Bij uitgeverij uitgeverij Sterck & De Vreese verscheen het boek Al Andalus (711-1494), over acht eeuwen godsdienststrijd in Spanje. In de achtste eeuw veroveren de moslims het Iberisch schiereiland Spanje. Al-Andalus (Arabisch Spanje) groeide uit tot een zelfstandig kalifaat met een grote welvaart. Drie eeuwen later heroveren de christenen het gebied in een strijd die bekend staat als de ‘reconquista’.Al-Andalus beschrijft de geschiedenis van het Iberisch Schiereiland ten tijde van het emiraat Córdoba (756–929), het kalifaat Córdoba (929–1031) van de Omajjaden en, na hun verdrijving door de door de Abassieden, de latere taifa’s of kleine, onafhankelijke islamitische rijken. Vanaf ongeveer 800 begon de Reconquista, waarbij de Moren teruggedrongen werden door de kruisvaarders.
Tot vóór de jaren vijftig van de twintigste eeuw hebben historici weinig interesse getoond voor de geschiedenis van al-Andalus. Tot voor kort beperkte de geschiedschrijving zich grotendeels tot militaire wetenswaardigheden en hun direct daaraan verbonden gevolgen en aanleidingen. Religieuze, filosofische, maatschappelijke en socio-economische gegevens kwamen slechts sporadisch en schoorvoetend aan bod. Na ongeveer achthonderd jaar viel in 1492 het doek definitief voor Al-Andalus. Tijdens de acht eeuwen daarvoor leefden moslims, joden en christenen samen. Vreedzaam en tolerant, zoals sommigen graag geloven. Maar klopt dit met de historische werkelijkheid? Luk Corluy ontkracht deze mythe in zijn boek.
In de achtste eeuw veroverden de moslims het Iberisch schiereiland Spanje. Al-Andalus (Arabisch Spanje) groeide uit tot een zelfstandig kalifaat met een grote welvaart. Drie eeuwen later heroverden de christenen het gebied in een strijd die bekend staat als de ‘reconquista’. Toledo, Cordoba en Sevilla werden één voor één ingenomen. Na ca. achthonderd jaar viel het doek definitief voor Al-Andalus als de katholieke koningen Ferdinand en Isabella het emiraat Granada inlijfden bij de rest van Spanje.
Er was een constante spanning door wederzijdse achterdocht, burgeroorlogen tussen rivaliserende islamitische clans en achterstelling van joden en christenen. Na de herovering van Al-Andalus door de christenen gedoogden de christelijke vorsten de achtergebleven moslims en de islam, maar onder christelijk gezag. Dat was voor de meeste moslims onaanvaardbaar. Moslims en joden kregen de keuze: zich bekeren of het land verlaten. De tolerantie en vreedzaamheid verdampten.
Arabische en christelijke kronieken verschillen nogal in hun beschrijving van het gebeuren. In tegenstelling tot hun christelijke tegenhangers muntten de Arabische verhalen uit in detailbeschrijving. Ze zijn kleurrijk en romantisch van inhoud, maar daardoor juist verdachter dan de christelijke. Volgens een eerste Arabische kroniek liet Akhila, in zijn ijver om de troon te heroveren, er zich toe verleiden de hulp in te roepen van de Noord-Afrikaanse emir Musa ibn Nusair, de nieuwe heerser van de Maghreb.
Volgens een tweede Arabische overlevering moet de directe aanleiding tot de Conquista gezocht worden in een hoogoplopende ruzie tussen koning Roderic en graaf Julianus, Byzantijns exarch van Ceuta (Noord-Afrika).
Een laatste christelijke kroniek schrijft de gemakkelijke zege van de Berbers en hun Arabische bevelhebbers toe aan duivelse tegenspoed. God had zijn volk verlaten omdat de Visigotische heersers ten onder waren gegaan aan morele decadentie. Zo zou koning Roderic graaf Julianus uitgenodigd hebben voor een verblijf aan zijn hof. ‘Terwijl Julianus bezig werd gehouden, schreef de koning een brief in naam van Julianus en met de zegelring van de graaf, waarin hij de gravin opdracht gaf met haar dochter Florinda naar het hof te komen. Toen ze arriveerden werd Florinda verleid door de koning en had hij verscheidene dagen onwettig gemeenschap met het meisje.’
Wat begon als een vulgaire rooftocht draaide uit op een nieuwe fase in de opmars van de islam. Volgens een Arabische kroniek stak een kleine groep Berbers – zij waren met niet meer dan vierhonderd voetsoldaten en honderd cavaleristen – onder leiding van Tarif ibn Malik in vier kleine schepen van graaf Julianus, de vijftien kilometer brede zee-engte over en ging aan land op Las Palomas, een eiland voor de Spaanse kust vlakbij Tarifa. Van hieruit ondernamen ze een serie succesvolle ‘strooptochten’ op de kustlijn rond Gibraltar. Ze stootten nauwelijks op enig verzet. Of het hun volgestouwde schepen met geplunderde spullen opleverde is niet met zekerheid te achterhalen.
Dit boek heeft een tweeledig doel. Ten eerste wil het de geschiedenis van de Conquista en de Reconquista van al-Andalus (8ste-15de eeuw) een waardige plaats geven in het geheel van de West-Europese geschiedenis. Het tweede doel is een schakel te leggen tussen de islam en het christendom en – in mindere mate – het jodendom, door te trachten te achterhalen hoe de samenleving (convivencia) tussen die verschillende gemeenschappen gefunctioneerd heeft.
Voorafgegaan door hoofdstuk 1 over de pre-islamitische periode, worden in de hoofdstukken 2, 4 en 5 op een globale manier de Conquista – met een uitloper naar de moslimaanvallen in Gallië (hoofdstuk 3) – de oprichting en inrichting van het Emiraat (756-929) en het Kalifaat (929- 1031) onder de loep genomen. Dit werpt de vraag op hoe de moslims te midden van een overvloed aan autochtonen hun eigen identiteit en cultuur wisten te behouden, en tegelijkertijd een omgeving schiepen die de onderworpen volkeren ertoe bracht het Arabisch als moedertaal aan te nemen (acculturatie) en zich te bekeren tot de islam (islamisering). De ondergang van het schitterend Kalifaat leidde tot het uiteenvallen van het moslimrijk in tientallen zwakke taifastaten (hoofdstuk 6). In het tweede gedeelte krijgt de moeizame Reconquista van al-Andalus (hoofdstukken 8, 9, 12, 15, 17 en 19) vorm. Met de verovering van Toledo (1085) boeken de christenen een eerste groot wapenfeit (hoofdstuk 10).
De herovering als gevolg van geregelde tussenkomsten van fanatieke islamfundamentalisten uit de Maghreb (Noord-Afrika): de Almoraviden en de Almohaden, verliep tergend langzaam. Grote stukken grondgebied komen weer in moslimbezit (hoofdstukken 11 en 13). Langzamerhand verliezen de moslims hun greep op al-Andalus. Vanaf de 13de eeuw komt de Reconquista op kruissnelheid met de innames van Córdoba(1236) en Sevilla (1248). Tweehonderdvijftig jaar (1238-1492) overleeft Granada (hoofdstukken 14 en 16) haar finale ondergang (hoofdstukken 18 en 20). Tussendoor besteedt hoofdstuk 7 aandacht aan de bevolking, welvaart en culturele uitstraling in al-Andalus. Het afsluitend hoofdstuk (21) handelt over de convivencia (het ‘samenlevingsmodel’) tussen de drie culturen en religies, islam, jodendom en christendom.
Luk Corluy studeerde filosofie, sociologie en economie en was verbonden aan het departement Economie van de KU Leuven.
Luk Corluy Al-Andalous 470 bladz. uitg. Sterck & De Vreese ISBN 9789056155315