“Les Six & Satie – L’Album des Six” voor piano 4-handig, door Pascal & Ami Rogé, op het label Onyx. Schitterend! Bravo!

Pascal Rogé, een bekende exponent van het Frans pianorepertoire, wordt op deze cd vergezeld door zijn vrouw, Ami, in een programma gewijd aan “Les Six”, de groep componisten die Jean Cocteau in 1917 samenbracht als reactie op de invloed die de Duitse romantiek had op de Franse muziek.

De groep jonge, Franse componisten, bekend als “Les Six”, kwam aan het begin van de 20ste eeuw samen als een reactie op de zware, Duitse romantiek en het heersend, donker symbolisme, die Jean Cocteau formuleerde in het manifest “Le Coq et l’Arlequin”. Gevestigd in Montparnasse, werd de naam geïnspireerd door Balakirevs ‘De Vijf’ en het artikel uit 1920 van de leraar Spaanse literatuur, componist en criticus, Henri Collet (1885-1951) (foto), “Un livre de Rimsky et un livre de Cocteau – Les cinq Russes, les six Français, et Erik Satie”. Hun muziek met een eigenzinnige ritmiek en eindeloze charme, was daarentegen luchtig, geestig en onweerstaanbaar vrolijk. Het Frans pianoduo Pascal en Ami Rogé heeft een programma samengesteld met werken van elk van Les Six, George Auric, Louis Durey, Arthur Honegger, Darius Milhaud, Francis Poulenc en Germaine Tailleferre.

In 1911 had Jean Cocteau (foto), samen met de Spaanse schilder, Federico de Madrazo y Ochoa, het libretto geschreven van “Le Dieu bleu”, een ballet van de Ballets Russes, met kostuums en decors van Léon Bakst (foto), op muziek van Reynaldo Hahn. In 1917 kwam “Parade” (foto) uit, een avant-gardeballet van Cocteau, waarvoor Picasso de decorstukken en de kostuums ontwierp, en Erik Satie de muziek componeerde. Het ballet was geen succes, maar vestigde wel de naam van Cocteau in de avant-garde van Parijs. In het programmaboekje gebruikte Guillaume Apollinaire, om het ballet te beschrijven, voor het eerst het woord “surréaliste”, dat later overgenomen werd door André Breton en Philippe Soupault als naam van hun nieuwe beweging.

Cocteau’s artikelen in de tijdschriften ‘Le Mot’ en later ‘Le Coq’ werden opgevolgd door de leden van ‘Les Nouveaux Jeunes’ (die zouden uitgroeien tot ‘Les Six’), evenals de inspanningen van de excentrieke componist Erik Satie, die Georges Auric, Louis Durey, Arthur Honegger, Darius Milhaud en Germaine Tailleferre samen bracht met de dichter, Blaise Cendrars. Francis Poulenc zou hen later bij hun recitals vervoegen. Hun composities gingen eerst in première in de Salle Huyghens in Montparnasse en daarna in het Théâtre du Vieux-Colombier. De directrice van dit theater was de Parijse mezzosopraan, Jane Bathori (1877-1970) (foto).

Jane Bathori, eigenl. Jeanne-Marie Berthier (1877-1970), studeerde oorspronkelijk piano en plande een carrière als concertpianiste, maar startte al snel een zangcarrière. Ze maakte haar professioneel debuut rond 1898 in het klein Théâtre de la Bodinière in de rue Saint-Lazare, tijdens een concert ter ere van de dichter, Paul Verlaine. In hetzelfde jaar maakte ze haar debuut op de Concerts du Conservatoire, gevolgd door optredens in Fauré’s “La Naissance de Vénus” en Saint-Saëns’ “Messe de Requiem”. Tijdens het seizoen 1899-1900 maakte ze haar operadebuut in Nantes. Haar eerste rollen omvatten sopraanpartijen zoals Mimi in “La bohème” en Micaëla in “Carmen”. In de vroege jaren 1900 werd Bathori een leerlinge van de toen bekende tenor, Pierre-Émile Engel (1847-1927), met wie ze in 1908 trouwde. Ze werd gevierd voor haar uitvoering van Ravels liederencyclus “Shéhérazade” en gaf de premières van zijn “Histoires naturelles”, (Ravel droeg ze aan haar op), en van zijn “Chansons madécasses”. In 1917 werd ze directeur van het Théâtre du Vieux-Colombier (foto).

Voor hun inaugureel concert in de Vieux-Colombier, koos Jane Bathori ervoor om Poulencs ‘Rapsodie nègre’ te programmeren, een première die ongetwijfeld een deel van het publiek verbaasde en tegelijkertijd verlichting bracht bij anderen die verlangden naar avant-gardistische expressie. Bij dit stuk ging avant-gardistische expressie gepaard met een bijna sardonische behandeling van Afrikaanse invloeden, of beter gezegd, de Afrikaanse iconografie die de schilders Georges Braque en Picasso had geïnspireerd. Een echt absurd element was de gezongen tekst, afkomstig uit een ogenschijnlijk Liberiaanse bron, maar in werkelijkheid een nonsens tekst.

“Les Six” produceerden slechts één collectief werk, nl. het “Album des Six” voor solo-piano, waarmee het programma op deze cd wordt geopend. Het werd in 1920 uitgegeven door Eugène Demets, die erop aandrong om de Suite in alfabetische volgorde te rangschikken naar de achternamen van de componisten, alsof hij wilde suggereren dat de stilistische eenheid van de stukken ze wel zou verbinden, ongeacht de volgorde. Niet alle muziek werd weliswaar gecomponeerd in opdracht. De bijdragen van Honegger (“Sarabande”) en Milhaud (“Mazurka”) dateerden nl. al van 1916.

De uitgave “L’Album des six” met pianostukken uit hetzelfde jaar was het enige muziekproject waarin alle zes componisten van de groep vertegenwoordigd waren. Het hier opgenomen “Album” bestond uit Prélude (Auric), Romance sans paroles (Durey), Sarabande (Honegger), Mazurka (Milhaud), Valse (Poulenc) (foto) en Pastorale (Tailleferre).

Later werkten sommige leden van “Les Six” nog enkel incidenteel samen, behalve Durey die zijn eigen weg ging en zich door zijn communistische kunstopvatting isoleerde. Milhaud, Auric, Tailleferre, Honegger en Poulenc leverden in 1921 nog wel elk een eigen bijdrage aan een circusachtige potpourri voor Jean Cocteau’s absurdistisch ballet in 10 scènes met twee vertellers, “Les mariés de la Tour Eiffel”. Als Louis Durey weigerde deel te nemen, voltooide Germaine Tailleferre zowel zijn als haar eigen bijdrage, “La Valse des dépêches” en “Quadrille”.

Het libretto was van Jean Cocteau, de choreografie was van Jean Börlin, decors van de schilderes en leerlinge van Picasso, Irène Lagut (1893-1994) (foto), en de kostuums van de bekende schilder, decorateur en illustrator, Jean Hugo. Het ballet ging in juni 1921 in het théâtre des Champs-Élysées in Parijs, in première. Het orkest werd gedirigeerd door Désiré-Émile Inghelbrecht en de vertellers (“narrateurs”) waren Jean Cocteau en de acteur, Pierre Bertin, de echtgenoot van de pianiste, Marcelle Meyer (foto en foto met o.a. leden van Les Six), de Joods-Franse huispianiste van Le Groupe des six.

Een ander, gedeeltelijk samenwerkingsproject was de muziek voor het kinderballet “L’éventail de Jeanne” (1927), waaraan naast Darius Milhaud (“Polka”), Francis Poulenc (“Pastourelle”) en Georges Auric (“Rondeau”), werd deelgenomen door Maurice Ravel (“Fanfare”), Pierre-Octave Ferroud (“Marche”), Jacques Ibert (“Valse”), Alexis Roland-Manuel (“Canarie”), Marcel Delannoy (“Bourrée”), Albert Roussel (“Sarabande”) en Florent Schmitt (“Kermesse-valse”).

‘Jeanne’ was een verwijzing naar Jeanne Dubost, die een balletschool voor kinderen leidde en in het voorjaar van 1927, aan een tiental componisten vroeg om een stukje dansmuziek voor ‘haar’ kinderen te willen componeren. De kinderen waren bij de uitvoeringen gekleed in sprookjesachtige kostuums en het decor werd opgeluisterd met spiegels. Het stuk ging in première in juni 1927 bij Jeanne thuis. Er werd toen gedanst op de transcripties voor piano, gespeeld door Ravel. Het ballet werd voor het eerst uitgevoerd in maart 1929 in het Palais Garnier in Parijs. De choreografie was van Alice Bourgat en Yvonne Franck en het orkest stond onder leiding van de Franse dirigent van Poolse afkomst, Joseph-Eugène Szyfer (1887-1947).

Tijdens deze eerste, publieke opvoering in het Palais Garnier, danste de Georgisch-Armeense Tamara Toumanova haar eerste grote rol. Ze was toen … 10 jaar. Ze werd opgemerkt door de choreograaf George Balanchine, die haar als ballerina opnam in het Ballet Russe de Monte Carlo. Tamara Toumanova werd later wereldberoemd door haar samenwerking met de danser en choreograaf, Léonide Massine, en als beeldschone actrice (foto’s) in films van o.a. Gene Kelly, Alfred Hitchcock en Billy Wilder.

Aan “Mouvements du coeur. Un hommage à la mémoire de Frédéric Chopin”, 1849-1949”, een “Suite pour chant et piano” op gedichten van Louise de Vilmorin, werden bijdragen geleverd door Auric, Milhaud en Poulenc, maar ook door Jean Françaix, Henri Sauguet en Léo Preger. In 1952 namen Auric, Honegger, Poulenc en Tailleferre, samen met Daniel-Lesur, Roland-Manuel en Henri Sauguet, deel aan de compositie van het orkestwerk “La guirlande de Campra”, 7 variaties of méditations op een thema uit “Camille, reine des Volsques”, een opera uit 1717, van André Campra (1660-1744) (foto).

Het werk ging in juli 1952 in première op het Festival d’Aix-en-Provence, door het Orkest van de Société des concert du Conservatoire, o.l.v. Hans Rosbaud. Het bracht Benjamin Britten die de première bijwoonde, op het idee om verschillende, Engelse componisten te vragen, om deel te willen nemen aan de compositie van variaties op een anoniem, Elizabethaans thema, geharmoniseerd door William Byrd, om de aankomende kroning van Elizabeth II te vieren, een evenement waarvoor hij zijn opera “Gloriana”, naar Lytton Strachey’s “Elizabeth and Essex: a tragic history”, uit 1928, componeerde. In 1966 volgde een choreografie van “La guirlande de Campra”, door John Taras voor het New York City Ballet.

Ten slotte schreven Auric, Milhaud en Poulenc samen met vijf andere componisten, de orkestsuite “Variations sur le nom de Marguerite Long” voor de 81-jarige pianiste, Marguerite Long (foto). De Suite werd voor het eerst uitgevoerd in juni 1956 door het Orchestre National de France o.l.v. Charles Munch tijdens een nationaal jubileumconcert georganiseerd door de Franse regering, ter ere van Marguerite Long, in het Grand Amphithéatre van de Sorbonne. Naast Auric, Milhaud en Poulenc, waren de andere componisten, Jean-Yves Daniel-Lesur, Henri Dutilleux, Jean Françaix, Jean Rivier en Henri Sauguet.

Louis Durey’s magnifieke “Deux Pieces pour piano à quatre mains” (“Carillons” en “Neige”) was nog uitgesproken impressionistisch tot pointillistisch. Het was immers onmogelijk om Debussy of zijn stijl te bespotten, omdat Debussy’s reputatie onder de componisten, goddelijk was. Aurics ‘Valse’ uit 1949 werd opgedragen aan Arthur Gold en Robert Fizdale, die het werk in première speelden op een concert van de Library of Congress dat op de radio werd uitgezonden. Zijn vijf bagatellen kwamen uit zijn toneelmuziek bij ‘La Femme silencieuse’, een Charles Dullin-productie uit 1925 van de Ben Jonson-komedie “Epicoene or The Silent Woman” uit 1609), gearrangeerd door de componist voor twee piano’s. In 1935, componeerde Richard Strauss de opera “Die schweigsame Frau”, op een libretto van Stefan Zweig, eveneens gebaseerd op Jonsons komedie.

Aurics muziek voor het theater getuigde trouwens van zijn interesse in het componeren van filmmuziek, en dit vanaf 1930 met “Le Sang d’un poète” van Jean Cocteau. Georges Auric (1899-1983) groeide uit tot één van de belangrijkste componisten van filmmuziek in Europa. In 1966 componeerde hij de prachtige muziek voor de film, “La grande vadrouille” uit 1966 van Gérard Oury, met de onvergetelijke Bourvil als de gevelschilder en Louis de Funès als dirigent van de Hongaarse mars uit “La Damnation de Faust” van Hector Berlioz. Honeggers Prélude uit 3 ‘Contrepoints’ en zijn ‘Pastorale d’été’ dateren uit de afnemende dagen van ‘Les Six’. Hoewel Honegger het lid was van de groep, dat zich het minst zorgen maakte over de muzikale edicten van Satie en Cocteau, waren er zeker typische ‘Six’-achtige, muzikale kenmerken aanwezig.

Poulencs ‘Capriccio’, gebaseerd op zijn ‘Le Bal masqué’, voor bariton en piano, was kenmerkend voor de stijl die de eerste helft van zijn compositorisch leven typeerde, tot een crisis hem de religieuze uitdrukking deed omarmen die zijn werk domineerde voor de resterende kwart eeuw. Tailleferre’s ‘Jeux de plein air’ weerspiegelde de invloeden van Debussy en Ravel, maar was niettemin een uniek werk dat de overgangsfase van de groepsstijl vastlegde. Haar ‘Intermezzo’ was afkomstig van de muziek die ze in 1947, naast Auric, componeerde voor “Torrents”, de film van Serge de Poligny (1903-1983), naar de gelijknamige roman uit 1938 van Marie-Anne Desmarest (1904-1973).

Haar wonderbaarlijk mooie ‘Valse lente’, werd gebruikt in verschillende werken, waaronder in haar ballet, “Paris-Magie” uit 1948. Milhauds “Scaramouche” was gebaseerd op aanstekelijke, Braziliaanse muziek, een invloed die in verschillende van zijn werken aanwezig was na zijn tijd in het land als attaché bij de schrijver-diplomaat Paul Claudel in dienst geweest te zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog. Satie’s ‘Parade’, dat feitelijk de muzikale revolutie van ‘Les Six’ voortbracht, sluit het programma af, hier in de versie voor piano’s.

In 1960 maakte Pascal Rogé (° 1951) zijn eerste publieke optreden als pianist met de Préludes van Claude Debussy. Hij won al snel de 1ste prijs voor piano en kamermuziek aan het Conservatorium van Parijs en ging verder studeren bij de legendarische, Julius Katchen. Hij was zeventien toen hij zijn eerste recitals gaf in Londen en Parijs en een exclusief contract won van het Decca-label. Hij werd een wereldberoemde vertolker van Debussy, Fauré, Ravel en Poulenc. Hij speelt ook kamermuziek, met o.a. het Pasquier-trio, Pierre Amoyal of Michel Portal, met wie hij Poulenc of Tsjaikofski opnam. Hij geeft recitals over de hele wereld, en met de Zwitserse dirigent, Charles Dutoit (°1936) werd hij regelmatig uitgenodigd in Canada om op te treden met het Orchestre symphonique de Montréal. Gedreven, energiek, kleurrijk en temperamentvol. Een schitterende cd!. Niet te missen.

Tracklist :

-Georges Auric

5 Bagatelles

Prelude (uit ‘Album des Six’)

Valse

-Louis Durey

2 Pieces pour piano à 4 mains, op.7 : Carillons & Neige

Romance sans paroles, op.21 (uit ‘Album des Six’)

-Arthur Honegger

Contrepoints: I. Prelude

Pastorale d’ete

Sarabande (uit ‘Album des Six’)

-Darius Milhaud

Mazurka (uit ‘Album des Six’)

Scaramouche, op.165b (voor twee piano’s)

-Francis Poulenc

Capriccio (naar “Le bal masqué”)

Valse (uit ‘Album des Six’)

-Germaine Tailleferre

Jeux de plein air : La Tirelentaine & Cache-Cache Mitoula (voor 2 piano’s)

Intermezzo

Pastorale (uit ‘Album des Six’)

Valse lente

-Erik Satie

Parade

Les Six & Satie Pascal & Ami Rogé cd Onyx ONYX4219

https://www.stretto.be/2023/07/14/hahn-koechlin-tailleferre-door-het-piano-duo-martin-jones-adrian-farmer-op-het-label-nimbus-records-franse-charme-en-elegantie-uit-de-belle-epoque/

https://www.stretto.be/2022/04/22/germaine-tailleferre-her-piano-works-revived-1-door-nicolas-horvath-op-het-label-grand-piano-een-revelatie/

https://www.stretto.be/2017/03/13/een-operette-zonder-woorden/