De achtste opname in de gevierde reeks “Palestrina” van The Sixteen, richt zich op het Laatste Avondmaal en het offer van Christus aan het Kruis bij Pasen en omvat de Missa Fratres ego enim accepi en drie toonzettingen van het Hooglied. Meesterlijke muziek, meesterlijk gezongen! Ook de leden van “Cinquecento” wenden zich met hun sublieme uitvoering van de klaagzangen van Jeremia bij de liturgische riten van de Heilige Week, tot deze wellicht meest vooraanstaande componist van de 16de eeuw.
Palestrina (ca.1525-1594) had een enorme impact op de ontwikkeling van muziek. Reeds heel beroemd in zijn tijd, groeiden zijn reputatie en invloed nog meer na zijn dood en werd zijn werk gezien als het hoogtepunt van de polyfonie uit de Renaissance. Zijn stijl werd het schoolvoorbeeld van de zogeheten Stile antico of prima prattica. In de vroeg Barok bedachten Claudio Monteverdi en zijn broer Giulio Cesare Monteverdi (1573–1630) trouwens de termen prima pratica om naar de oude stijl van Palestrina te verwijzen en de term seconda pratica om aan de eigentijdse muziek van hun tijd te refereren. Palestrina’s muzikaal nalatenschap is wonderbaarlijk, zelfs volgens de normen van die tijd. Hij componeerde wel meer dan 100 missen en hij was de eerste Renaissance-componist die een volledige editie van bijna zijn hele oeuvre in moderne notatie gepubliceerd zag.
Palestrina componeerde een eerste reeks, gedrukt in 1588 in Rome en het jaar daarop opnieuw in Venetië. Deze reeks staat in moderne edities bekend als zijn Boek Een. Dertig jaar eerder was Palestrina koorleider in de Romeinse basiliek Sint-Jan van Lateranen, en daar vinden we twee opmerkelijke manuscripten, codices 58 en 59. Ze werden midden 1700 herontdekt door Girolamo Chiti. Codex 58 bevat de enige overgebleven voorbeelden van het eigen muzikaal script van de componist van sommige van zijn stukken van de Heilige Week. Dezelfde codex bevat ook een prachtige toonzetting van de laatste les voor heilige zaterdag (Jeremia’s Oratio). Lateran Codex 59 is de primaire bron voor de complete reeks van wat nu Boek Twee wordt genoemd, de Lamentaties gepresenteerd op deze cd. Ze werden in de 19de eeuw aan het licht gebracht door Pietro Alfieri (1801-1863), de auteur van het zevendelige “Raccolta di Musica Sacra”.
Van de moderne edities is Boek Drie afkomstig uit de codex Capp. Giulia XV 21 in de Juliaanse kapel van de Sint-Pietersbasiliek. Dit werd in het jaar 1600, zes jaar na het overlijden van Palestrina, door Giuseppe Antonelli gekopieerd, maar werd in 1574 gecomponeerd. Wat nu Boek Vier wordt genoemd, werd door Alfieri herontdekt in de Vaticaanse archieven (ms. Ottoboniano 3387) en opgenomen in de grote reeks Opera Omnia, bewerkt door Franz Xaver Haberl (1840-1910) en zijn collega’s. Een vijfde set, toegeschreven aan Palestrina, werd in de 20ste eeuw door de Deense componist en musicoloog Knud Jeppesen (1892-1974) ontdekt in de kathedraal van Spoleto. In 1962 gaf deze hoogleraar in de muziekwetenschap aan de Universiteit van Aarhus daarenboven het eerste complete overzicht uit van het oeuvre van Palestrina. Er bestaat echter enige twijfel omtrent de vijfde reeks omdat de identieke muziek te vinden is in de Lateraanse Codex 87, toegeschreven aan Giovanni Andrea Dragoni (ca. 1540-1598), een leerling van Palestrina, bekend om zijn zeven boeken madrigalen.
Het was de gewoonte om de Lamentaties, vers voor vers als afzonderlijke eenheden van elke les te plaatsen, voorafgegaan door een inleidende titel, met de verzen beginnend met een acrostichon, (een letter van het Hebreeuws alfabet). Palestrina hield zich daar aan, net als in de Lamentaties van zijn voorlopers, Elzéar Genet (bekend als “Carpentras”), Costanzo Festa en Cristóbal de Morales, allen werkzaam in Rome. Palestrina varieerde weliswaar zijn vocale partijen door de verschillende combinaties van wat we nu beschouwen als mannelijke alten, hoge tenors, baritons en bassen. Vers voor vers componeerde hij voor slechts drie stemmen, voor vier, vijf en zes, en bewaarde voor het einde op zaterdag, een combinatie van acht zangers voor het laatste pleidooi, ‘Jeruzalem, Jeruzalem, keer u tot de Heer, uw God’. Die woorden werden aan het einde van elke les aan de verzen van Jeremia toegevoegd.
De meeste zang in Romeinse kerken en in de pauselijke kapellen (Sixtijnse en Juliaanse) werd uitgevoerd door solostemmen in gevarieerde combinaties. Pietro Cerone, die in het Italiaans en Spaans publiceerde en het recente verleden overzag, schreef het volgende in zijn El melopeo y maestro (1613): De manier van componeren van de klaagzangen is zodanig dat alle delen met zwaartekracht en bescheidenheid verlopen … In die muziek, meer dan bij elke andere soort, maakt de componist gebruik van dissonanties, opschortingen en harde passages om zijn werk treurig te maken, zoals vereist door de betekenis van de woorden en de betekenis van de liturgische gelegenheid. Ze worden altijd gezongen door zeer lage en sonore stemmen, allen volwassen mannen, met slechts één stem per partij.
Veel van de liturgie was doordrongen van kreten van angst en verlies van de profeet, rouwend om de verlatenheid van Jeruzalem en zijn volk. De kerk stond geen openlijke emotie of persoonlijke theatraliteit toe. Het liet daarentegen de klaagzangen reciteren in de eenvoudigste vorm. Vanaf de 15de eeuw tot in de tijd van Palestrina werden polyfone toonzettingen gecomponeerd volgens deze ernstige discretie. Het was mede door het genie van de componisten, Festa, Morales en Palestrina, dat deze voortreffelijke muziek ons nog steeds kan raken. Wanneer alles is geschreven en gehoord over en van Palestrina en zijn muziek, staat deze grote componist voor een ars perfecta, hij die in zijn eigen tijd al werd erkend en sindsdien voor zijn onvergelijkbare techniek, zijn lijnen en harmonie, en zijn onvergelijkelijke geschiktheid voor het Latijn van de Romeinse liturgie, nog steeds alom gewaardeerd wordt. Heel, heel bijzonder.
Giovanni Pierluigi da Palestrina Palestrina Volume 8: Missa Fratres ego enim accepi – Song of Songs No. 25-27 The Sixteen – Harry Christophers cd CORO COR16175
Palestrina Lamentations Cinquecento cd Hyperion CDA68284