Na haar sublieme cd “Schumann Romances”, uitgebracht in 2017, wijdt de hoboïste Céline Moinet zich aan de veeleisende hobo-literatuur van Bach, “de essentie van zijn muziek”, zegt ze. Het is haar vierde album, maar wel de eerste die ze met orkest heeft opgenomen. Samen met Werner Erhardt, de dirigent van het orkest l’arte del mondo, werkte ze lange tijd aan het volgens haar perfect programma. Moinet beschrijft de cantates van Bach als “rijk aan contrasten, pittig en warm”. Deze worden aangevuld met het magnifiek Hoboconcerto van Alessandro Marcello, waarvan de opname haar lang gekoesterde wens was.
Aan Céline Moinet wordt vaak gevraagd waarom ze hoboïste werd. Geen koper, snaarinstrument of piano, het moest een houtblazersinstrument zijn. Nadat ze met blokfluit begon, schakelde ze op zevenjarige leeftijd over op de hobo, die haar vanaf het eerste moment, in de ban hield. Op haar nieuwe cd werpt ze een blik op Johann Sebastian Bach: “Dit is waar de hobo de verteller wordt.”
Met het bekroond instrumentaal ensemble l’arte del mondo o.l.v. Werner Ehrhardt combineert ze hier een historisch geïnformeerde orkestklank met haar moderne Marigaux hobo. Samen wijden zij zich aan de drie hobo-concerti BWV 1059, 1053r en 1055 van Bach, evenals de sinfonia’s tot de cantates „Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen“ en „Ich hatte viel Bekümmernis“ waarin de solo-hobo centraal staat. Volgens schrijver en Bachkenner Maarten ’t Hart is het thema van deze sinfonia afgeleid van de wereldlijke cantate “Piango, gemo, sospiro e peno” van Vivaldi. De inleidende Sinfonia (Adagio assai) is een meditatief klaaglied, lijkend op het langzame middendeel van een hoboconcert, waarin de hobo een zoekende, dwalende melodie speelt boven de verzadigde klank van de vierstemmige strijkersbegeleiding; klaaglijke Seufzer maken daarin gaandeweg plaats voor dalende lijnen. De notenwaarden zijn in dit stuk opvallend regelmatig verdeeld over de instrumenten, van laag naar hoog: kwartnoten voor de continuobas, achtsten voor de twee altviolen, zestienden voor de violen en tweeëndertigsten voor de solerende hobo. De instrumentale inleiding tot “Ich hatte viel bekümmernis” bepaalt de sfeer van het eerste gedeelte van de cantate. Boven een ongeschokt voortstappende bas ontspint zich een smartelijke dialoog (Adagio assai) tussen hobo en eerste viool. Het stuk herinnert overigens aan de sinfonia tot Bachs tweede Weimarer cantate, Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen (BWV 12) van twee maanden eerder.
(Foto’s Neva Navaee)
Geboren in Rijsel/Lille in Noord-Frankrijk, werd ze op amper 23-jarige leeftijd, als leerlinge van David Walter de solo hoboïste van de Staatskapelle in Dresden – een prestigieuze functie die niet de enige reden is dat ze over de hele wereld optreedt. Evenzo leidde een uitgebreide solistische activiteit hen o.a. naar het Salzburg Easter Festival, het Pacific Music Festival en het New Japan Philharmonic Orchestra. Het orkest l’arte del mondo werd in 2004 opgericht door artistiek leider Werner Ehrhardt en bevindt zich in de traditie van oude muziek op historische instrumenten. Het werkt regelmatig met solisten zoals Vesselina Kasarova, Daniel Mueller-Schott, Dorothee Oberlinger, Xavier de Maistre en is betrokken bij innovatieve programma’s zoals muzikaal-interculturele projecten, met het Turkse Pera-ensemble of artiesten van Peking Opera. Heerlijk mooi!
Céline Moinet BACH OBOE CONCERTOS Oboe l’arte del mondo Werner Erhardt cd Berlin Classics 0301248BC