Ter herdenking van het 50-jarig jubileum van Bernd Alois Zimmermanns overlijden in 1970, een “Komponist zwischen den Epochen”, nam de veelgeprezen, Spaanse pianist, Eduardo Fernández, na de Griekse pianist, Andreas Skouras (°1972) (Neos), de werken voor piano solo van Bernd Alois Zimmermann op, een mijlpaal in de voorgeschiedenis van de postmoderne muziek. In de jaren ‘60 werd Bernd Alois Zimmermann (1918-1970) met de opera “Die Soldaten” en zijn “Requiem für einen jungen Dichter”, bekend als een van de leidende componisten van de Duitse naoorlogse generatie. Deze en andere werken uit die periode waren voorbeelden van wat de componist zelf muzikaal pluralisme of pluralistische klankcompositie noemde, een zeer individuele collageachtige techniek zoals bij Hans Werner Henze, met citaten en boven en naast elkaar geplaatste ritmes en tijdniveaus, een combinatie en opeenstapeling van muziek uit verschillende tijdperken en van diverse herkomst, van barok tot klassiek en van jazz tot popmuziek. Zimmermanns oeuvre voor piano solo dateert weliswaar van voor deze periode. Naast “Perspektiven” (1955) en “Monologe” (1960-1964), voor twee piano’s, gecomponeerd voor de broers Alfons en Aloïs Kontarsky, componeerde Zimmermann tussen 1946 en 1956, enkel 5 werken voor piano solo.
Zimmermann werd geboren in Bliesheim, een stadsdeel van Erftstadt in Nordrhein-Westfalen. Sinds 1946 werkte hij als freelancecomponist voor verschillende omroepmaatschappijen. Van 1948 tot 1950 studeerde hij tijdens de Kranichsteiner Ferienkurse für Neue Musik of Darmstädter Ferienkurse für Neue Musik bij René Leibowitz en Wolfgang Fortner, waar hij zich in de dodecafonie van de Tweede Weense School verdiepte, die hem fascineerde. Van 1950 tot 1952 was hij lector voor muziektheorie aan het musicologisch instituut van de Universiteit van Keulen. In 1957 kreeg hij een studiebeurs om aan de villa Massimo in Rome te studeren en te werken. In 1958 werd hij als opvolger van Frank Martin, docent voor compositie aan de Rheinische Musikhochschule te Keulen, waar hij vier jaar later tot professor werd benoemd. Aan dit conservatorium richtte hij een seminarie voor toneel-, film- en radiomuziek op. In 1964 kreeg hij opnieuw een studiebeurs voor de villa Massimo in Rome. In 1965 werd hij opgenomen als lid van de Berlijns Academie van de Kunsten. Een aanstelling als compositieprofessor aan de Berlijns Universiteit van de Kunsten verwierp hij in 1968.
Aan het eind van de jaren zestig namen de depressies toe en voerden tot een psychische crises. Deze crises werden nog verergerd door een niet te opereren oogziekte. Zimmermann pleegde zelfmoord vijf dagen na het voltooien van de partituur voor “Ich wandte mich und sah alles Unrecht, das geschah unter der Sonne” een “Ecclesiastische actie” voor twee sprekers, bas solo en orkest. Een tweede opera, “Medea” bleef daardoor onvoltooid.
Zimmermann was zelf niet echt een pianist, hoewel we door zijn orgelstudies zijn zekere affiniteit met klavierinstrumenten kunnen aannemen. Het feit dat de piano hem aan het begin van zijn ontwikkeling gedurende anderhalf decennia vergezelde, stelt ons in staat om bepaalde parallellen met Robert Schumann te trekken. In tegenstelling tot de laatste waren de pianostukken van Zimmermann weliswaar niet bedoeld voor eigen gebruik als concertpianist. De piano diende eerder om hem een veilige compositiehaven te bieden in een tijd waarin het essentieel was om zijn eigen taal te vinden in de chaos van de jaren voorafgaand aan het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog tot het einde van de jaren veertig. Om zich financieel te onderhouden, componeerde Zimmermann entertainment- en filmmuziek in de jaren vijftig en componeerde hij bijdragen voor radio-uitzendingen op school. In 1956 werd hij tot voorzitter gekozen door de Duitse afdeling van de ISCM, maar gaf die post een jaar later op. Hij was de eerste componist om in 1957 een toelage te ontvangen van de Villa Massimo in Rome. Vanaf 1957 leidde hij een compositieles en het seminar voor film- en radiomuziek aan de Muziekacademie van Keulen. De laatste jaren van zijn leven waren gewijd aan het Requiem für einen jungen Dichter die in première ging in 1969. Bernd Alois Zimmermann werd onderscheiden met een aantal prijzen, waaronder de Grote Kunstenaarsprijs van Noordrijn-Westfalen (1960) en de Kunstenaarsprijs van de stad Keulen (1966). In 1965 werd Zimmermann lid van de Berlin Academy of the Arts. Op 10 augustus 1970 vertrok hij vrijwillig uit het leven in Groß-Königsdorf in Frechen nabij Keulen.
Gecomponeerd over een periode van slechts 17 jaar, volgen ze i.t.t. de avant garde van de Internationale Ferienkurse für Neue Musik in Darmstadt, een reis die begint in een neoclassicisme à la Hindemith, het meest radicaal idioom dat een jonge student aan de Keulse universiteit voor muziek tijdens het naziregime kon adopteren. Na in nazi-Duitsland in de Reichsarbeitsdienst en de Wehrmacht te hebben gediend, werkte Zimmermann als freelance componist voor radio, theater en televisie. Dit liet sporen na in zowel “Extemporale” als “Capriccio”, waar zeven traditionele kinderliedjes met elkaar verweven zijn. In “Enchiridion II” (Grieks voor handboek), beginnen we duidelijk de invloed van Schoenbergiaanse twaalftoonstechniek te horen, die een paar jaar later in “Konfigurationen” met zijn subtiele gradaties van dynamiek, articulatie en ritme, was uitgegroeid tot het serialisme.
Bekroond met de Spaanse Nationale Radiocultuurprijs 2016, is Eduardo Fernández één van de beste pianisten van de nieuwe generatie, die zich vooral onderscheidt door diepte, maturiteit en het uniek karakter van zijn interpretaties. Hij wordt regelmatig uitgenodigd in Spanje, Rusland, China, Mexico, Argentinië, Chili, Panama, Oekraïne, Moldavië, Oostenrijk, Italië, Frankrijk, Zwitserland, Luxemburg, Denemarken, Estland, Roemenië, Noorwegen, India, en speelt met groot succes in belangrijke concertzalen zoals St. Petersburg Philharmonia, Shanghai Oriental Art Center, Beijing National Center for the Performing Arts, Mumbai National Center, Kiev Philharmonia, Palau of Barcelona, Teatro Real of Auditorio Nacional van Madrid, evenals prestigieuze internationale festivals, met name opmerkelijk Festival Internacional de Música y Danza in Granada, Ciclo Scherzo in Madrid en Piano aux Jacobins in Toulouse. Hij maakte zijn debuut in de Grote Zaal van het Teatro Real de Madrid met het Madrid Symphony Orchestra ter herdenking van het eeuwfeest van Albéniz. Door Fanfare beschouwd als de opvolger van Alicia de Larrocha, werd zijn interpretatie van Spaanse muziek meerdere keren gewaardeerd en erkend, en won hij de buitengewone prijs van de Fundación Guerrero en de Manuel de Falla-prijs in Granada. Zijn opnames bestaan uit cd’s voor Warner- Iberia/Albéniz- Polish Institute -Chopin, Schumann, Centaur op. 117, 118 en 119 van Brahms, NAXOS – Paús, en Orpheus – Scriabin ‘The complete Preludes’.
Tracklist :
Drei frühe Klavierstücke (1939-1946)
- Scherzettino. Beschwingt und heiter
- Intermezzo. Langsam und schwingend, tänzerisch
III. Fugato. Straff und bestimmt
Extemporale (1946)
- Präludium. Adagio molto
- Invention. Allegro
III. Siciliano. Allegretto con tenerezza
- Bolero. Moderato
- Finale. Allegro ma non troppo
Capriccio (1946), Improvisationen über Volksliederthemen
Enchiridion I (1949)
Enchiridion – Anhang
Enchiridion II (Exerzitien) (1951)
8 Konfigurationen (Stücke für Klavier) (1956)
Bernd Alois Zimmermann, Complete Works for Piano Eduardo Fernández cd BIS-2495