“Faust” van Charles Gounod door het Croatian National Theatre in Rijeka Opera Orchestra and Choir o.l.v. Ville Matvejeff, op het label Naxos.

.

“Ik had Faust in 1838 gelezen, op de leeftijd van twintig,” schreef Gounod in zijn autobiografie. “Toen ik in 1839, op uitnodiging van de Académie de France, naar Rome vertrok met de eerste prijs voor compositie, nam ik Goethe’s Faust mee, die mij niet los liet”. Gounod vertelde verder dat hij zijn eerste muzikale inspiraties opdeed tijdens nachtelijke wandelingen in Capri en rond Napels. Al in 1842 beweerde een krant dat de jonge componist aan een opera over Faust werkte. Toch nam het project pas in 1845 echt zijn vorm aan onder de invloed van Léon Carvalho, de directeur van het Théâtre Lyrique, en toen Gounod toevallig librettist Jules Barbier ontmoette.

De opera ging op 19 maart 1859 in première in het Théâtre Lyrique. Het bevatte ook gesproken dialogen die tijdens de uitvoeringen in Straatsburg in april 1860, werden vervangen door recitatieven. Vervolgens voegde Gounod in de 2de akte de aria van Valentin “Avant de quitter ces lieux” toe voor uitvoeringen in het Her Majesty’s Theatre in Londen in 1863, en in 1869 in de Opéra Le Peletier (Parijs), het ballet van de Walpurgis nacht, dat ook zeer succesvol was. In Parijs werd Faust tot april 1869, wel 314 keer op de verschillende podia van het Theater-Lyrique opgevoerd, vervolgens van 1869 tot 1875, 166 keer in de Opera (Salles Le Peletier en Ventadour).

Het was eigenlijk alleen Jules Barbier die de echte auteur was van het libretto. De bijdragen van Michel Carré beperkten zich tot de Koning van Thule (“Il était un roi de Thulé”) en het “ronde du veau d’or”. Het libretto onderging weliswaar in de loop van de repetities veel veranderingen. De originele partituur was veel uitgebreider en Gounod moest instemmen met een aantal aangepaste passages, waaronder de opmerkelijke scène in de Harz, het duet tussen Marguerite en Valentin aan het begin van de 2de akte. Het soldatenkoor “Gloire immortelle de nos aïeux…”, oorspronkelijk gecomponeerd voor een geplande Ivan de Verschrikkelijke, werd toegevoegd op vraag van Carvalho, en nam de plaats in van een aria van Valentin. Marie-Caroline Miolan-Carvalho (1827-1895), de eerste Marguerite (foto), was de vrouw van Léon Carvalho. Ze zong als prima donna van het Théâtre Lyrique, vervolgens ook de titelrol in Gounods “Mireille” (1864) en Juliette in zijn “Roméo et Juliette” (1867).

Charles Gounod had als operacomponist in de 19de eeuw grote bijval en populariteit. Hij componeerde in totaal veertien opera’s waarvan Faust de vierde was. Afgeleid van Michel Carre’s toneelstuk “Faust et Marguerite”, was het scenario op zijn beurt gebaseerd op de vertaling van Gerard de Nerval van het eerste deel van Goethe’s Faust. Gounods librettisten Jules Barbier en Carré hebben een diepgaand dramatisch werk geschreven dat enorm populair was bij het negentiende-eeuws publiek. De partituur is bijzonder goed geschreven en bevat een schat aan melodische vondsten voor de hoofdpersonages, Marguerite (hoewel ze pas aan het einde van de eerste akte verschijnt), Faust, de sinistere Mephisto en Valentin.

Gounod kende het meesterwerk van Goethe al twee decennia en combineerde zijn gedenkwaardige gave voor mooie melodieën en een rijke orkestratie met de tekst. Bovendien bood de plot van Fausts veroudering en de verlossing door de heldin Marguerite, de gelegenheid voor de spectaculairste effecten. De hier opgenomen versie van 1864 in Londen met een extra aria en zonder gesproken dialogen of ballet, vertegenwoordigde de 19de-eeuwse, Franse opera op zijn hoogtepunt.

Oorspronkelijk bevatte de partituur ook gesproken dialogen, waardoor het werk minder grandioze opera leek dan de opéra comique bij de eerste uitvoering in het Théatre Lyrique in Parijs. Nog voor de première werden verschillende nummers geschrapt en het beroemd Soldatenkoor Chorus (Akte 3, Scène 2) werd pas op het einde toegevoegd. Gounod reageerde op kritiek en componeerde vervolgens recitatieven die het jaar daarop werden toegevoegd voor opvoeringen in Straatsburg, Rouen en Bordeaux. Voor de productie van 1859 in de Opera van Parijs schreef hij de verplichte balletmuziek. Daarna werd de versie van 1869 de komende vijftig jaar een groot succes in alle grote huizen over de hele wereld. In Parijs kende ze bijvoorbeeld tussen 1875 en 1975, wel vijf nieuwe producties.

Ville Einar Matvejeff werd geboren in Finland en heeft al een gevestigde naam als buitengewoon veelzijdige musicus die succes boekt als dirigent, componist en pianist. Hij studeerde aan de Sibelius Academy (M.Mus.) en Espoo Music Institute en trad op in heel Europa, maar ook in de VS, China, Japan en Mexico. De carrière van Matvejeff vorderde snel. In januari 2014 nam hij de functie van Chief Conductor van Jyväskylä Sinfonia aan, twee keer verlengd tot 2022 en sinds september 2014 is hij hoofdgastdirigent en muziekadviseur van het Kroatisch nationaal theater HNK Zajc in Rijeka. De recente en komende seizoenen omvatten uitnodigingen voor de Duisburg en Tampere Philharmonic Orchestras en de Tapiola Sinfonietta, evenals zijn debuut met het RTV Slovenië Symfonie Orkest, het Ulster Orchestra en het Zweedse Radio Symfonie Orkest en Koor, met een repertoire van Sibelius en Ravel, Hindemith, Kalevi Aho en Rautavaara. Matvejeff heeft een breed repertoire ontwikkeld dat zich uitstrekt van de klassieke tot de 20e eeuw en het hedendaagse; in 2016 leidde hij het Tampere Philharmonic voor de Tampere Biënnale dertig jaar geleden in een volledig Fins programma met twee wereldpremières.

Voor zijn benoeming tot artistiek directeur van het Savonlinna Opera Festival in 2019, was Matvejeff van 2016 tot 2018 de artistiek leider van het Turku Music Festival, het oudste continu lopend klassieke muziekfestival in Finland. Matvejeff dirigeert een diversiteit aan operarepertoire, variërend van Mozarts Le Nozze di Figaro en Aribert Reimann’s Lear tot hedendaagse producties zoals Akseli van Kimmo Hakola met Jorma Hynninen in de titelrol en Mikko Heiniö’s Eerik XIV. Het afgelopen seizoen begon met concertuitvoeringen van Parsifal met een cast met Klaus Florian Vogt en Karita Mattila op het Turku Music Festival en Hans en Grietje in Malmö Opera, terwijl hij in het Kroatische Nationale Theater Ivan Zajc producties uitvoert, waaronder Elektra, La Bohème, Aida, Falstaff en Otello. Recente hoogtepunten waren de wereldpremière van Aulis Sallinen’s Castle in the Water op het Savonlinna Opera Festival en uitvoeringen in Rijeka van Werther en Faust, die hier werd opgenomen voor Naxos. Matvejeff bekleedde eerder functies bij de Malmö Opera en de Koninklijke Zweedse Opera in Stockholm, en werkte ook als assistent van Esa-Pekka Salonen en Leif Segerstam.

Hij maakte zijn concertdebuut als pianist op 18-jarige leeftijd met het Fins Radio Symfonieorkest o.l.v. Susanna Mälkki en toerde sindsdien over de hele wereld in een recital partnerschap met sopraan Karita Mattila. Vorig seizoen zag het duo een Europese tournee met optredens in o.a. de Weense Staatsopera, de Wigmore Hall in Londen en het operahuis van Zürich. Als componist ontving hij opdrachten van het Fins Kamerorkest en het Fins Radio Symfonie Orkest, voor wie hij zijn Vioolconcert schreef ter ere van de inhuldiging van het Helsinki Music Centre in september 2011. Door zijn passie voor de menselijke stem componeerde hij een aanzienlijke hoeveelheid koormuziek, terwijl opnames van zijn orkestwerken Ad Astra en Cello Concerto Crossroads zijn uitgebracht op het Alba-label. Hij heeft een breed repertoire ontwikkeld dat zich uitstrekt van de klassieke periode tot de 20ste eeuw en hedendaagse muziek en als bas-bariton zong hij veel solo-optredens en is hij vertrouwd met een breed koor- en oratorium repertoire.

De rolverdeling in deze productie uit het Kroatische Rijeka is Aljaž Farasin (Faust), Carlo Colombara (Méphistophélès), Marjukka Tepponen (Marguerite), Diana Haller (Siébel), Ivana Srbljan (Marthe), Lucio Gallo (Valentin) en Waltteri Torikka (Wagner). Het Croatian National Theatre in Rijeka Opera Orchestra and Choir worden gedirigeerd door Ville Matvejeff.

Het Kroatisch Nationaal Theater in Rijeka, toen nog Fiume in Oostenrijk-Hongarije, opende zijn deuren op 3 oktober 1885. Voor die gelegenheid werden twee grote opera’s die nog nooit eerder waren opgevoerd voorbereid, Verdi’s “Aida” en Ponchielli’s “Gioconda”. Op die dag konden de eerste bezoekers, talrijke gasten en genodigden, genieten van het magnifiek, nieuw theater, een architecturaal meesterwerk, waarvan de gesculpteerde figuren en de ornamenten van de hand waren van de beroemde Venetiaanse beeldhouwer Augusto Benvenuti, en de plafondschilderingen van Franz Matsch in samenwerking met de jonge broers, Ernst en Gustav Klimt. Het gebouw bevindt zich nu aan het Zajc plein, genaamd naar Ivan Zajc (1832-1914) (foto), een patriottisch, Kroatisch componist, muziekpedagoog en dirigent, lid van de Illyrische beweging, directeur en dirigent van de Kroatische Opera, en directeur en docent aan het Kroatisch instituut voor muziek.

Charles Gounod Faust Aljaž Farasin Carlo Colombara Marjukka Tepponen Diana Haller Ivana Srbljan Lucio Gallo Waltteri Torikka Croatian National Theatre in Rijeka Opera Orchestra and Choir Ville Matvejeff 3 cd Naxos 8660456-58