Deze cd met de derde en zesde symfonie, is het eerste deel van een reeks, gewijd aan de symfonieën van Sergei Prokofiev, uitgevoerd door de Deutsche Radio Philharmonie onder leiding van chef-dirigent Pietari Inkinen.
De Deutsche Radio Philharmonie (DRP) is in 2007 ontstaan door de fusie van twee orkesten, het Rundfunk-Sinfonieorchester Saarbrücken en het Radio Orkest van Kaiserslautern. Sinds 2017 is de Fin, Pietari Inkinen de chef-dirigent van de DRP. Net als zijn voorgangers – de oprichtende chef-dirigent Christoph Poppen, de Brit Karel Mark Chichon en de in 2017 overleden ere dirigent Stanislaw Skrowaczewski, speelt Pietari Inkinen een divers repertoire, van klassieken romantische sleutelwerken uit de muziekgeschiedenis en nieuwe ontdekkingen en herontdekkingen, tot hedendaagse muziek. Hij heeft ook zijn eigen verschillende programmatische thema’s geïntroduceerd in het repertoire van de DRP. Het doel van de DRP is nl. om alle generaties te bereiken.
De muziek van de 3de symfonie is afgeleid van Prokofievs opera “De Vuurengel”, een macaber liefdesverhaal tegen de achtergrond van demonische bezetenheid. Deze opera was door Bruno Walter gepland voor uitvoering in het seizoen 1927–1928 in de Staatsopera van Berlijn, maar deze productie is nooit gerealiseerd. In feite werd de opera nooit opgevoerd tijdens Prokofievs leven. Prokofiev, die jaren aan de opera had gewerkt, aarzelde om de muziek te laten wegkwijnen. Na het horen van een concertuitvoering van de tweede akte in Franse vertaling in de Salle Pleyel in Parijs, door Serge Koussevitzky in juni 1928, paste hij delen van de opera aan om er zijn derde symfonie van te maken. Kort daarna herschreef hij op vergelijkbare wijze zijn ballet“, Le Fils prodigue” (“The Prodigal Son”/“De verloren zoon”) als zijn symfonie nr. 4. De 3de symfonie, opgedragen aan Nikolai Myaskovsky, ging op 17 mei 1929 in première door het Orchestre Symphonique de Paris o.l.v. Pierre Monteux.
“De vuurengel” (“Ognenny Angel”) is een roman over de spanning tussen seksualiteit en spiritualiteit, van de Russische schrijver Valery Brjoesov. De Russische dichter, prozaschrijver, dramaturg, vertaler, criticus en historicus, Valeri Jakovlevitsj Brjoesov (1873-1924) (foto) was door zijn mystiek en esoterie, één van de grondleggers van het Russisch symbolisme. De roman verscheen voor het eerst van 1907 tot 1908 in het Russisch, literair maandblad, “Vesy”, en werd vervolgens in boekvorm in twee delen gepubliceerd in 1908.
Het verhaal speelt zich af in het zestiende-eeuws Duitsland en toont een driehoeksrelatie tussen Renata, een jonge, gepassioneerde vrouw, Ruprecht, een huurling of dolende ridder, en Madiel, de vuurengel. De roman vertelt het verhaal van Ruprechts pogingen om de liefde van Renata te winnen, wiens spirituele integriteit wordt ondermijnd door haar deelname aan occulte praktijken. De roman is dan ook een nauwgezet verslag van het 16de eeuws Duitsland, met name Keulen, en de wereld van Luther, hekserij en het occulte, met personages zoals Heinrich Cornelius Agrippa von Nettesheim, en Faust en Mephistopheles.
“De Vuurengel” (“The Fiery Angel”) op een libretto van Prokofiev zelf, werd voor het eerst als “L’Ange de feu” in een concertuitvoering gespeeld in november 1954 in het Théâtre des Champs-Élysées in Parijs. De eerste scenische opvoering als “L’angelo di fuoco”, vond plaats in september 1955, in het Teatro La Fenice in Venetië, o.l.v. Nino Sanzogno. Tien dagen later volgde de New York City Opera.
Hoewel de muziek van de symfonie gebaseerd was op die van de opera, werd het materiaal symfonisch ontwikkeld. De symfonie is daarom eerder absoluut dan programmatisch. De eerste beweging, in de traditionele sonatevorm, opent met botsende akkoorden door het hele orkest gespeeld, die een sfeer van dreiging en onrust oproepen. Na een gepassioneerd eerste thema door de strijkers, zorgt een melancholisch tweede thema door de fagotten en lagere strijkers voor contrast. De zich herhalende figuur, ondersteund door ritmische akkoorden, is ontleend aan de passage met de hallucinaties en klachten van Renata uit de eerste akte van de opera. Meteen daarna klinkt een lyrisch thema, oorspronkelijk het leidmotief van Renata’s liefde voor de engel.
De stemming van de eerste episode van die beweging is die van pijnlijke spanning, grenzend aan geweld. De overgang naar de doorwerking vindt plaats op een schokkerig patroon van klarinetten, pizzicato en trompet, en de eigenlijke doorwerking neemt een groot deel van de entr’acte muziek uit derde akte van de opera in beslag. Naast de reeds gehoorde thema’s, haalde Prokofiev Ruprechts heroïsch leidmotief in het koper aan.
Daarna volgt de doorwerking, waarin ruimte wordt gevonden voor een derde thema, dat uiteindelijk wordt gecombineerd met de eerste twee thema’s. Na een ernstige climax met gigantische orkestakkoorden en een laatste “strijd” in marcherende ritmes, volgt de etherische recapitulatie, waarin de eerste thema en tweede thema zijn geïntegreerd, hoewel veel zachter gespeeld, alsof alleen de schaduw van wat eerder was, overblijft .
De tweede beweging, een meditatief andante, toont het talent van Prokofiev in het creëren van een fragiele, ragfijne schriftuur. De centrale beweging is meer broeierig van aard, met een thema bestaande uit halve tonen. Het andante is opmerkelijk vanwege de sfeer van esoterie en betovering. Het langzaam en archaïsch thema van het begin is het thema, waarmee de vijfde akte van “De Vuurengel” begint. In de tweede episode van de beweging passeren het thema van de helderziendheid uit de eerste akte, en speelt een solo-viool het leidmotief van Faust uit de vierde akte. Het eerste thema lijkt ritmisch op een dodenmars, het tweede thema is ontleend aan de muziek in de scène rond de waanzin of hysterie in het klooster in de vijfde akte van de opera, waar verschillende nonnen geplaagd worden door demonen.
In de derde beweging horen we hybride elementen uit beide voorgaande bewegingen. Hoewel de schriftuur lichter is dan in de eerste beweging, is het voorgevoel terug, omdat de strijkers een huiveringwekkend effect creëren. Ze worden versterkt door indringende signalen door het koper en de grote trom. Tenslotte, herhaalde Prokofiev in de vierde beweging, muzikaal materiaal van eerder in de symfonie, beginnend in een comfortabel andante tempo dat geleidelijk aan versnelt. De thema’s van de openingsbeweging worden opnieuw in het verhaal ingepast, voor de muziek tot rust komt.
Over zijn 6de Symfonie, gecomponeerd in drie bewegingen, als een elegie over de tragedies van de Tweede Wereldoorlog, zei Prokofiev, “Nu zijn we verheugd over onze grote overwinning, maar ieder van ons heeft wonden die niet kunnen worden genezen. De een heeft dierbaren verloren, de ander heeft zijn gezondheid verloren. Deze mogen niet worden vergeten”. De symfonie werd in 1948 door de Sovjetregering veroordeeld op grond van het tweede Zhdanov-decreet wegens het niet in overeenstemming zijn met partijregels, maar werd gunstig onthaald door de critici.
De eerste beweging wordt gekenmerkt door een algehele sombere stemming, die Prokofiev omschreef als ‘de pijnlijke gevolgen van oorlog’. Het bevat drie thema’s, het eerste, door de 1ste violen en altviolen, is als de wind van een kerkhof, het tweede, gespeeld door hobo’s, is langzamer en melancholischer, en het derde thema wordt gespeeld door de Engelse hoorn op een luguber mars ritme. De daarop volgende doorwerking bouwt spanning op met elementen uit het eerste thema, voor het een ondraaglijke climax bereikt, waarvan de nasleep, de spookachtig pulserende echo’s op de hoorns zijn. De recapitulatie of re-expositie bestaat enkel uit het tweede en derde thema, terwijl de coda, die een laatste strijd bevat, evolueert tot een climax, om uiteindelijk te vervallen in stille wanhoop, en te eindigen met een plagale cadans.
De tweede beweging, een langzame lamentatie, opent kleurrijk en onthult vervolgens een hoofdthema met een nobel karakter. Na de daverende climax in de centrale episode, roepen reflecterende hoorns een nostalgische melodie op, die later wordt vergezeld door de betoverende klank van de celesta en harp. De nobele melodie keert terug en de beweging eindigt met dezelfde kleuren als waarmee het was begonnen.
De finale, hoewel overgeschakeld naar de toonsoort Es groot, is dubbelzinnig van aard. Het levendig hoofdthema, aanvankelijk gespeeld door de violen, wordt beantwoord met beukende pauken en koper, als een herhaalde bedreiging. Een ondergeschikt thema volgt in de houtblazers en gaat gepaard met een opvallend ritme op strijkers. De twee thema’s worden vervolgens ontwikkeld en uiteindelijk gecombineerd. Echter, een treurige fagot beëindigt dan de vorige activiteit en er komt een tot nadenken stemmende terugkeer van het melancholisch hobothema uit de eerste beweging, alsof Prokofiev opnieuw wilde herinneren aan de oorlogspijnen. Na de meditatie wordt de dreiging van pauken en koper hervat, dit keer geaccentueerd, en de symfonie eindigt met een sardonische roep in het koper, een combinatie van F Groot met D Groot, voor het ultiem Es majeur slotakkoord weerklinkt. Een uniek moment in de geschiedenis van de muziek van de 20ste eeuw!De Finse violist en dirigent Pietari Inkinen (° 1980) begon op 4-jarige leeftijd met viool- en pianostudies en speelde aanvankelijk in een rockband. Hij volgde de Sibelius Academie en studeerde af met viooldiploma’s (2003) en dirigeren (2005). Hij studeerde viool aan de Hochschule für Musik Köln bij Zakhar Bron. Inkinen speelt op een Carlo Bergonzi 1732 viool. Hij leidt een kamertrio, het Inkinen Trio. In mei 2007 werd Inkinen benoemd tot tweede muziekdirecteur van het New Zealand Symphony Orchestra. Hij nam de functie formeel aan in januari 2008. In oktober 2013 kondigde de NZSO de verlenging van het contract van Inkinen tot het seizoen 2015 aan. Inkinen sloot eind 2015 zijn NZSO-ambtstermijn af en heeft nu de titel van ere-dirigent van de NZSO. Hij en de NZSO hebben muziek opgenomen van Einojuhani Rautavaara en van Jean Sibelius voor het Naxos-label, en van Richard Wagner voor EMI Classics.
In september 2009 werd Inkinen gastdirigent van het Japan Philharmonic Orchestra en in april 2015, benoemde het Japan Philharmonic Inkinen tot zijn volgende chef-dirigent, met ingang van september 2016, met een eerste contract van drie seizoenen. Zijn werk in de opera omvatte zijn uitvoering van de Melbourne Ring Cycle van Opera Australia in 2013, na het aftreden van Richard Mills. In Europa werd Inkinen in maart 2014 benoemd tot nieuwe chef-dirigent van de Ludwigsburg Schlossfestspiele voor de periode van 2015 tot en met 2017. In oktober 2014 kondigde het Praags Symphony Orkest de benoeming van Inkinen aan als zijn volgende chef-dirigent, vanaf september 2015. Hij dirigeerde dit orkest voor het eerst in 2007. Zijn eerste gastdirigent bij de Deutsche Radio Philharmonie Saarbrücken Kaiserslautern was in 2010. In september 2016 noemde het orkest Inkinen zijn volgende chef-dirigent, met ingang van het seizoen 2017-2018, met een eerste contract van 4 jaar. In juli 2019 werd aangekondigd dat Inkinen de nieuwe productie van Der Ring des Nibelungen zou dirigeren op de Bayreuther Festspiele 2020.
Prokofiev Symphonies Nos. 3 & 6 Deutsche Radio Philharmonie Pietari Inkinen cd SWR Music SWRM 19086