In zijn eerste periode in Wenen componeerde Beethoven nogal wat muziek voor blaasinstrumenten, arrangementen en dansen. Het bekendste voorbeeld is zijn Kwintet in Es, op. 16, dat hij tegelijkertijd voor pianokwartet arrangeerde. Ontdek hier ook de onbekende Beethoven in composities voor hoorns, trombones, orgel, enkele strijkers en piano.
Vooral in 1797 behaalde Beethoven succes met zijn Kwintet voor piano, hobo, klarinet, hoorn en fagot, dat voor het eerst werd uitgevoerd in april 1797, en opgedragen werd aan Prins Schwarzenberg, één van zijn eerste weldoeners. Beethoven bewerkte het Kwintet voor Pianokwartet, met behoud van de oorspronkelijke tempoaanduidingen en het karakter van het werk. De eerste beweging heeft een gepunt ritme-introductie, gemarkeerd Grave, wat leidt tot een sonatevorm, Allegro, ma non troppo. De langzame beweging, in Bes groot, wordt gevolgd door een finaal Rondo.
Beethoven componeerde toen ook dansen, maakte arrangementen van volksliederen en weerspiegelde de belangstelling van het publiek voor muziekautomaten door voor muziekklok te componeren. Ook de Napoleontische oorlogen werden weerspiegeld in zijn muziek uit die periode, vooral in zijn militaire composities zoals in een reeks Marsen en 3 Equali, voor trombones, die uiteindelijk ook op zijn eigen begrafenis zouden worden gespeeld.
Op cd 1 staan Marsen WoO 20, 24 en 29 • Écossaise, WoO 22 • Polonaise, WoO 21 • 3 Equali, WoO 30 • Adagio, Hess 297 • Stücke, WoO 33a en 33b • Fuga’s, WoO 31 en Hess 38 • Prelude en Fuga, Hess 29 • Strijkkwintet, Hess 40.
De oorlogen van die tijd werden uiteraard weerspiegeld in militaire muziek. In het geval van Beethoven uitte zich dit in een aantal marsen. Een voorbeel is de hier opgenomen de Mars in D, WoO 24, uit 1816, voor piccolo’s, hobo’s en fagotten, vijf klarinetten, zes hoorns, acht trompetten, drie trombones, serpent, triangel, cimbalen en trommen. Het stuk is gemerkt “Marcia, con brio”, en bevat een Trio. De Mars in C, WoO 20, een eerder werk, was voor een band van een meer bescheiden omvang, maar was onvermijdelijk vermengd met Turkse elementen, wat toen in de mode was. Beethoven componeerde de Mars rond 1809 en voegde rond 1822/1823 een Trio toe. Beethovens “Grenadier Mars”, Hess 107, werd gecomponeerd rond 1798 en werd ook opgedragen aan Prins Schwarzenberg.
Andere werken voor militaire bands waren de Polonaise in D, WoO 21, gecomponeerd in Baden in 1810. De gelijkaardig geïnstrumenteerde Écossaise in D, WoO 22, ontstond waarschijnlijk in diezelfde zomer in Baden. Gecomponeerd voor vier trombones, werden twee van de drie Equali gespeeld op de begrafenis van Beethoven op 29 maart 1827. Hun titel, Equali, geeft hun geaardheid aan, nl. stukken voor gelijke instrumenten of voor instrumenten van dezelfde familie. De drie stukken werden in opdracht van de Stadtkapellmeister van Linz, Franz Xaver Glöggl gemaakt en werden in 1812, op Allerzielen, in de oude kathedraal in Linz uitgevoerd. Het Adagio in F voor drie hoorns, Hess 297, gecomponeerd in 1815, was daarentegen vermoedelijk een instrumentale studie.
Tijdens Beethovens carrière en de latere jaren van Haydn en Mozart, was er publieke belangstelling voor muziekautomaten. In zekere zin was de interesse niet nieuw. Koningin Elizabeth I had tenslotte reeds in 1598, een Engels mechanisch instrument naar de Ottomaanse sultan gestuurd. De “2 Stücke”, WoO 33b, Hess 106 en de “3 Stücke”, WoO 33a, Hess 103-106, werden voltooid in 1800 voor de tentoonstelling van wassen beelden en muziekautomaten, die door graaf Josef Deym, na zijn ballingschap, veroorzaakt door de dood van zijn tegenstander in een duel, werden getoond, na zijn terugkeer in Wenen. Deym had ook muziek laten componeren door o.a. Haydn en Mozart. Hij overleed in 1804 en liet zijn weduwe, Josephine achter met vier kinderen en sociale problemen. De stukken voor de muziekklok werden getranscribeerd voor orgel, een instrument waarvan het hoger bereik overeenkomt met het hoger register van het muziekapparaat of “Flötenuhr”, naar de londense “Clarion clocks”.
Beethovens weinige werken voor orgel zijn de Fuga in D, WoO 31, een tweestemmige oefening in contrapunt, gecomponeerd in 1783/84. Zijn belangstelling in contrapunt resulteerde o.a. in zijn arrangement uit 1801-1802 voor strijkkwintet van de Fuga nr. 24 uit het eerste boek van Bachs “Das wohltemperierte Klavier” (Hess 38). Zijn Prelude en Fuga in mi klein uit 1795 (Hess 29) komt uit zijn studieperiode bij Albrechtsberger (foto) in Wenen. Zijn onvoltooide Prelude in re klein voor strijkkwintet, uit 1817 (Hess 40), was wellicht bedoeld om aan een Fuga vooraf te gaan.
Op cd 2 staan het Pianokwartet, op. 16 • 6 Minuets, WoO 9, Hess 26 • 6 Ländlerische Tänze, WoO 15 • 6 German Dances, WoO 42 • Rondo, WoO 41 • Duet voor 2 violen, WoO 34, Hess 42 • Canon, WoO 35, Hess 273 • Scottish Song, WoO 156, No. 1 • Vioolsonate, Hess 46 • Trio Secondo, Hess 28 • Duo voor viool en cello, Gardi 2 • Piano Trio, Bia. 637 • Finale: Allegro, Hess 25.
Muziek voor dansen diende een sociaal doel, zowel fysiek als, als aanvulling op andere activiteiten. De meest vooraanstaande componisten waren erbij betrokken. Mozart bv. was aangeworven om in te staan voor de muziek aan het hof in Salzburg, terwijl hij, zoals hij zelf opmerkte, “zoveel meer had kunnen doen”. De 6 menuetten van Beethoven, WoO 9, worden bewaard in een versie voor twee violen en cello en werden gecomponeerd rond 1799. Het trio van de derde dans is interessant voor het gebruik van pizzicato. Beethovens “6 Ländlerische Tänze”, WoO 15 overleven in een pianoversie en in een versie voor twee violen en cello, beide gepubliceerd in Wenen in 1802. De 6 Duitse dansen, WoO 42, voor viool en piano, werden in 1796 eerst in Praag, en daarna in 1814, in Wenen gepubliceerd.
Begin juni 1794 schreef Beethoven een brief aan zijn vriendin, Eleonore von Breuning (foto), in Bonn, waarin hij haar bedankte voor het geschenk van een halsdoek dat ze hem had gestuurd. Beethoven genoot van de vriendschap van de familie Breuning, die hem, vooral na het overlijden van zijn moeder in 1787, hadden gesteund. Bij zijn antwoord voegde hij een reeks variaties en een Rondo voor viool en piano toe. Het laatste werk, het Rondo in G voor viool en piano, WoO 41, werd in 1808 door Simrock in Bonn uitgegeven. Een minder omvangrijk werk, het Duet voor 2 violen in A, WoO 34, Hess 42, werd gecomponeerd voor een bezoeker van Wenen.
In 1822 bezocht nl. de Franse violist, Alexandre Boucher (1778-1861) (foto), Beethoven. Beethoven schreef het stuk met zeven maten voor Boucher. De Canon, WoO 35, voor twee violen, uit 1825, werd gecomponeerd voor een andere bezoeker, Samson Mozes de Boer, die zich voorstelde als amateur cellist en lid van de Academie voor Schone Kunsten in Amsterdam. De bekendheid van Beethoven had zich tegen die tijd in het buitenland verspreid. Arrangementen van volksliederen waren een interessante bron van inkomsten voor Beethoven. De vele bewerkingen van Schotse, Welshe, Ierse en Engelse volksliederen omvatten in de verzameling liederen, WoO 156, o.a. een Schots lied zonder tekst uit juli 1810, geïnstrumenteerd voor pianotrio.
De Vioolsonate in A, Hess 46, overleeft alleen in fragmenten. Omdat de lacunes de opening van de twee bewegingen betreffen, was het gissen naar de reconstructie. Het werk dateert van rond 1790/1791. Het alternatief trio voor het tweede trio van de Scherzo beweging van het Strijktrio, op. 9, nr. 1, is door sommigen beschouwd als een extra tweede triobeweging en door anderen als een mogelijke vervanging voor het bestaand trio. Hoe dan ook, was het vermoedelijk bijzaak voor de componist, en werd het, om welke reden dan ook, weggelaten uit de editie van 1798. Het Duo voor viool en cello in Es, Gardi 2, dat enkel overleefde in fragmentarische vorm, werd waarschijnlijk gecomponeerd omstreeks 1790. Het wordt gevolgd door de eerste beweging van een onvoltooid Pianotrio in fa klein, een compositie uit ca. 1816, dat alleen bestaat in fragmenten. De oorspronkelijke finale van het Strijktrio in Es, op. 3, gecomponeerd in 1793 of 1794, verschilt relatief weinig van de definitieve versie.
De uitvoerders van de 2 Marsen (“Marsch zur grossen Wachtparade” en “Zapfenstreich” (taptoe) nr. 2,), de Polonaise en de Écossaise, op de eerste cd, zijn het IU (Indiana University) Wind Ensemble o.l.v. Rodney Dorsey (foto). De 3 Equali voor twee alt trombones, tenor trombone en bas trombone, worden gespeeld door William Karceski, Chris Houlihan, Stefan Wiebe en Noah Roper. Janette Fishell speelt de Grenadier Marsch en de Stücke WoO 33b en 33a, op orgel, en Andreas Ioannides en Tatiana Lokhina, spelen op de 2de cd, piano. De andere uitvoerders zijn Layne Anspach, Scott Holben en Yu-Hsuan Cheng (hoorn), Sofia Kim, Susie Kroh, Tristan Siegel, Isabel Kwon, Noa Sarid, Clara Scholtes en Eunji Kim, viool, Seido Karasaki en Andrew Collins, altviool, Hrafnhildur Guðmundsdóttir, Isabel Kwon en Lawrence DiBello, cello , en Aleck Belcher (contrabas). Een hele ontdekking!
BEETHOVEN Chamber Music Piano Quartet in E flat major . Six German Dances diverse uitvoerders 2 cd Naxos 8.574040-41