Nikolaj Roerich (1874-1947) werd geboren in Sint-Petersburg. De familie Roerich woonde in de zomer in hun buitenhuis Isvara, ten zuidwesten van Sint-Petersburg. In de huiskamer van Isvara hing een schilderij van het Himalaya gebergte. Dit schilderij maakte diepe indruk op Nikolaj en zou een blijvende liefde voor berglandschappen bij hem ontwikkelen. In de periode dat hij op het gymnasium zat, kreeg hij interesse voor archeologie en ook hiervoor ontwikkelde hij een blijvende liefde.
Roerich (spreek uit, Rerikh) (foto) kreeg in deze jaren zijn eerste schilderlessen. Na de kunstacademie ging Nicholas in 1900 naar Parijs om er een jaar schilderlessen te volgen bij Fernand Cormon die ook les had gegeven aan Van Gogh en aan Toulouse-Lautrec. Fernand Cormon was ook de leraar van o.a. Émile Bernard, George Hendrik Breitner, Henri Matisse en Chaïm Soutine. Toen Roerich in 1901 weer in Sint Petersburg terugkeerde, trouwde hij met Helena Shaposhnikova. Zij zouden hun hele leven een heel hechte band hebben en in nauwe samenwerking, elkaar veel inspiratie geven. Helena introduceerde de Agni Yoga en de hindoeïstische filosofie. Agni is Sanskriet voor vuur. Zij kregen twee kinderen, George (1902) en Svetoslav (1904).
Toen er in 1902 een tentoonstelling werd gehouden waar ook schilderijen van Nikolaj Roerich hingen, kocht Tsaar Nicholas II zijn schilderij “Gasten van Overzeese Gebieden” (foto). Roerich maakte als schilder deel uit van de kunstenaarskring rond Prinses Maria Tenisjeva, vriendin van Tsarina Maria Fjodorovna, de gemalin van Tsaar Alexander III. Deze tsaar was mecenas van Tsjaikofski. Samen met de industrieel en kunstmecenas Savva Mamontov (1841-1918) (foto) financierde zij tussen 1898 en 1904 de oprichting van de beweging, met bijhorend kunsttijdschrift, “Mir Iskoesstva” van Diaghilev. Mamontov was op zijn beurt mecenas van Russische opera’s en van de belangrijke Russische schilders-kunstenaarskolonie in Abramtsevo.
In 1870 kocht Mamontov het landgoed Abramtsevo (foto’s), gelegen ten noorden van Moskou en hij stichtte er een kunstenaarskolonie waarin veel van de beste Russische kunstenaars van het begin van de 20e eeuw hun werken uitvoerden, zoals Konstantin Korovin, Rafail Levitski, Michail Nesterov, Ilja Repin, Vasili Polenov, Valentin Serov, Michail Vroebel, de broers Viktor en Apollinari Vasnetsov en de beeldhouwers Viktor Hartmann en Mark Antokolski. De kolonie van kunstenaars die er tijdens de jaren 1870 en 1880 vestigden trachtten de kwaliteit en de geest van de middeleeuwse Russische kunst te doen opleven. Verschillende workshops werden daar ingericht om handgemaakte meubels, keramische tegels en zijde te produceren, welke waren doordrenkt met traditionele Russische beelden en thema’s.
Mamontov stichtte een particulier operagezelschap, dat de grote Russische bas Fjodor Sjaljapin (foto) ontdekte. Hij steunde Russische operacomponisten, waaronder Pjotr Iljitsj Tsjaikovski, Nikolaj Rimski-Korsakov, Aleksander Borodin en Modest Moessorgski. Drama en opera op Russische folklore thema’s (bijvoorbeeld Rimski-Korsakov’s Sneeuwmeisje) werden geproduceerd op Abramtsevo en opgevoerd met decors gemaakt door de gebroeders Viktor en Apollinari Vasnetsov, Michail Vroebel en andere voorname kunstenaars. Mamontov fungeerde als podiumregisseur, dirigent en zangleraar.
Prinses Maria Tenisjeva (1867-1928) (foto) was de “doopmeter” van “Le Sacre” en Sava Mamontov was als industrieel, de spoorwegmagnaat van de lijn Moskou-Yaroslavl, 250 kilometer ten noordoosten van Moskou met o.a. het klooster van de Transfiguratie van Christus (“Spaso-Preobrazjenski”). Tussen 1870 en 1898 werd de prachtige stad Yaroslavl door spoorlijnen verbonden met Moskou, Vologda, Kostroma en Sint-Petersburg. Daardoor groeide de stad uit tot een belangrijk spoorwegknooppunt. De stad behoort tot de Gouden Ring van Rusland.
Vanaf 1907 begon Nicholas Roerich decors en kostuums voor opera’s en balletten te ontwerpen, zoals voor “Het Sneeuwmeisje” van Rimski-Korsakov, “Prins Igor” (foto) van Borodin, “Tristan en Isolde” van Wagner, “Zuster Beatrijs” van Maurice Maeterlinck en voor “Le Sacre du Printemps”. Hij heeft ook grafstenen ontworpen, bvb. voor Rimski-Korsakov in 1908 (foto).
Martha Graham (1894-1991) heeft 176 balletten gechoreografeerd. In haar choreografieën (eigenlijk psychodrama’s) richtte zij zich op de ziel van de mens en zijn allerdiepste oergevoelens. De moderne dans greep terug op primitieve principes waarbij het lichaam als expressie en communicatiemiddel diende. De emoties en psychologie van de twintigste eeuwse mens werden bepalend voor de moderne dans en voor de wijze waarop het spierstelsel getraind moest worden. Martha Graham danste op blote voeten om het contact met de grond zoveel mogelijk te behouden. Zij was voor de ontwikkeling van de moderne dans wat Stravinsky was voor de muziek, Picasso voor de schilderkunst, Miles Davis voor de jazz en Frank Lloyd Wright voor de architectuur.
De uiterst complexe, ritmische partituur (Stravinsky zelf sprak over voorjaarsritme) en het primitief scenario, scènes uit het heidens Rusland, schokten het publiek. De choreografie van Nijinsky betekende een radicale breuk met het klassiek ballet. De bevallige lijnen van het traditioneel ballet waren weg. Geen pantomimes meer, geen enkele jeté, pirouette of arabesque. Armen en benen werden nu hoekig gebogen en voeten werden naar binnen gedraaid. De dansers dansten meer vanuit hun bekken dan met hun voeten (cfr. Martha Graham). Stravinsky noteerde later in zijn autobiografie: “De arme jongen kende niets van muziek, Nijinsky was opgezadeld met een taak boven zijn capaciteit.” Terwijl Stravinsky het danstalent van Nijinsky prees, was hij gefrustreerd door hem als choreograaf. De complexe muziek, het springen en stampen, en de heftige dansstappen die vruchtbaarheidsriten uitbeeldden, ontlokten boegeroep en gefluit van de menigte.
Reeds van bij het begin met de openings-fagotsolo, kwam hoongelach uit het publiek, wegens de scherpe dissonanten in het samenspel van de houtblazers. Er kwam tumult en het publiek geraakte verdeeld tussen verdedigers en tegenstanders die spraken over Hottentottenmuziek. Dit werd gevolgd door een kabaal van geschreeuw en vuistslagen. De onrust in het publiek ontaardde in een ware rel. De politie van Parijs kwam erbij maar kon slechts beperkt de orde herstellen door een veertigtal toeschouwers uit de zaal te verwijderen. De chaos regeerde de rest van de voorstelling. Stravinsky zat op fauteuil nr. 111 op de vierde rij (dit voor wanneer u reserveert…) maar was zo ontdaan door de reactie van het publiek, dat hij huilend wegvluchtte.
Hij liep weg achter de coulissen waar Diaghilev de lichten aan en uit deed in een poging om het publiek te kalmeren. Nijinsky stond op een stoel zodanig dat Stravinsky hem bij de staart van zijn habijt moest vasthouden en schreeuwde cijfers voor de maat en de danspassen naar de dansers, die het orkest door het herrie schoppend publiek niet konden horen. Weet dat Russische cijfers boven tien, polysyllabisch zijn zoals bvb. achttien: vosemnadsat en Nijinski dat onmogelijk in het gepast tempo kon krijgen. Diaghilev had trouwens aan de danseres Marie Rambert (1888-1982) (foto) gevraagd om Nijinski bij te staan bij de ritmische ontleding van de muziek. Marie Rambert had immers euritmie gestudeerd bij Jacues Dalcroze.
Hoewel Nijinsky en Stravinsky wanhopig waren, reageerde de zelfverzekerde Diaghilev “dat een schandaal precies datgene was wat hij wilde.” Hij had immers gratis tickets uitgedeeld voor arrière-corbeille-plaatsen aan jongeren met de vraag enthousiast te willen applaudisseren maar dat was enigszins uit de hand gelopen. De muziek werd beschouwd als barbaars en erotisch-provocatief en was de primaire factor voor de oorzaak van de rel. De vele politieke en sociale spanningen die de première omringden, kunnen weliswaar ook bijgedragen hebben tot het schandaal.
De dag na de première stond er in de krant “Ce n’est pas le sacre du printemps, mais le massacre du tympan (trommelvlies)”. Tot overmaat van ramp werd Stravinsky na het eten van oesters ziek en verbleef hij zes weken in Neuilly waar zijn moeder voor hem zorgde en kon beschikken over de auto van de moeder van Debussy.
“My God, so much I like to drink Scotch that sometimes I think my name is Igor Stra-whiskey.” (Igor Stravinsky)
Het gegeven van het etnografisch ballet kwam van Roerich die een groot kenner was van de primitieve Slavische culturen. Stravinsky en Roerich werkten het gegeven uit tijdens de zomer van 1910 in het paradijselijke La Baule en schreven vervolgens het scenario in een paar dagen tijd in de villa van Prinses Tenisjeva in Talachkino nabij Smolensk. In Talachkino (foto’s) leidde Roerich nl. een kunstenaarskolonie. Stravinsky was naar Talachkino gereisd in een goederentrein en zat in een wagon samen met een…stier. Op de terugreis ontmoette Stravinsky Diaghilev in Karlsbad die omwille van de gelijkenis van het gegeven met het primitivisme van zijn lievelingsschilder Paul Gauguin, erg te vinden was voor het project van Le Sacre. Stravinsky componeerde de Inleiding en de Augures printaniers in Oestiloeg in de Oekraïne en componeerde vervolgens de rest van Le Sacre in het pension “Les Tilleuls” en in het hotel Chatelard (foto) in het schilderachtige Clarens nabij Montreux, aan het Meer van Genève. In Clarens had Tsjaikofski in 1878 zijn Vioolconcerto gecomponeerd.
Oestiloeg behoorde eerst tot Galicië-Wolynië, oorspronkelijk een Roetheens koninkrijk. Het koninkrijk kwam voort uit het Kievse Rijk en was tussen de 12de eeuw en 14de eeuw een van de machtigste rijken van de Vroege Oostelijke Slaven. Galicië en Wolynië werden in 1349 aan de Poolse kroongebieden toegevoegd en in 1432 werd Galicië-Wolynië het Poolse woiwodschap Roethenië. Het woiwodschap Roethenië (vojevodstvo) werd uiteindelijk aan het eind van de 18de eeuw verdeeld tussen Oekraïne en Polen. De vorsten van Moldavië, Walachije, Transsylvanië en het Banaat (van Temeswar) waren eveneens woiwoden, bestuurd door een woiwode. De titel was vergelijkbaar met die van hertog in de westerse wereld. In Rusland waren vojevoda’s hoge militaire officieren die tegelijk gouverneur waren van een goebernija. De rang werd afgeschaft door Tsaar Peter de Grote.
Tsjaikofski componeerde in 1868 een opera “De woïwode” naar het gelijknamig toneelstuk van Alexander Ostrovski en in 1891 componeerde hij een symfonische ballade Woiwode naar het gedicht van Adam Mickiewicz dat hij kende in vertaling van Poesjkin. De muziek van de eerste akte van de opera verwerkte Tsjaikofski tussen 1870-1872 in zijn opera De Oprichnik. De Opritsjnina was een onderdeel van Rusland dat tussen 1565 en 1573 onder bestuur stond van Tsaar Ivan IV, eerste tsaar aller Russen en grootvorst van Moskovië. In Rusland is Ivan IV bekend als Ivan Grozny (de machtige). In het westen is deze tsaar bekend als Ivan de Verschrikkelijke.
In 1906 trouwde Stravinsky met zijn nicht, Ekaterina Nossenko. Ze kregen vier kinderen. Hun oudste zoon was Théodore (1907-1989), maakte als beeldend kunstenaar onder meer decors bij enkele opvoeringen van werken van zijn vader. In onderstaand fragment beschrijft de zoon zijn vroegste herinneringen aan zijn vader:
”Igor en Katerina hadden net een zomerhuis (foto) gebouwd in Oestiloeg (Ustylúh) in Volhnia, in het uiterste zuidwesten van Rusland. Het huis stond op een stuk grond van zijn moeder en haar zuster Ludmilla. Tot 1915 zou dit huis elke zomer het onderkomen zijn van het gezin, tot het najaar en het gezondere weer aanbrak en de hele huishouding naar een warmer klimaat in het westen verhuisde: Zwitserland of de Franse Rivièra. “En zo kwam het dat mijn vroege kinderjaren een voortdurend komen en gaan was tussen Sint Petersburg en Oestiloeg, Oestiloeg en La Baule, Clarens, Beaulieu, Oestiloeg, Clarens […] Ik wil graag even stil staan bij Oestiloeg, het decor voor mijn dierbaarste vroege herinneringen. De dingen en gebeurtenissen beginnen mij nu duidelijker voor de geest te staan. De zomers in Oestiloeg waren voor mij een genot en achteraf zetten ze mijn hele kindertijd in een gelukkig licht.”
Op 17 november 1912 voltooide Stravinsky in Vevey, lijdend aan tandpijn, de “Danse sacrale”. Op 8 maart 1913 was de volledige compositie voltooid. Stravinsky realiseerde een versie voor vierhandig piano aan de hand waarvan men de repetities leidde. De orkestpartituur werd pas in 1921 uitgegeven. Boris de Schloezer (1881-1969), de schoonbroer van Skrjabin, die Tolstoï en Gogol vertaalde in het Frans en kenner was van Bach en de joods-Russische filosoof Sjestov, hebben veel betekend voor de bekendmaking en de erkenning van Le Sacre. Ook de Frans-joodse etnomusicoloog André Schaeffner (1895-1980) heeft veel bijgedragen tot beter begrip van Le Sacre. Le Sacre du Printemps was immers zowel qua muziek als qua choreografie een onconventioneel “ballet”. De compositie was in tegenstelling tot de westerse traditie tot dan toe, gebaseerd op een helse, ritmische complexiteit en was een eruptie van klanken.
Wie onmiddellijk het belang van deze muziek inzag was bvb. Maurice Ravel (foto). In een brief aan een vriend schreef hij dat die beslist moest gaan luisteren, de première zou een belangrijke betekenis hebben voor de muziekgeschiedenis. Ravel nam zelf van harte deel aan de rel tijdens de première. Toen hij de vrouw in de fauteuil naast hem aanmaande stil te zijn omdat hij wilde luisteren, reageerde zij met… “sale juif”.
De belangrijkste uitvoeringen en opnamen werden o.a. gemaakt o.l.v. Pierre Monteux (foto), Ernest Ansermet (foto), Leopold Stokowski, Igor Markevitch en Pierre Boulez. Sedert de balletopvoeringen van de Ballets Russes zijn er ondertussen zowat 75 choreografieën gemaakt van Le Sacre du Printemps. De belangrijkste waren van Mary Wigman (1886-1973, (studeerde bij Dalcroze en Laban) (1957), Maurice Béjart (1959), Pina Bausch (1975), Paul Taylor (1980), Mats Ek (1984), Jorge Lefebre (1988), Angelin Preljocaj (2001), Régis Obadia (2003), Doug Varone (2003) en Emanuel Gat (2004).
De oorspronkelijke choreografie is nu te bewonderen op dvd. Dank zij Millicent Hodson is de oorspronkelijke choreografie gereconstrueerd. Onder de naam «Stravinsky et les Ballets Russes» biedt een andere dvd de opnamen in het Mariinski theater van “Le Sacre du printemps” in de originele versie van Nijnski (1913) en van “L’Oiseau de Feu” (1910). Beide balletten worden gedirigeerd door Valery Gergiev. Het grote voordeel van deze uitgave is dat u, net als bij een cd, aan de hand van de tracknummers, u meteen weet te oriënteren en dat deze uitgave bewijst hoe onontbeerlijk het is ballet ook te zien. Daarenboven is de schoonheid van de kostuums en decors nauwelijks in woorden te vatten. U mag deze dvd’s geenszins missen!
Stravinsky Les Ballets Russes Le Sacre du printemps The Firebird dvd Format: Colour, 16/9, NTSC, Sound: PCM Stereo – Dolby Digital 5.1. Bel Air BAC241
Igor Stravinsky and the Ballets Russes DVD & BLU-RAY Mariinsky Orchestra and Ballet Valery Gergiev Bel Air Classiques BAC441
Maurice Béjart Le Sacre du Printemps Boléro Classics dvd/Video EuroArts 8024257488