin Kraus en heeft het een verzameling muziekinstrumenten. Meer info op http://www.kraus-gesellschaft.de
Op de vijf cd’s ontdekt u Amphitryon en Olympie (toneelmuziek), de cantaten La Gelosia (1780), La Primavera (1790), La Scusa (1777) en La Pesca (1779) en vijf symfonieën, waaronder de Symfonie in D “Sinfonia da chiesa”, de Symfonie in C, “Violin obligato” en de Symfonie in do klein, ‘Symphonie funébre’, het Fluitkwintet in D en de Strijkkwartetten in sol klein, op. 1 nr. 3 en in D, op. 1 nr. 4. De uitvoerders zijn l’arte del mondo, het Bonner Kammerchor, Concerto Köln o.l.v. Werner Ehrhardt, Chantal Santon (sopraan) (foto), Georg Poplutz (tenor) (foto), Simone Kermes (coloratuur sopraan), Martin Sandhoff (fluit) en het Schuppanzigh Quartet. Een hele, hele ontdekking! Een magnifieke uitgave. Warm aanbevolen.
Net als Mozart was hij een productief correspondent. Kraus ‘intieme brieven aan het gezin geven een ongewoon beeld van de privépersoon, die een deel van het huiselijk leven in de 18e eeuw onder de opkomende middenklasse laat zien. Deze brieven (Indiana University Press – ISBN 9780253012746) (foto) bevatten één van de weinige beschrijvingen van het grote Händel Centenary Festival, kritieken op de opera’s die Piccinni in Parijs heeft opgevoerd, de eerste vermelding in de geschiedenis van Le Nozze di Figaro en beschrijvingen van de kunst en archeologie van Pompeii. Deze documenten zijn niet alleen cruciaal voor het begrijpen van Kraus’ leven en werken, maar ook voor het leven van een belangrijke 18de-eeuwse componist en zijn omgeving.
En, lees voor de gelegenheid misschien ook eens Friedrich W. Riedel:, “Das Himmlische lebt in seinen Tönen. Biographie”, 1992, en Karl Friedrich Schreiber: “Biographie über den Odenwälder Komponisten Joseph Martin Kraus”. Überarbeitete und ergänzte Auflage der 1928 im Verlag des Vereins Bezirksmuseum e. V. Buchen erschienenen Veröffentlichung. Buchen 2006 (zugleich Heft 12 der Schriftenreihe „Zwischen Neckar und Main“ des Vereins Bezirksmuseum Buchen).
Joseph Martin Kraus Amphitryon Cantatas Symphonies Chamber Music diverse uitvoerders 5 cd Capriccio C7325