Alessandro Stradella kreeg bekendheid in de geschiedenis van de muziek door zijn kort maar bewogen leven, maar ook dankzij zijn reputatie als componist van o.a. zes magnifieke oratoria en zeven opera’s.
Alessandro Stradella (1639-1682), afkomstig van Bologna, trad in 1667 in dienst bij Koningin Christina I van Zweden (foto). Tot zijn plichten als “servitore de camera” behoorde ook het componeren van religieuze, vocale muziek, oratoria, cantates, “Chare Jesu Suavissime” tot het feest van de Heilige Filippo Neri, en passies. In de tijd tot 1677 ontstonden ook de grote oratoria “San Giovanni Battista”, “San Pelagia” en het helaas verloren gegaan Vastenoratorium voor San Marcello. Opdrachtwerken van de aristocratie zoals de cantate “La Circe” in mei 1667 bij de benoeming van Leopoldo di Medici tot kardinaal, plaatsten Stradella in het centrum van het bloeiend, Romeins muziekleven. Al gauw breidde hij zijn terrein uit naar het theater, waarvoor hij opera’s en serenades componeerde. Hij maakte naam als componist en na Rome, werden zijn werken in de meeste belangrijke steden van Italië opgevoerd.
Zijn roem werd echter overschaduwd door zijn betrokkenheid bij allerhande louche zaken. In 1669 moest hij Rome verlaten, vanwege zijn aandeel in een complot om geld van de kerk te verduisteren. Als huwelijksmakelaar, moest hij in 1677 de stad nogmaals ijlings verlaten, nadat hij een huwelijk gearrangeerd had voor de nicht van kardinaal Cibo. Na een kort verblijf in Florence, ging hij naar Venetië en kwam hij weer in de problemen vanwege een affaire met Agnese Van Uffelte, de maîtresse van de Venetiaanse edelman Alvise Contarini. Achtervolgd door Contarini’s huurmoordenaars vluchtte hij met Agnese naar Turijn. Hoewel zijn achtervolgers hem onderweg te pakken kregen, wist hij zwaargewond te ontkomen en werd hij onder de hoede genomen van de Franse regentes in Turijn, Maria Johanna, wat ontaarde in een diplomatieke rel tussen de Venetiaanse republiek en de zonnekoning van Frankrijk, Louis XIV.
Hersteld van zijn verwondingen besloot hij in 1678 naar Genua te gaan, waar enkele edellieden hem een goed salaris boden, onder voorwaarde dat hij zich blijvend in Genua zou vestigen en exclusief voor hen muziek zou componeren. In Genua componeerde hij onder het patronage van rijke adellijken zijn laatste grote werken (instrumentale muziek en het oratorium “Susanna”). In 1682 raakte hij weer betrokken in een schandaal, ditmaal met een vrouw afkomstig uit de Genuese adel, wat hij dit keer wel met de dood moest bekopen. Stradella werd nl. in februari 1682 op de Piazza Bianchi, neergestoken door een huurmoordenaar.
Ongeveer 300 van zijn werken zijn overgebleven, waaronder vier opera’s, wel meer dan 170 cantaten en zes magnifieke oratoria, “San Giovanni Battista”, “San Pelagia”, “La Susanna”, “Ester, liberatrice del populo ebreo”, “San Crisostomo”, en “San Editta, vergine e monaca, regina d’Inghilterra”. De bekendste van zijn composities dateerden uit de laatste vijf jaar van zijn leven, toen hij uit Rome was gevlucht en in Genua woonde.
Ondanks het feit dat Alessandro Stradella (1644-1682) een componist was met een losbandig leven, drukte hij toch een stempel op de muziekgeschiedenis, nl. op het kruispunt van het lyrisch theater en het religieus drama, en vooral in zijn “San Giovanni Battista”, een groots Romeins oratorium op een libretto van de nog jonge advocaat en schrijver, Ansaldo Ansaldi (1651-1719), gecomponeerd in de lijn van Carissimi en de Venetiaanse opera van Cavalli. Stradella stond ook dicht bij de volgende generatie, die van Scarlatti en Händel. Zijn muziek kenmerkt zich door levendigheid, expressiviteit en diepe menselijkheid. Hoewel het werk een waar succes was toen het in 1675 in de basilica di San Giovanni Battista dei Fiorentini in Rome (foto) werd uitgevoerd, werd het pas in 1949 herontdekt. Het evenement vond plaats in Perugia en de rol van Herodiade (Salome) werd gezongen door de toen 26-jarige…Maria Callas.
De schitterende uitvoerders zijn hier Alicia Amo (sopraan, Herodiade la Figlia) (foto), Gaia Petrone (mezzo, Herodiade la Madre), Paul-Antoine Bénos-Djian (contratenor, Giovanni Battista) (foto), Olivier Déjean (bas, Erode), Artavazd Sargsyan (tenor, consigliero), en Thibault Givaja (tenor, discepolo). Het begeleidend instrumentaal ensemble bestaat enkel uit strijkers als concerto grosso en viool, cello, luit, klavecimbel en orgel als concertino. Heerlijk mooi!
De Franse contratenor, Damien Guillon (°1981) (foto), kreeg vanaf zijn achtste jaar muziek- en zangonderricht bij het jongenskoor “Maîtrise de Bretagne” in zijn geboorteplaats Rennes. Daar begon hij als jongenssopraan en was hij later bariton. Zijn muzikale interesse omvatte ook orgel en hij studeerde ook basso continuo en klavecimbel aan het conservatorium van Boulogne-Billancourt. Van 1998 tot 2001 studeerde Damien Guillon onder leiding van Olivier Schneebeli aan het Centre de Musique Baroque de Versailles.
In 2004 verhuisde hij naar Bazel om zijn zangopleiding te vervolmaken bij Andreas Scholl aan de gerenommeerde Schola Cantorum Basiliensis. Damien Guillon was te zien in diverse operaproducties, onder andere Athalia van Händel onder leiding van Paul McCreesh in Ambronay, Teseo, eveneens van Händel, in de opera van Nice, Il Ritorno d’Ulisse in Patria van Monteverdi onder leiding van Philippe Pierlot in de Muntschouwburg in Brussel, Il Sant’Alessio van Landi met William Christie en Les Arts Florissants, Händel’s Giulio Cesare in Caen en Händel’s Rinaldo op het Edinburgh Festival in 2009. Sinds 2009 is Damien Guillon leider van het barokensemble “Le Banquet Celeste”.
Stradella San Giovanni Battista Le Banquet Céleste Damien Guillon cd Alpha 579
https://www.stretto.be/2020/09/27/lamento-door-damien-guillon-en-cafe-zimmerman-op-het-label-alpha/
https://www.stretto.be/2017/05/28/muziek-van-een-17de-eeuwse-lady-killer/