Voor het achtste volume nodigt “Haydn2032” u uit met o.a. wel drie symfonieën van Haydn, voor een boeiende en kleurrijke muzikale reis langs de Balkanroute.
Van de Weense klassieke school was Joseph Haydn (foto) de componist die het dichtst bij de volksmuziek stond. Ten eerste omdat hij zijn vroege jaren op het platteland doorbracht, maar ook omdat Haydn, in tegenstelling tot zijn collega’s die in de stedelijke centra van de Habsburgse monarchie werkten, gedurende zijn hele leven in contact kwam met Kroaten, Roma en Hongaren. Deze invloeden “Alla zingarese” waren tot grote vreugde van Prins Nikolaus I Esterházy en zijn gasten, alom tegenwoordig in zijn muziek. Het openingsthema van de finale van Haydns Symfonie nr. 104 (de “London” Symphony) was oorspronkelijk het Kroatisch, traditioneel lied, “Oj, Jelena, Jelena, jabuka zelena”. De finale van de “Drumroll”/Mit dem Paukenwirbel Symfonie no. 103 opent met als thema, het Kroatisch volksliedje, “Divojčica potok gazi”. De oorspronkelijk, Kroatische melodie “Stal se jesem” uit Međimurska županija bv., werd…”Gott erhalte Franz den Kaiser.”
(geboortehuis van Haydn in Rohrau)
In Haydns tijd behoorde Rohrau tot het aartshertogdom Oostenrijk beneden de Enns (“Österreich unter der Enns”). Vandaag ligt Rohrau in Neder-Oostenrijk.
Op de cd staan Haydns Symfonieën nrs. 28 in A, 43 in Es ‘Mercury’, en 63 in C ‘La Roxelane’, “Roemeense Volksdansen voor orkest”, Sz. 68, BB 76 van Béla Bartók, en de “Sonata Jucunda”.
Haydn gaf zijn symfonie nr. 63 in C uit 1781, de titel ‘La Roxolana’, naar de beroemde sultana uit de 16de eeuw, die de vrouw werd van Süleiman de Grote, nadat zij zijn slavin in zijn harem was geweest (foto). De tweede beweging in dubbele variatievorm, was nl. oorspronkelijk een onderdeel van Haydns toneelmuziek bij het toneelstuk “Les Trois Sultanes ou Soliman Second” uit 1761, van Charles Simon Favart (1710-1792) (foto), waarin Roxelana een personage was. De eerste beweging leidde Haydn af van de ouverture tot zijn opera, “Il mondo della luna”.
Er zijn twee versies van deze symfonie, de zogenaamde “eerste versie” is voor fluit, twee hobo’s, twee fagotten, twee hoorns, twee trompetten, pauken en strijkers, en de “tweede versie” voor omzeggens dezelfde bezetting, maar met alleen één fagot en geen trompetten of pauken. Een deel van de reden was het vertrek van fagottist, Ignatz Drobny uit Eszterháza, waardoor het orkest van Haydn met slechts één fagot achterbleef. De derde en vierde bewegingen van de twee versies zijn daarenboven ook verschillend. De eerste versie van de finale was gebaseerd op een oud fragment uit ca. 1769-1773.
Haydn componeerde zijn Symfonie nr. 43 rond 1770/71 toen hij in dienst trad als dirigent van het orkest van Prins Nikolaus I. Esterházy (foto). Het epitheton “Mercurius” verscheen voor het eerst in 1839 in de handgeschreven map van Haydns werken van Aloys Fuchs (1799-1853), “Thematisches Verzeichnis der sämtlichen Kompositionen von Joseph Haydn: zusammengestellt von Alois Fuchs” (foto).
De oorsprong van het epitheton “Mercurius” is onbekend. Vermoed wordt dat de titel een verwarring was met de Symfonie nr. 50, waarvan de openingsbewegingen werden gebruikt voor de ouverture tot de “Marionettenoper”, “Philemon en Baucis”. Het eerste personage dat daarin verscheen was Mercurius. De naamgeving maakte de symfonie echter niet populairder, omdat in de schaduw van grote symfonieën als “La Passione” (nr. 40) en “Maria Theresia” (nr. 48), de “Trauersinfonie“ (nr. 44) en de Abschiedssinfonie“ (nr. 45), de symfonie “Mercury”, enigszins een schimmig bestaan leed, ongeacht veel mooie momenten. De Mercurius Symfonie belichaamde meer een kamermuziektype en was minder dramatisch.
De Symfonie in A, Hoboken I: 28, werd gecomponeerd rond de jaarwisseling 1765/66 tijdens zijn aanstelling als vice-kapelmeester van Prins Nikolaus I. Esterházy. De eerste beweging wordt vrijwel volledig gedomineerd door een enkel motief, terwijl de bewegingen 2 en 3 met een speciale structuur en een specifiek timbre, verband konden hebben met toneelmuziek.
Zoals gebruikelijk, plaatste de fluitist, Giovanni Antonini, samen met Il Giardino Armonico, Haydns schitterende muziek tegenover deze van een andere grote componist, Béla Bartók (foto). Diens zes Roemeens/Transsylvaanse (toen nog Zevenburgen) volksdansen Sz. 56, BB 68 uit 1915, oorspronkelijk voor piano maar in 1917 door Bartók gearrangeerd voor klein ensemble, werden aangevuld met een anonieme maar heel opvallende “Sonata Jucunda” (MS Kroměříž, ca. 1673-1680) in de stijl van Biber, maar met oosters getinte, Moravische Hanák melodieën. Schitterend! Niet te missen!
Haydn 2032 NO. 8 – La Roxolana Giovanni Antonini l Giardino Armonico cd ALPHA 682