Na jaren van voorbereiding en een bijna heel mensenleven gewijd aan muziek, schreef de dirigent John Eliot Gardiner een boek over zijn persoonlijke relatie met de muziek van Johann Sebastian Bach. Uitgeverij De Bezige Bij stond meteen in voor de Nederlandse vertaling. Een monument!
Sir John Eliot Gardiner (°1943) voorstellen hoeft niet meer. De man die aan de wieg stond van het Monteverdi Choir, de English Baroque Soloists en het Orchestre Révolutionnaire et Romantique, voor wie de orkesten van Dallas en van Vancouver en het Noord-Duits Radio Symfonie Orkest geen geheimen meer hebben, die muzikaal directeur was van de Opéra National de Lyon, die meer dan 250! opnamen maakte en ooit nog studeerde bij de toen 80-jarige Nadia Boulanger, is één van de beste en beroemdste musici ter wereld.
Als je houder bent van een Eredoctoraat van de Universiteit van Lyon, Doctor Honoris Causa bent in de musicologie aan de Universiteit van Cremona (de geboortestad van Monteverdi), je bent Commander in the Order of the British Empire, Honorary Fellow van King’s College en de Royal Academy of Music, je bent Knight Bachelor en je hebt Grammy’s gekregen, betekent dat ongeveer dat je wereldwijd behoort tot de top van de muzikale elite, in de meest positieve betekenis van het woord. Als zo iemand dan een boek gaat schrijven over een componist met wiens muziek en leefwereld hij is opgeroeid en aan wiens haast ondoorgrondelijke genialiteit, hij een groot deel van zijn leven heeft gewijd, mogen we ons aan iets verwachten. En die verwachtingen worden ingevuld. Meer, nog nooit werden zo hoge verwachtingen in die mate zo perfect ingevuld!
Verdeeld over 14 hoofdstukken en 762! bladzijden, vertelt Gardiner over de meest veelzijdige aspecten van Bachs vocaal-religieuze muziek, zijn leven, zijn onmiddellijke omgeving en zijn tijd. Een boek van dergelijke omvang is eigenlijk de samenstelling van twee tot drie verschillende boeken. Vooreerst is het een stuk autobiografie want in het eerste hoofdstuk ‘Onder de blik van de cantor’, vertelt Gardiner over zijn eerste contacten en ervaringen met Bach. Het wereldberoemd portret dat Elias Gottlob Haussmann schilderde van Bach, hing bij hem thuis! Vandaar de titel van dit hoofdstuk.
Met dit gegeven wordt meteen ook letterlijk en figuurlijk de toon gezet van de uitweiding over de kwaliteit van Gardiners afkomst, contacten, hoogstaande vorming en opleiding. Het tweede boek zou ik kunnen samenstellen aan de hand van het tweede en vijfde hoofdstuk want de hoofdstukken ‘Duitsland aan de vooravond van de Verlichting’ en ‘De mechanica van het geloof’, vormen twee hoogst interessante essays, machtig interessant! over de politieke situatie (over de ‘Reichsstätte’), de plaats, geaardheid en invloed van het Luthers geloof (de ‘Hauptgottesdienst’) en over de filosofische (o.a. Leibniz en Wolff) en algemeen intellectuele rijkdom van Bachs tijd.
Na een korte ‘Opmerking’ over de zondagen in het liturgisch jaar, de opnamen die hij maakte en waar de teksten van Bachs cantaten in het Duits en in het Engels te vinden zijn, vormen de uitleg over de betekenis van de gebruikte afkortingen en een interessante kaart van het Land van Bach, de overgang naar een innemend ‘Voorwoord’ waarin inleidende beschouwingen afwisselen met informatie over de Bach receptie. Meteen wordt Laurence Dreyfus, Lecturer en Fellow van het Magdalen College in Oxford geciteerd. Die zal in de loop van het boek nog vaak aan het woord komen. Want, de gambist en musicoloog, Laurence Dreyfus (°1952) is nl. momenteel één van de grootste Bachkenners ter wereld. Dreyfus werd trouwens aan Columbia University gevormd door de eminente, Duitse musicoloog/Bach specialist Christoph Wolff.
Het boek opent met twee relatief korte hoofdstukken ‘Het Bach-gen’ en ‘De jaargang 1685’, over Bachs biografie, de Bach familie en het voor de muziek gezegend jaar 1685. De hoofdstukken 6 & 7, ‘De onverbeterlijke cantor’ en ‘Bach aan zijn werktafel’ gaan over Bachs taak en functie als cantor en over zijn specifieke werk- en componeerwijze. De hoofdstukken die daar op volgen zijn twee aan twee aan elkaar gelieerd. In ‘Cantates of koffie?’ en ‘Cycli en seizoenen’ heeft Gardiner het over Bach in Leipzig en over de cantatencycli binnen het liturgisch jaar en de hoofdstukken 10 en 11, ‘Zijn eerste passie’ en ‘De grote passie’ zijn respectievelijk gewijd aan de Johannes- en Mattheuspassie. Onvoorstelbaar interessant!
In het hoofdstuk ‘Samenspraak en tegenspraak’ gaat het over de relatie tussen taal en muziek in Bachs cantaten, het gebruik van retorische termen en de moraal van de teksten van de cantaten. Waar Bachs muziek opgaat met de tekst noemt Gardiner “samenspraak”, waar ze er direct mee in botsing komt, noemt hij “tegenspraak”. Het tussengebied noemt hij dan, naar de verwantschap met de uitdrukking van Walter Benjamin, “de spanning tussen het klinkende en geschreven woord” (bladz. 548).
Dat hij in dit hoofdstuk geen begrip kan opbrengen voor wat hij noemt “de frivole, oneerbiedige, lichtzinnige muziek” (sic) van het prachtig duet ‘Wir eilen mit schwachen, doch emsigen Schritt’ uit de cantate BWV 78, ‘Jesu, der du meine Sele’, (bladz. 564), kan ik alleen maar toeschrijven aan de psyche van de auteur die humor en innemende lieflijke hartelijkheid blijkbaar niet kan plaatsen en duiden in het oeuvre van die Lutherse cantor, die zo vaak guitige en snode noten toevertrouwde aan de lijnen van de zelf getrokken notenbalken. Spijtig. Het voorlaatste hoofdstuk ‘Volmaaktheid als vingerafdruk’ is een meesterlijke analyse van Bachs ‘Hohe Messe’. Alle hoofdstukken openen met treffende en soms intrigerende citaten van onder meer A. de Saint-Exupéry, Debussy, Thomas Browne en Milton. Die wekken meteen de verdere interesse van de nieuwsgierige lezer.
Enkele nabeschouwingen in het laatste hoofdstuk ‘De oude Bach’, o.a. met een opvallende analyse met beeldmateriaal van het schilderij van Haussmann (tfoto), dat om één of andere reden toch maar niet op de kaft prijkt van het boek, vervolledigen de ervaring die u tijdens het lezen heeft gehad.
Dat je zo’n monumentaal werk niet op je eentje kan schrijven, bewijst het dankwoord gericht aan de vele, vele specialisten die Gardiner informatie van onschatbare waarde hebben gegeven. Dat er geen bibliografie in het boek is opgenomen wordt ruimschoots gecompenseerd door de vele, vele uitgebreide en gedetailleerde voetnoten die verwijzen naar de geraadpleegde bronnen en naar de bestaande boeken over Bach.
Dat Gardiner zich ‘beperkt’ tot het vocaal oeuvre van Bach en Bachs orgel- en klavierwerken omzeggens buiten beschouwing laat, kan hem, gezien de inhoud van wat de dirigent ons te vertellen heeft over Bachs cantaten, passies en Hohe Messe, geenszins kwalijk genomen worden. Hij is immers wereldwijd één van de allergrootste autoriteiten op het vlak van uitvoering van Bachs cantaten. In 2000 deed Gardiner bvb. zijn ‘Bach Cantata Pilgrimage’, waarbij hij gedurende 52 weken! alle kerkelijke cantaten van Bach uitvoerde in kerken door heel Europa en in de Verenigde Staten.
De hoofdstukken/essays over genoemde meesterwerken zijn van een nooit eerder geziene kwaliteit. Zelden heb ik zo’n volledige analysen mogen lezen. Onvoorstelbaar interessant! Het boek bevat daarenboven prachtig fotomateriaal in kleur en unieke diagramman van de beide cantatejaargangen. Uniek! Moge Sir John eeuwig ‘in love’ blijven met Bach en moge de naam van deze vader van drie dochters, van hem die trouwde met Isabella, de kleindochter van de legendarische dirigent Victor de Sabata, en van hem die dan ook nog eens een heuse, biologische boerderij runt in Noord Dorset, voortaan als een grote fonkelende ster prijken aan het firmament van de grootste Bachkenners aller tijden. Een dankwoord, chronologie, een verrassend glossarium, noten, de Illustratieverantwoording en het register besluiten dit meer dan indrukwekkend boek. “Bach, Music in the Castle of Heaven” werd vertaald door Frits van der Waa en Pon Ruiter. Fenomenaal!
John Eliot Gardiner Bach, muziek als een wenk van de hemel 764 bladz. Uitg. De Bezige Bij ISBN 9789023484967