De Oostenrijkse violist Johannes Pramsohler en klavecinist Philip
pe Grisvard, namen eerder baroksonates op van Telemann, Leclair, Albicastro, Pisendel, Krebs en Graun. Nu is het de beurt aan de violist Pieter Hellendaal uit Rotterdam.
Pieter Hellendaal was één van de sterviolisten die zoals Geminiani en Veracini, als solist optrad tijdens de pauzes van Händels opera’s in Londen. Johannes Pramsohler verkent het manuscript van Hellendaal in het Fitzwilliam Museum in Cambridge (foto) en brengt een componist aan het licht die stevig geworteld was in de Corelliaanse traditie, maar die in zijn melodieuze vindingrijkheid doet denken aan zijn leraar, Tartini, en in zijn verbluffend virtuoze cadensen, aan Locatelli.
De in Rotterdam geboren Pieter Hellendaal (1721-1799) kreeg zijn eerste muzikale vorming van zijn vader. In 1731 verhuisde de familie naar Utrecht, waar hij op tienjarige! leeftijd, organist werd van de Nicolaïkerk (foto’s). Hier bespeelde hij tot 1737, het Peter Gerritszoon orgel uit 1479, het oudste kerkorgel van Nederland. De familie verhuisde vervolgens naar Amsterdam, van waar hij op vijftienjarige leeftijd, een studiereis begon naar Italië. Hij verbleef in Italië van 1737 tot en met 1743. In de periode 1740–1742 studeerde hij aan de Scuola delle nazione in Padua bij Giuseppe Tartini. Na zijn terugkeer uit Italië vestigde Hellendaal zich in Amsterdam, speelde hij viool in herbergen, en kreeg een officiële vergunning om zijn muziek te publiceren. Hij huwde met de dochter van een Amsterdamse stadschirurg en werd hulporganist aan de Marekerk in Leiden (foto).
Daar en in Den Haag speelde hij vaak aan het hof van prins Willem IV en zijn muziek minnende, Engelse echtgenote, Princess Royal, Anna van Hannover. Eind 1751 of begin 1752 vertrok de dertigjarige Hellendaal met zijn gezin naar Londen waar hij zich vestigde als componist, vioolvirtuoos en pedagoog. In Londen speelde hij in Hickford’s Rooms en werkte o.a. mee aan uitvoeringen van Händels “Acis and Galatea”, waarbij hij in de pauze, vioolsolo’s speelde. In Hickford’s Rooms speelden succesvolle musici als Francesco Scarlatti, de jongere broer van Alessandro en de neef van Domenico Scarlatti, Francesco Geminiani, Gluck, Mozart, Francesco Maria Veracini, Pietro Castrucci en Matthew Dubourg.
Van 1760 tot 1762 was Hellendaal organist aan St. Margaret’s Church (foto) in King’s Lynn, Norfolk, als opvolger van de bekende Charles Burney. Vanaf 1762 woonde hij in Cambridge, waar hij concerten gaf en een lespraktijk had. In Cambridge was hij organist van Pembroke college (foto) en de Peterhouse Chapel (foto). Hellendaal overleed in Cambridge in 1799. Zijn zoon, Pieter Hellendaal (de Jongere) (ca. 1756-1801) werd violist en klarinettist.
Deze cd presenteert voor het eerst de eerste zes van Hellendaals elf sonaten uit een manuscript in het Fitzwilliam Museum in Cambridge. Pramsohler en Grisvard kozen voor deze sonates omdat ze ondanks hun heterogeniteit in de structuur van de bewegingen, stilistisch, een relatief congruente cyclus vormen. Talrijke geschetste cadensen, versieringen, alternatieven en acrobatische aanduidingen voor de strijkstok, maken ze een belangrijk document van de historische uitvoeringspraktijk. Het is fascinerend hoe Hellendaal het hele technisch arsenaal aan boogtechnologie voorschreef, spiccato, bariolage (snelle afwisseling van tonen op twee snaren), akkoorden, passages met snelle zestiende noten en lang gedragen lijnen
Tartini, Corelli (foto) en Locatelli, stonden model voor het werk van Hellendaal. Pramsohler, Grisvard en, als derde partij, de Koreaanse celliste, Gulrim Choï, eerste celliste van het Diderot Ensemble, leiden deze barokke, Italiaanse vioolkunst naar een duizelingwekkend hoog niveau. Johannes Pramsohler legt uit dat de solisten niet alleen noten spelen, maar ook creatief handelen. “In de Sonates 2, 4 en 6, zo vertelt hij, “zijn in de langzame, inleidende bewegingen, danig veel sjablonen aanwezig voor willekeurige, geïmproviseerde versieringen, dat ik bijna geen noot onversierd liet. De eindeloze fuga’s zijn stuk voor stuk proefstukken voor de violist, waarin het Corelliaans model met akkoorden en passages in de hoogste registers, in een piano dynamiek dan nog wel, tot het uiterste wordt gedreven. De fuga’s van de sonates 3 en 4 en de eerste beweging van de sonate 4, eindigen met grote, uitgeschreven cadensen die doen denken aan de virtuoze Capricci uit “L’Arte del violino” (1733) van Locatelli.”
Johannes Pramsohler (° 1980) uit Sterzing in Zuid-Tirol, Oostenrijk studeerde aan het Conservatorio Claudio Monteverdi in Bolzano, aan het Conservatorium van Parijs CRR (2005-2007), aan de Guildhall School of Music and Drama (2003-2005), en aan de Royal Academy of Music in Londen. Zijn belangrijkste docenten waren Georg Egger, Jack Glickman en Rachel Podger. Nog tijdens zijn studie speelde hij reeds met toonaangevende ensembles zoals Concerto Köln, Orchestra of the Age of Enlightenment, Les Arts Florissants (William Christie) en Academy of Ancient Music. Als onderdeel van zijn loopbaanontwikkeling was hij in 2007 ook lid van het European Union Baroque Orchestra.
Johannes Pramsohler brengt als artistiek leider en eerste violist van het Ensemble Diderot, dat hij in 2008/2009 oprichtte, het zeldzaam en onbekend repertoire tot leven. Dit in Parijs gevestigd ensemble is gespecialiseerd in kamermuziek uit de 17de – en 18de eeuw. Hun debuutopname van kamermuziek aan het Dresdense hof van August der Starke in 2014 voor Audax Records, werd internationaal geprezen. Het ensemble heeft sindsdien nog vier opnames uitgebracht. Johannes Pramsohler bespeelt sinds 2008, de viool van Reinhard Goebel, een P.G. Rogeri uit 1713. Hij wordt terecht alom geprezen om zijn onderzoek en opnames van onbekende werken en zijn zuivere, lyrische virtuositeit, techniek en muzikaliteit, zijn indrukwekkend.
Gulrim Choi, geboren in 1989 in Zuid-Korea, begon muziek te spelen in Frankrijk. Na haar afstuderen in moderne cello in 2005 ontdekte ze jazz en vrije improvisatie en werkte ze samen met tal van artiesten zoals Joëlle Léandre, Peter Brötzmann, Barre Phillips en Lê Quan Ninh. Ze raakte geïnteresseerd in de historische uitvoeringspraktijk en begon eerst in Parijs barokcello te studeren bij David Simpson, vervolgens in Brussel en Milaan, voor ze afstudeerde met een Master-diploma bij Christophe Coin in Bazel, waar ze zich ook verdiepte in geïmproviseerde muziek bij Fred Frith. In 2011 was Gulrim de belangrijkste celliste van het European Union Baroque Orchestra.
Ze treedt nu overal in Europa op met verschillende orkesten en prestigieuze kamermuziekensembles met historische instrumenten, het Ensemble Diderot (foto) Les Ambassadeurs, Pygmalion, Holland Baroque, Irish Baroque Orchestra, Gli Incogniti, Dunedin Consort, Concerto Copenhagen en Cappella Mediterranea. Met deze ensembles heeft ze meer dan 20 opnames uitgebracht. Gulrim bespeelt een cello van J. Simpson (Londen, midden 18de eeuw), een anonieme Franse uit Mirecourt, midden 19de eeuw), en een cello gebouwd door Joël Klépal, naar een G. Guarneri filius Andrea, 1692).
Na een studie piano en hobo, maakte Philippe Grisvard (foto) kennis met het klavecimbel door de befaamde klaveciniste, Anne-Catherine Bucher, aan het conservatorium van Nancy. In 1999 trok hij daarop naar de Schola Cantorum in Bazel, om klavecimbel en basso continuo te volgen bij één van de leraren van Bucher, Jesper B. Christensen, de auteur van “Die Grundlagen des Generalbaßspiels”. Philippe Grisvard is ondertussen een vast lid van het Ensemble Diderot en heeft deelgenomen aan meer dan 50 schitterende opnames, met name voor de labels Ricercare, Virgin, Harmonia Mundi, Accent en Linn. Een cd gewijd aan Händel, “Handel Works For Keyboard” (foto’s), uitgebracht door Audax Records, was zijn discografisch solo debuut.
Hellendaal ‘Cambridge’ Sonatas Johannes Pramsohler Gulrim Choi Philippe Grisvard cd Audax ADX13720