Egmont, op. 84, muziek bij het gelijknamig treurspel van Johann Wolfgang von Goethe uit 1787, bestaat uit een ouverture, gevolgd door negen stukken voor sopraan, een mannelijke verteller, en orkest. De mannelijke verteller is weliswaar optioneel. Hij heeft nl. geen rol in het treurspel en hij komt niet voor in alle opnames van de volledige toneelmuziek. Hier wel.
Goethe’s tekst bevatte reeds verschillende regieaanwijzingen die muziek vereisen. Dit gold niet alleen voor de twee nummers die Klärchen moest zingen. In de vijfde akte speelde muziek reeds een belangrijke rol, nauw verbonden met de ontwikkeling van de actie. Zo verlaten Klärchen en Brackenburg het podium aan het einde van de derde scène, het decorontwerp blijft “ongewijzigd” en wordt verlicht door een nog steeds brandende lamp. De dood van Klärchen werd niet gerapporteerd en niet getoond, maar weergegeven door “muziek die de dood van Klärchens verduidelijkt”.
In de vierde scène werd muziek gehoord nadat Ferdinand vertrekt en Egmont aan zijn monoloog is begonnen. Ze vergezelde ook “zijn slaap” en vooral het uiterlijk van Klärchen, dat niet door woorden maar door pantomime werd gerealiseerd. En onmiddellijk na de laatste woorden van Egmont, wanneer het gordijn valt, was een „Siegessymphonie gepland om het drama te voltooien. Het drama Egmont was dus een poging om een verband te leggen tussen dramatische woorden en muziek, versterkt door de taal van expressieve bewegingen, symbolische of allegorische objecten en pantomime.
Nog vóór het drukken van het drama vroeg Goethe zijn goede vriend, de componist Philipp Christoph Kayser (foto), in een brief van 14 augustus 1787 uit Rome, om toneelmuziek bij Egmont te schrijven. Kayser ging waarschijnlijk niet in op die vraag en in de eerste editie ontbreekt ook elke verwijzing naar zijn muziek. Deze wordt als verloren beschouwd en er is geen bewijs dat het ooit is uitgevoerd. Een andere opdracht ging naar Johann Friedrich Reichardt (foto), wiens toneelmuziek in 1801 daadwerkelijk werd gebruikt voor een Berlijnse uitvoering van Egmont. Deze opvoering was weliswaar een bewerking van het drama door Schiller. Van de muziek bleven echter alleen enkele fragmenten over.
Beethoven componeerde zijn Egmont tussen oktober 1809 en juni 1810 en de première was op 15 juni 1810. Het onderwerp van de muziek en het dramatisch verhaal is het leven en de heldenmoed van een 16de-eeuwse, Zuid-Nederlandse edelman, de graaf Lamoraal van Egmont (1522-1568). Het werk werd gecomponeerd tijdens de napoleontische oorlogen, op het moment dat het Franse rijk zijn dominantie over het grootste deel van Europa had uitgebreid. In de muziek bij Egmont sprak Beethoven zijn eigen politieke zorgen uit door de verheerlijking van het heroïsche offer van de graaf van Egmont. Deze werd ter dood veroordeeld wegens zijn stellingname tegen onderdrukking. De heel beroemd geworden ouverture werd later het niet officieel volkslied van de Hongaarse opstand in 1956.
De muziek werd begroet met lovende complimenten, met name door E.T.A. Hoffmann voor zijn poëzie. Goethe zelf verklaarde dat Beethoven zijn bedoelingen had uitgedrukt met “een opmerkelijk genie”. De ouverture, krachtig en expressief is een van de laatste werken van de middelste periode van Beethoven; deze is even beroemd geworden als de Coriolanus Ouverture en is gecomponeerd in een vergelijkbare stijl als de vijfde symfonie, die twee jaar eerder was voltooid. Beethoven componeerde Klärchens liederen “Die Trommel gerühret” en “Freudvoll und leidvoll” met de Oostenrijkse actrice Antonie (Tonie) Adamberger (foto) in gedachten.
Beethoven begon aan de muziek bij Goethe’s Egmont in de herfst van 1809. De recente ervaring van het beleg door Napoleon van Wenen dat jaar, de Spaanse opstand tegen de Fransen, en het alomtegenwoordig besef van de hand van de onderdrukker, inspireerden hem om muziek te schrijven waarin het drama zich ontwikkelt tot een Bevrijdingsoorlog. De toneelmuziek was een opdracht van het Burgtheater in Wenen, dat zich in oktober 1809, aan alle kanten onderdrukt door Napoleon, tot “Egmont” had gewend, om een nieuwe productie op te zetten. Beethoven kreeg de opdracht om de muziek te leveren, die echter pas vanaf de vierde opvoering van de nieuwe productie, in juni 1810 werd gespeeld.
Beethoven was recent een fervent lezer en bewonderaar van Goethe geworden. Hij had Mignons lied “Nur wer die Sehnsucht kennt” in 1808 wel vier keer getoonzet, en was een intense preoccupatie begonnen met liederen op teksten van Goethe. In een brief aan Bettina von Arnim van februari 1811 schreef hij, “Mijn meest oprechte bewondering … voor Goethe … Ik sta op het punt hem zelf te schrijven over Egmont, waarvoor ik de muziek heb geschreven, die ik heb gedaan uit pure liefde voor zijn poëzie …”. Wat Egmont van Beethoven onderscheidt, zijn een grote dramatische emotie, een strak verenigde muzikale ideeën en een absolute vastberadenheid om een gevoel van triomf van vrijheid te creëren als de utopische droom van de hele mensheid. De ouverture, de enige van de tien nummers die vandaag heel vaak in de concertzaal te horen is, brengt al deze intenties in geconcentreerde vorm samen. De betekenis ervan wordt weliswaar alleen in de context van het geheel onthuld, samen met de vier Entracte bewegingen, het melodrama (muziek bij de gesproken tekst) en de finale Overwinningssymfonie
Aapo Häkkinen (°1976), een veelzijdige, Finse klavecinist en organist, geboren in Helsinki, begon op 13-jarige leeftijd klavecimbel te studeren aan de Sibelius Academie in Helsinki. Hij studeerde later bij Bob van Asperen, aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam, bij Pierre Hantaï in Parijs en werd begeleid en aangemoedigd door Gustav Leonhardt. Häkkinen won de tweede prijs en de VRT-prijs op het internationale klavecimbelconcours in Brugge in 1998, evenals de speciale Norddeutscher Rundfunk Musikpreis in 1997. Hij trad op als solist in de meeste Europese landen en werkte als kamermusicus samen met Reinhard Goebel, Monica Groop, Erich Höbarth en vele anderen. Hij dirigeerde o.a. Handels “Acis en Galatea” en Haydns “L’isola disabitata” voor de Finse Kameropera en Monteverdi’s “L’incoronazione di Poppea” voor de Finse Nationale Opera.
Häkkinen maakte zijn Edinburgh International Festival-debuut in augustus 2019 met Bachs klavierconcerti. Hij geeft les aan de Sibelius Academie, geeft masterclasses over de hele wereld, en is artistiek directeur van het barokorkest van Helsinki. Häkkinen heeft muziek opgenomen van Bach, Byrd, Frescobaldi, Haydn, Rameau en Richter, en dit voor de platenlabels AEOLUS, Alba, Avie, Cantus, Deux-Elles en Naxos. Hij heeft ook opgenomen voor tal van Europese radio- en televisiebedrijven en heeft zijn eigen programma op Rondo Classic FM in Finland. Naast het spelen van het klavecimbel speelt Häkkinen regelmatig ook orgel en klavichord.
Deze opname door het Helsinki Baroque Orchestra (HeBO), gespeeld op historische instrumenten o.l.v. Aapo Häkkinen, bevat de complete toneelmuziek. Soliste is de Oostenrijkse sopraan, Elisabeth Breuer (°1984) en de recitant is de Zwitserse acteur, regisseur en auteur, Robert Hunger-Bühler (°1953). In het bijbehorend boekje kan u overigens de tekst mee volgen. Niet te missen!
Beethoven Egmont, Complete Incidental Music Elisabeth Breuer, Soprano, Recited by Robert Hunger-Bühler Helsinki Baroque Orchestra Aapo Häkkinen cd Ondine ODE13312