Ontdek op deze nieuwe cd composities van de eerder onbekende Kuhlau en onbekende muziek van de wereldberoemde Beethoven. De fluitiste, Tami Krausz, tekende voor de interpretatieve kwaliteit van de solopartijen.
Het begin van de 19de eeuw was een tijdperk van stilistische veranderingen in de muziek, componisten gingen op zoek naar nieuwe vormen van expressie en tonale mogelijkheden, wat o.a. leidde tot innovatie op het gebied van de instrumentenbouw. Een groter klankspectrum en een grotere verscheidenheid aan technische mogelijkheden werden een nieuw ideaal. Ludwig van Beethoven en Friedrich Kuhlau waren muzikale reuzen van hun tijd en trachten allebei het potentieel van deze nieuwe ontwikkelingen ten volle te benutten. De Serenade van Beethoven verlegde de grenzen van het classicisme door impulsieve dynamische veranderingen en contrasterende motieven, terwijl Kuhlau in zijn “Grande Sonate Concertante”, een meer romantische esthetiek met expressieve vrijheid en rijke harmonische structuren verkende.
De combinatie van de muziek van Beethoven en Kuhlau (foto’s) op deze opname is geïnspireerd op de eerste en enige ontmoeting van de twee componisten in september 1825. Op 2 september 1825 kwamen Beethoven en Kuhlau nl. iets buiten Baden samen, waar ze zich verlustigden aan muzikale spelletjes. Kuhlau improviseerde op de naam B-A-C-H en Beethoven deed hetzelfde, maar zette er de volgende tekst onder, “Kühl, nicht lau”, (koel, niet lauw). Dit was niet alleen een verwijzing naar Kuhlau’s naam, maar ook een persiflage op zijn eerder gedane uitspraak over Bach, “Nicht Bach, sondern Meer sollte er heißen, (wegen seines unendlichen, unerschöpflichen Reichtums an Tonkombinationen und Harmonien)”. Dit charmant moment in de muziekgeschiedenis wordt herinnerd met een driestemmige canon in Bes, WoO 191, die Beethoven toen componeerde op de tekst ‘Kühl, nicht lau”.
Friedrich Kuhlau (1786-1832) (foto) was een zoon van een militaire muzikant. De familie verhuisde in 1793 naar Lüneburg. Drie jaar later verloor hij bij een ongeluk zijn rechteroog. Rond 1802/1803 vertrok hij naar Hamburg en werd aldaar opgeleid door de stadcantor Christian Friedrich Gottlieb Schwencke. Korte tijd erna ontstonden zijn eerste composities. In het gevolg van de belegging van Hamburg in 1810 door het leger van Napoleon, vluchtte Kuhlau naar Kopenhagen om niet in Napoleons leger te hoeven dienen. Hij leefde daar als pianoleraar en componist en in 1813 werd hij in Denemarken genaturaliseerd. In hetzelfde jaar werd hij lid van de hofkapel en in 1816/1817 werd hij koorleider in het koninklijk theater. In 1818 werd hij aangesteld als hofcomponist.
In het koninklijke theater werden alle muziektheaterwerken van Kuhlau uitgevoerd, waarvan het zangspel “Røverborgen” (1814), de sprookjesopera “Lulu” (1824) en de muziek tot het nationaal romantische toneelstuk, “Elverhøj” (1828) een doorslaggevend succes hadden. Daardoor werd hij naast Christoph Ernst Friedrich Weyse (1774-1842) (foto), een componist van hoofdzakelijk liederen en andere vocale muziek, één van de vooraanstaande, Deense componisten van de Romantiek. Hij reisde als concertpianist door heel Scandinavië, Duitsland en Oostenrijk maar als gevolg van een brand in zijn woonhuis in 1831 kreeg hij een zware longziekte, waaraan hij in het volgend jaar overleed. Kuhlau’s oeuvre omvat alle muzikale genres maar geen religieuze muziek. Kuhlau is bekend gebleven om zijn sonatines voor piano en diverse pedagogische werken voor fluit die nog steeds gebruikt worden in het muziekonderwijs.
Op de cd staan de Serenade in D voor piano en fluit, op. 41 en de Canon “Kühl, nicht lau”, WoO 191 van Beethoven, en het Capriccio in d voor fluit solo, op. 10b nr. 9 uit “12 Variaties en Solo’s voor fluit”, op. 10b (1810), en de Grande sonate concertante in a voor piano en fluit, op. 85 uit 1827 van Kuhlau.
De Serenade op. 41 is gebaseerd op Beethovens op. 25 voor fluit, viool en altviool. De serenade werd gecomponeerd rond 1801, hoewel er schetsen bestaan uit 1797 toen Beethoven ook zijn serenade op. 8 componeerde. Eind 1801 was het werk voltooid en in 1803 arrangeerde de componist en klavierleraar, Franz Xaver Kleinheinz (1765-1832), de serenade voor fluit of viool en piano. Kleinheinz had zich in 1799 in Wenen gevestigd, waar hij Beethoven had leren kennen en was er de pianoleraar van Giulietta Guicciardi en van de zussen, Therese Brunsvik en Josephine Brunsvik. Beethoven verbeterde enkele passages en keurde het arrangement van Kleinheinz goed. Het werd gedrukt als op. 41. en met het opschrift ‘revue par l’Auteur’ werd het arrangement al snel wijd verspreid. Net als Beethovens Septet uit dezelfde periode, had het werk een grote aantrekkingskracht op het publiek en was de verkoop ervan winstgevend voor hem.
De fluitiste Tami Krausz staat bekend om haar uitvoeringen op zowel 17de -, 18de , 19de– en 20ste eeuwse, historische fluiten. Zowel haar live-concerten als haar opnames worden geprezen door een groot publiek van luisteraars en door internationale perscritici. Geboren in Israël, begon ze op 8-jarige leeftijd fluit te studeren. Ze kwam in de jaren 1990 in Jeruzalem in contact met oude muziek en werd gecoacht en aangemoedigd door toonaangevende Europese figuren in het veld om door te gaan met de fascinerende kunst van de historische uitvoeringspraktijk. In deze context ontving Tami haar eerste barokfluit als beurs van de America-Israel Cultural Foundation. Deze fluit bracht haar naar Nederland, waar ze haar masterdiploma met de hoogste onderscheiding behaalde bij Barthold Kuijken aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag.
Shuann Chai begon op 5-jarige leeftijd met pianolessen in groep bij de lokale YWCA en had een aantal geweldige leraren, onder wie Jacob “Jack” Radunsky (1909-1995), een voormalige student van de pianist en componist, Percy Grainger. Zijn lessen wekten veel belangstelling en bewondering op voor vroege opnames en voor de romantische traditie van het pianospel, en door zijn aanmoediging volgde ze een masterclass gegeven door de piano forte speler, Malcolm Bilson. Shuann was toen 14 en deze invloeden waren de vonken die leidden tot haar langdurige relatie met historische piano’s.
Na het behalen van diploma’s in Oberlin Lorain County, Ohio (zowel biologie als piano) en het New England Conservatory (Master in Piano), studeerde Shuann privé bij Norma Fisher in Londen, Claus-Christian Schuster (voormalig pianist van het Altenberg Trio), en werkte veel samen met de Canadese pianist, Anton Kuerti. Na ruim tien jaar in Boston te wonen, verhuisde Shuann in 2007 definitief naar Nederland. Ze speelt zowel op een moderne Steinway concertvleugel als op een originele Rosenberger fortepiano uit 1820, die ze in permanente bruikleen heeft gekregen van het Nationaal Muziek Instrumenten Fonds (NMF).
De bariton, Mattijs van de Woerd studeerde aan de conservatoria van Rotterdam en Amsterdam bij Sylvia Schlüter, Maarten Koningsberger en Margreet Honig, en won in 2001 de Vriendenkrans, de prijs van de Vereniging Vrienden van het Concertgebouw en het Koninklijk Concertgebouworkest. In 2003 won hij de eerste prijs op de Wigmore Hall International Song Competition in Londen. Hij is veelvuldig te beluisteren in liedrecitals en in 2011 en 2012 maakte hij samen met de pianiste, Shuann Chai recital tournees door China. Hij verleende zijn medewerking aan talrijke beeld- en geluidsopnames met muziek variërend van Bachs Johannes-Passion en Schuberts Winterreise tot Golgotha van Frank Martin en “Ballade van de Gasfitter” van Klaas ten Holt. Verder maakt hij als zanger en arrangeur deel uit van de Nederlandse close harmonyformatie “Frommermann”, en is hij aangesloten bij artiestencollectief “Splendor Amsterdam”.
Na zijn opleiding als beeldend kunstenaar studeerde Marc Pantus zang aan het Utrechts Conservatorium en het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij respectievelijk Udo Reinemann en Meinard Kraak, en aan het “Steans Institute for Young Artists” in Chicago. De Nederlandse bas-bariton soleerde onder meer bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Nederlands Kamerorkest, Asko|Schönberg, de Nederlandse Bachvereniging, het Royal Philharmonic Orchestra en het cross-over dansgezelschap ISH van choreograaf Marco Gerris.
De Portugese tenor, João Moreira (°1980) studeerde zang aan de Escola Superior de Música in Lissabon en de Évora’s Music Academy. Tijdens zijn studie volgde hij veel masterclassses van onder andere Gloria Banditelli, Maria Cristina Kiehr en Gerd Türk. Door zijn passie voor kamermuziek besloot hij naar Nederland te gaan. Hij zingt onder meer bij de Nederlandse Bachvereniging, het Egidius Kwartet, Vox Luminis, het Currende Ensemble en Cappella Amsterdam en maakt sinds 2009 deel uit van het Nederlands Kamerkoor.
Kühl, nicht lau Shuann Chai Tami Krausz Mattijs van de Woerd Marc Pantus João Moreira cd Ramée RAM1903