In zijn ronduit, meer dan schitterend boek,vertelt John Barton het verhaal van de Bijbel vanaf het begin in de folklore en mythen van het verre verleden tot aan de tegenwoordige status en interpretatie ervan. Hij beschrijft op een fenomenale manier, het ontstaan, de overlevering en verspreiding van de Bijbel, en legt uit hoe hij is gelezen en gebruikt vanaf de oudheid tot heden, zowel in de oorspronkelijke talen als in vertaling. Wow!
De Bijbel is het belangrijkste boek van de westerse cultuur: voor gelovigen is het de autoriteit die laat zien hoe te leven, voor niet-gelovigen is het een van de grote werken uit de wereldliteratuur. De verzameling teksten waar de Bijbel uit bestaat, maakt deel uit van onze geschiedenis en identiteit en is op unieke wijze verweven met onze taal en ons denken.
In vier uitgebreide delen van zijn boek “De Bijbel. Een geschiedenis”, oorspronkelijke titel, “A History of the Bible: The Story of the World’s Most Influential Book”, telkens onderverdeeld in vier tot zes hoofdstukken, beschrijft de Britse, anglicaanse priester en Bijbel geleerde, John Barton, minutieus hoe de verhalen, wetten, spreekwoorden, profetieën, gedichten en brieven uit de Bijbel tot stand kwamen en wat we weten – en niet kunnen weten – over hun auteurs. Hij behandelt de verspreiding, vertaling en interpretatie van dit bonte gezelschap teksten van de oudheid tot de moderne tijd.
Barton toont aan dat de Bijbel niet de onwrikbare tekst is waar deze vaak voor wordt gehouden, maar het resultaat van een lange en intrigerende evolutie. Meer nog dan een heilig wetboek voor grote wereldreligies is het een in en in menselijk document – inspirerend maar ook inconsequent, weerbarstig en soms zelfs misleidend.
“Bijna alle boeken van het Oude Testament/de Hebreeuwse Bijbel (hoofdstuk 9)”, schrijft Barton, “zijn met brede instemming aanvaard als Schrift, in sommige gevallen waarschijnlijk niet lang nadat ze geschreven zijn; alleen over details bestond verschil van mening. Zowel in de vroege Kerk (hoofdstuk 10) als in het jodendom ging het goedkeuren van en citeren uit boeken ver vooraf aan enige officiële regel over de begrenzingen van de canon. Toen dergelijke regels eenmaal bestonden, bevestigden die doorgaans wat al praktijk was, terwijl er slechts een handvol boeken achterbleven in de categorie ‘onzeker’.
De boeken die expliciet werden uitgesloten (hoofdstuk 11) waren in bijna alle gevallen van aanzienlijk latere datum en golden als minder betrouwbaar dan de boeken die goedgekeurd waren. Dat we überhaupt een Bijbel hebben, danken we aan vele generaties schrijvers die de tekst met de hand kopieerden; in hoofdstuk 12 besteed ik aandacht aan hun werk”.
Heeft de Bijbel een algemene thematiek of betekenis? Christenen dachten in het algemeen van wel. In hoofdstuk 13 wordt bv. geprobeerd die te preciseren en een basis te leggen voor de volgende hoofdstukken, die daar in detail op ingaan.
“In de middeleeuwen (hoofdstuk 15)”, vervolgt Barton, “wordt de neiging om de tekst te lezen in het licht van wat je al gelooft nog duidelijker, maar dat geldt ook voor de nadruk op de Bijbel (mits correct geïnterpreteerd) als bron van alle religieuze waarheid. Het lezen van de Bijbel bij de Reformatie (hoofdstuk 16) was een erfenis van middeleeuwse methodieken en benaderingen, maar plaveide ook de weg voor de kritische vragen die kenmerkend waren voor de verlichting en de moderne Bijbelstudie. Met name Maarten Luther verrichtte baanbrekend werk door zijn bereidheid delen van de Bijbel te bevragen op basis van theologische principes”.
“De bespreking van de verlichting en haar huidige nalatenschap (hoofdstuk 17)”, zo gaat het verder, “begint met de ideeën van Spinoza (1632-1677). Spinoza zette vraagtekens bij de Bijbelse wonderen op basis van de natuurwetenschappen. Maar hij viel ook de traditionele toeschrijving van Bijbelteksten aan en introduceerde een onderscheid tussen de betekenis van teksten en hun waarheid. Hoofdstuk 18 geeft een overzicht van Bijbelvertalingen vanaf de 3de en 2de eeuw v.Chr., toen de Hebreeuwse Bijbel werd vertaald in het Grieks, tot de huidige tijd. Ik onderzoek de King James versie en zijn nalatenschap, en daaropvolgende pogingen om de Bijbel opnieuw te vertalen in het Engels. Vertalingen werpen vragen op, niet alleen over de betekenis maar ook over de interpretatie van de tekst, en in dit hoofdstuk worden manieren besproken waarop sommige moderne vertalingen zich mengen in het interpretatiedebat”.
“Afgezien van de beschrijvende taken poneert het boek ook een stelling: dat de praktijken van religieuze geloofsrichtingen niet direct teruggevoerd kunnen worden op de Bijbel, of het nu gaat om joodse of christelijke godsdienst. Ik zal poneren dat de Bijbel – beschouwd als een verzameling godsdienstige teksten – om tal van redenen onvervangbaar is; dat het christendom in wezen geen Bijbelse religie is, hoewel het pretendeert zich te richten naar een boek dat gezien wordt als één, heilig werkstuk. Op dezelfde wijze is het jodendom, hoewel het de Hebreeuwse Bijbel vereert, ook niet op de Bijbel geënt, zoals alom wordt aangenomen”.
“In Groot-Brittannië en Noord-Amerika nemen de kerken die groeien doorgans dergelijke conservatieve houding aan tegenover de Schrift. Zij geloven dat het hele christelijke geloof voortkomt uit de Bijbel, die gezien wordt als de enige bron van waarheid en inspiratie. Hieruit volgen minstens vijf principes volgens welke men de Bijbel dient te lezen.
Allereerst beweert men dat we de Bijbel moeten lezen in de verwachting dat wat wij daar aantreffen waar is. Voor sommige christenen is de waarheid die gezocht wordt letterlijk en historisch, zodat wat de Bijbelse tekst verklaart voor feitelijk waar wordt gehouden. Ten tweede moet de Schrift gelezen worden als zijnde betekenisvol. Omdat de Bijbel canoniek is, dat wil zeggen gezaghebbend, staan er geen passages in die ooit relevant waren maar tegenwoordig niet meer: alles wat geschreven is, staat er om ons te onderrichten. Ten derde is alles in de Bijbel belangrijk en diepzinnig.
Er staan geen trivia in de Schrift; niets dat gelezen moet worden als oppervlakkig of onbetekenend; in zekere zin komt dit punt dicht bij het vorige, de relevantie van het boek. De Bijbel is een boek vol goddelijke wijsheid, en er staan geen onbelangrijke teksten in. Ten vierde is de Bijbel consequent. De christelijke lezer, zo wordt aangenomen, mag binnen de Bijbel niet een bepaald deel uitspelen tegen een ander deel. Als er tegenstrijdigheden lijken te zijn tussen twee teksten, dan dient er nog zorgvuldiger gelezen te worden totdat blijkt dat beide teksten onderling coherent zijn.
Dat de Schrift consequent is lijkt een kenmerk te zijn van alle godsdiensten die een heilige tekst hebben. Vooral het jodendom gaat uit van de aanname dat de Bijbel coherent is. In de rabbijnse literatuur is een enorm aantal discussies te vinden die bedoeld zijn om aan te tonen dat schijnbare discrepanties in werkelijkheid onderling verenigbaar zijn.
Ten vijfde is het de bedoeling dat de Schrift gelezen wordt in overeenstemming met de inhoud van het christelijke geloof, met wat de christenen ‘de geloofsregel’ ( zie hoofdstuk 13) noemen. Dit betekent zoiets als een fundamentele geloofsinhoud of samenvatting van wat er geloofd dient te worden”.
“De 16de eeuwse, anglicaanse schrijver Richard Hooker (1554-1600)” schrijft Barton, “baant de weg voor mijn behandeling van de Bijbel in dit boek. Ik wil laten zien hoe het boek is ontstaan, zich heeft ontwikkeld en in de loop der eeuwen is gebruikt en geïnterpreteerd zowel binnen het christendom als het jodendom. Al doende zal ik vraagtekens zetten bij de neiging van bepaalde groepen godsdienstige gelovigen om van de Schrift zoiets bijzonders te maken dat zij niet meer gelezen kan worden als willekeurig welk ander boek ‘doordat men aan de Schrift meer toekent dan zij kan hebben’, zoals Hooker dat noemt. Ik richt me op de inhoud van de joodse Bijbel en op de vier belangrijkste genres die erin voorkomen: verhalend proza, wets- en wijsgerige teksten, profetieën en psalmen en andere gedichten. In de verhalende boeken (hoofdstuk 2) valt een variëteit aan stijlen op, en die helpen ons het karakter ervan te begrijpen. Ze geven aanwijzingen omtrent de auteurs en de tijd waarin ze geschreven zijn”.
“De wets- en wijsheidsboeken (hoofdstuk 3)”, zo lezen we verder, “lijken zich expliciet te richten tot de lezer met eisen en/of adviezen. Maar zelfs schijnbaar universele teksten als de Tien Geboden beogen en veronderstellen een totaal andere samenleving dan de onze, en kunnen tegenwoordig niet meer zonder uitgebreide interpretatie worden toegepast. Dit geldt zelfs in hogere mate voor de boeken van de profeten (hoofdstuk 4), die ontstonden uit diverse specifieke politieke crisis in de geschiedenis van Israël, en vaak in raadselen lijken te spreken. Ten slotte onderzoek ik poëtische teksten (hoofdstuk 5), met name de Psalmen en hun obscure oorsprong en toepassing. De Psalmen stammen uit een aantal verschillende perioden in de geschiedenis van Israël, van de tijd van koning David (11de of 10de eeuw v.Chr.) tot de tijd van de Makkabeeën (2de eeuw v.Chr.).
Hoofdstuk 6 beschrijft de wereld waarin Christus leefde, en met name binnen het jodendom de bloei van diverse sociale en religieuze groeperingen zoals de farizeeën en sadduceeën, onder wie de eerste christenen het meest succesvol zouden worden. De eerste overgeleverde teksten van deze nieuwe religie zijn niet de evangeliën maar brieven. De evangeliën en de Handelingen van de apostelen (hoofdstuk 8) stammen immers uit de tweede helft van de eerste eeuw”.
Na Kaarten en de Inleiding, “de Bijbel vandaag”, gaat het in Deel één, over “Het Oude Testament”, het oude Israël: geschiedenis en taal, het Hebreeuws verhaal, Wet en wijsheid, Profetieën, Gedichten en psalmen. In Deel twee, “Het Nieuwe Testament”, bespreekt Barton het christelijk begin, Brieven en Evangeliën. In Deel drie, “De Bijbel en zijn teksten”, vertelt hij over de christenen en hun boeken, officiële en niet-officiële teksten en Bijbelse handschriften. In Deel vier heeft hij het ten slotte over de betekenissen van de Bijbel, het thema van de Bijbel, Rabbijnen en kerkvaders, de middeleeuwen, de Reformatie en haar lezingen van de Bijbel, de verlichting en het vertalen van de Bijbel. Als conclusie, “de Bijbel en het geloof”. Een beter, mooier en interessanter boek over de Bijbel werd niet eerder geschreven. Dit is een monument, dit is een must!
Prof.John Barton (°1948) schreef vele boeken over de Bijbel. Van 1991 tot 2014 bekleedde hij de prestigieuze Oriel and Laing-leerstoel aan de universiteit van Oxford. Als hoogleraar hield hij zich bezig met de interpretatie van de heilige geschriften. Sinds 1973 dient Barton als priester in de Anglicaanse kerk. “De Bijbel Het boek, de verhalen en hun geschiedenis” is sedert zijn eerste publicatie, “Amos’s Oracles against the Nations” uit 1980, zijn 18de boek over en rond het thema van het boek der liefde. Fenomenaal!
John Barton De Bijbel Het boek, de verhalen en hun geschiedenis 768 blz geïllustreerd uitg. De Bezige Bij ISBN 9789403148502