Heerlijk mooie stemmen brengen het onbekend maar subliem oratorium van de meester uit Modena, die aan het hof van de keizer in Wenen, carrière maakte.Giovanni Bononcini (1670-1747) werd geboren in Modena, als de oudste van drie zonen. Zijn vader, Giovanni Maria Bononcini was violist en componist, en zijn jongere broer, Antonio Maria (1677- 1726), was ook componist. Ontdek het Stabat Mater van Antonio Maria. Beide broers speelden cello. Als wees van 8 jaar studeerde Giovanni bij de gerenommeerde Giovanni Paolo Colonna (foto) aan de San Petronio Basilica (foto) in Bologna. In 1685, publiceerde hij reeds op 15-jarige leeftijd, drie verzamelingen instrumentale werken en een jaar later werd hij al aangenomen als lid van de prestigieuze Accademia Filarmonica di Bologna. Er was al veel vraag naar zijn diensten: hij werkte bij San Petronio als strijker en zanger, publiceerde verdere collecties instrumentale stukken en produceerde twee oratoria voor uitvoering in Bologna en Modena.
Van 1687 tot 1691 was hij maestro di cappella in de kerk van San Giovanni in Monte in Bologna, waarvoor hij een Mis voor dubbel koor componeerde die in 1688 werd gepubliceerd als zijn op.7. In 1690 componeerde hij nog een oratorium voor Modena en verbleef tussen 1689 en 1690 ook in Milaan. In 1691 droeg hij een reeks vocale duetten (op. 8) op aan keizer Leopold I en speelde hij in het orkest van de pauselijk gezant en kardinaal van Bologna, Benedetto Pamphili (foto), een belangrijke persoonlijkheid op het gebied van kunst en cultuur in het Rome van de 17de – en 18deeeuw.
Pamphili, schreef nl. een aantal libretti voor oratoria, sonnetten en cantates, die deels door hemzelf werden getoonzet. Hij gaf componisten als Corelli, Lulier, Melani, Bononcini en Cesarini, de gelegenheid hun muzikale carrière onder zijn bescherming te beginnen, en financierde daarbij publicaties en uitvoering van hun werken. Tijdens het verblijf van de jonge Händel in Rome bouwde Benedetto Pamphilj een langdurige vriendschap met hem op.
In 1691 jaar verhuisde Bononcini naar Rome, waar hij in dienst trad van Filippo II Colonna (foto), een machtig beschermheer van de kunsten, voor wie Bononcini, samen met zijn vaste librettist, Silvio Stampiglia (1664-1725), tussen 1692 en 1696, zes Serenata’s, een oratorium en drie, mogelijks vijf opera’s componeerde, waaronder de zeer succesvolle Xerse (1694). Een andere succesvolle opera, “Il trionfo di Camilla”, werd geproduceerd in Napels (in 1696 of 1697) na de benoeming van Colonna’s zwager, Luigi della Cerda, als de plaatselijke onderkoning van Spanje. Tussen 1695 en 1696 werd Bononcini lid van twee van de meest exclusieve artistieke kringen van Rome, de Accademia Nazionale di Santa Cecilia en de literaire Accademia degli Arcadi.
Na het overlijden van Colonna’s vrouw Lorenza in augustus 1697, verliet Bononcini Rome en trok naar Wenen, waar hij in dienst trad van keizer Leopold I. Hij vestigde er zich als de favoriete componist van de erfgenaam en opvolger van Leopold, keizer Joseph I. In 1702, na het uitbreken van de Spaanse Successieoorlog, verhuisde Bononcini naar het hof van koningin Sophia Charlotte in Berlijn, waar hij de favoriete componist van de koningin werd en zijn publieke reputatie verbreedde met de productie van nieuwe opera’s, “Polifemo” en “Cefalo”.
Hoewel zijn activiteiten in het volgend decennium minder goed gedocumenteerd zijn, lijkt hij in 1706 in Venetië te zijn geweest voor de productie van een nieuwe opera tijdens het carnaval. Tegen die tijd had Bononcini een benijdenswaardige internationale reputatie. Hij trouwde met Margherita Balletti. Zij kwam uit een familie van acteurs en commedia dell’arte-spelers en was de schoonzus van de bekende acteur en schrijver, Luigi Riccoboni, alias Lélio.
De naam Bononcini is bekend gebleven i.v.m. Händel (foto). Van 1720 tot 1732 was hij nl. in Londen, waar hij in populariteit moest wedijveren met Händel, die in 1712 in Londen was gearriveerd. De Tories kozen voor Händel, terwijl de Whigs en John Churchill, 1st Duke of Marlborough en zijn echtgenote, Sarah Churchill, de hertogin van Marlborough (foto), (een hofdame en een vriendin van koningin Anna van Engeland), Bononcini prefereerden. In 1722 componeerde Bononcini het funeral anthem “When Saul was King over us” voor de Duke of Marlborough, Op de affiche stond, “The Anthem which was performed In King Henry the seventh’s Chappel at the Funeral of the most Noble & Victorious Prince John Duke of Marlborough. The Words taken out of Holy Scripture And set to Musick by Mr. Bononcini”.
Händel won weliswaar steeds meer aan populariteit en Bononcini moest Londen verlaten op beschuldiging van plagiaat. Beide componisten kregen van James Byrom (1692-1763), de uitvinder van stenografie, de bijnamen, “Tweedle-dum” en Tweedle-dee”, die bekend geworden zijn door het boek, “Through the Looking-Glass (And What Alice Found There) uit 1871 van Lewis Carroll. In 1971 werd “Tweedle Dee, Tweedle Dum” een song van Middle of the Road op hun album, “Chirpy Chirpy Cheep Cheep”.
“Some say, compar’d to Bononcini
That Mynheer Handel’s but a Ninny
Others aver, that he to Handel
Is scarcely fit to hold a Candle
Strange all this Difference should be
‘Twixt Tweedle-dum and Tweedle-dee!” (James Byrom)
Van Giovanni Bononcini zijn nog een vijftal oratoria bekend, “Il Giosuè”, (1688), “La Maddalena a’ piedi di Cristo”, (1690) “San Nicola di Bari” (Rome, 1693), “La Conversione di Maddalena” (Wenen, 1701) en “Ezechia” (Wenen, 1737). In 1701 componeerde hij het oratorium “La Conversione di Maddalena” voor de Habsburgse keizer Leopold I (foto). De musicus uit Modena, op het hoogtepunt van zijn Europese faam, beschikte in Wenen over de beste krachten van de keizerlijke kapel, vier zangers (twee sopranen, een alt en een bas) en een instrumentaal ensemble, weliswaar beperkt tot strijkers, maar voldoende consistent om een concerto dialectiek te bekomen met een tutti en een concertino, inclusief solistische partijen voor de viool, de cello en de viola da gamba.
Het populair verhaal over Maria Magdalena, wellicht Maria van Bethanië, de verloste prostituee en het christelijk model van bekering, was één van de fascinerendste onderwerpen in de barokke spiritualiteit van de contrareformatie. Het verhaal werd in originele bewoordingen behandeld door de anonieme auteur, misschien was het Riccardo Rodiano, van het libretto, die door een suggestief gebruik van poëzie, de moeilijke bekering van de zondares tot heilige verwoordde. Maria Magdalena werd daar toe aangespoord door haar zus Marta.
Volgens de overlevering zou Martha, haar zuster Maria regelmatig hebben gewaarschuwd voor haar ijdelheid en lichtzinnigheid (foto). Bononcini reageerde op de suggesties van de tekst door aria’s en recitatieven te componeren met een prachtige variëteit, en waarin hij met veel expressiviteit, opvallende vocale vereisten en vele nuances van klankkleur en harmonie, het profiel van elk van de personages verklankte. In de 18de eeuw kende dit oratorium trouwens ook buiten het Hof in Wenen, veel succes, en werd het hernomen in Florence, Rome en Bologna.
De personages/solisten zijn Maria Magdalena, Emanuela Galli sopraan, Amor Divino, Francesca Lombardi Mazzulli sopraan, Marta, Marta Fumagalli alt en Amor Profano, Matteo Bellotto bas. Het ensemble La Venexiana staat o.l.v. de luitspeler, Gabriele Palomba.
La Venexiana werd in 1995 opgericht door de Italiaanse contratenor, Claudio Cavina. Hij studeerde in Bologna bij de Amerikaanse zangeres en musicologe, Candace Smith, en vervolgens bij de Zwitserse bariton Kurt Widmer en de Belgische contratenor en dirigent, René Jacobs aan de Schola Cantorum Basiliensis. Daarna trad hij regelmatig op als contratenor-solist en in koorwerken. La Venexiana, ontleend aan een anonieme komedie “La Venexiana” uit ca.1537, concentreerde zich aanvankelijk op vier- en vijf stemmige madrigalen van Sigismondo d’India, Luzzasco Luzzaschi, Luca Marenzio , Barbara Strozzi, Gesualdo da Venosa en Claudio Monteverdi. Het ensemble breidde zijn repertoire later uit met producties en opnames van opera’s van Monteverdi en Francesco Cavalli. Met Cavina’s toenemende focus op opera, hebben leden van het ensemble tegelijkertijd “La Compagnia del Madrigale” gevormd, die de Gesualdo-serie op het Glossa-label heeft voortgezet.
Gabriele Palomba studeerde cum laude af aan de Civica Scuola di Musica van Milaan onder leiding van Paul Beier en volgde masterclasses bij Pat O’Brien, Chris Wilson, Anthony Bailes en J. Christensen. Hij treedt zowel op als solist als continuo speler in Italië en in het buitenland en speelt op de belangrijkste Europese festivals en theaters, waaronder La Scala in Milaan, het San Carlo in Napels, het Teatro Nacional de Madrid, het Konzerthaus in Berlijn. Hij werkte samen met het Ensemble Galilei, Ensemble Concerto, La Venexiana, La Cappella della Pietà dei Turchini, La Risonanza, Ensemble Aurora en andere Italiaanse formaties. Hij richtte samen met de sopraan Emanuela Galli en de klavecinist Davide Pozzi het ensemble “Sistite Sidera” op, en maakte opnames voor de labels Stradivarius, Glossa, Dynamic, Simphonia, Capriccio.
Giovanni Bononcini La conversione di Maddalena oaratorio, Vienna 1701 La Venexiana 2 cd Glossa GCD 920944