Zana Mathieu Etambala dook jarenlang in archieven en vond voor zijn boek verrassend nieuw materiaal. In vijf verhalen schetst hij hoe Leopold II op verschillende tijdstippen andere methodes hanteerde om zijn doel te bereiken. Sleutelwoorden zijn geldgewin, nietsontziend machtsmisbruik en buitensporig geweld.De Compagnie du Kasaï in het Kuba-rijk kon bv. probleemloos het rubber van de streek exploiteren en de katholieke missies lieten zich zonder moeite door deze concessiemaatschappij betalen. Maar, ondanks de beperkte weerstand van de inheemse bevolking in de Evenaarstreek, leidden de verplichte rubbertaksen er tot onbeschrijfelijke wreedheden. Het Mai Ndombe-meer, vroeger het Leopold II-meer, werd vanaf 1895 geëxploiteerd als een deel van het Kroondomein. Ook hier heerste een waar schrikbewind.
Op het Koninkrijk Kongo (1400-1888), het pre-koloniaal koninkrijk in het midden van Afrika (Congo-Kinshasa en Angola), volgden Congo-Kinshasa of officieel de Democratische Republiek Congo (DRC), voorheen Zaïre en Congo-Leopoldville, Kongo-Vrijstaat (1885-1908), de voorloper van Belgisch-Kongo, Belgisch-Congo (1908-1960), de voormalige Belgische kolonie, Congo-Brazzaville of officieel de Republiek Congo, en Frans- (1891-1906) en Midden-Congo (1906-1960), twee voormalige Franse koloniën. Als aanvangsdatum koos de auteur voor 1876, het jaar waarin Henry Morton Stanley met een sliert medewerkers het donkere continent doorkruiste, van de Indische tot de Atlantische Oceaan.
Deze studie is weliswaar niet chronologisch opgebouwd. Na het voorwoord door Guido Gryseels, algemeen directeur van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, heeft Zana Mathieu Etambala het in zijn eerste hoofdstuk over het Kuba-koninkrijk. Het hoofdstuk handelt over het koloniseringsproces dat zich afspeelde bij de Bakuba in Kasaï. Centraal staat een etnische groep die zich met hand en tand heeft verdedigd om vreemdelingen – zwart en blank – en hun culturen buiten het Kuba-rijk (het land van de Bakuba) te houden. U leest over het ‘Rood Rubber’ in het Kasaï-gebied, de Compagnie du Kasaï (CK) en de misdaden begaan door CK-agenten, de American Presbyterian Congo Mission (APCM) en Luebo, een eerste APCM-missiepost, 1891, de paters van Scheut naar het land van de Bakuba en de Bakuba en de Bakete in opstand, 1904-1905, en u ontmoet o.a. Fernand Harroy, Fernand Wilmet en Émile Torday.
Het tweede hoofdstuk, “Het rubberepos van blanke Far West-helden in de regio van het Leopold I-meer”, concentreert zich op de gebeurtenissen in de regio van het Mai-Ndombe-meer (ex-Leopold II-meer). Dit gebied, dat multi-etnisch is, behoorde tot de Kroondomein / de Kroonstichting van Leopold II. Het leek de auteur nl. interessant om de rubbersaga van Congo Vrijstaat te bekijken vanuit een regionale optiek. Bovendien is het een rubberstreek die veel minder is bestudeerd dan die waar de beruchte concessiemaatschappijen ABIR en de Anversoise opereerden.
Dit hoofdstuk gaat o.a. over exploraties naar het Leopold II-meer en handelsmissies, de rol van Alexandre Delcommune, Fernand Demeuse en Eugène Brohée, de verkenning van het gebied tussen Nkutu en Bolobo, (juni 1897), de militaire campagne tegen de Kundu, (augustus 1897) en de verkenning van de Boven-Lukenie-rivier, (maart-april 1898), de Comptoir Commercial Congolais (CCC), het Kroondomein, de Kroonstichting, 1901, de Société du Lac Léopold II, 1904 en de Compagnie Immobilière de Belgique, 1906, het Leopold II-meer-district na de overname van Congo Vrijstaat, 1908-1914, Léon Van de Velde, een Belgische koloniaal aan het Leopold II-meer, 1910 en Pater Arthur Vermeersch op bezoek bij het Leopold II-meer-district, de paters van Scheut en de eerste missieposten.
In het derde hoofdstuk, “Rubberoorlog. De verovering en de bezetting van het district van de Evenaar”, staat de Evenaarsstreek centraal. De wreedheden die de bevolking van deze regio moesten ondergaan, waren al het onderwerp van verscheidene publicaties. Eén van de slachtoffers, Isidore Bakanja, werd later zalig verklaard. Het Vaticaan aanvaardde dat hij een marteldood was gestorven, wat een openlijke erkenning was van het koloniaal geweld uit die tijd.
In dit hoofdstuk ontmoet u Henry Morton Stanley, George Grenfell, Alexandre Delcommune en Ernest Baert, leest u Congolese getuigenissen en herinneringen en het verhaal van Bernard Linunda over de eerste blanken in Basankusu, de Ikakota- en Indongorevoltes, de rubberexploitatie door twee grote handelsmaatschappijen: de SAB en de ABIR, wreedheden in de Lulonga-concessie, de Onderzoekscommissie, november 1904 – januari 1905 en de blanke administratieve en militaire bezetting, augustus 1904, en de trappisten in het missiegebied van de Evenaar.
Het vierde hoofdstuk, “Hoog-Ituri”, is gewijd aan de Aruwimi-Ituri-streek, in het noordoosten van Congo, die tot laat in de 19de eeuw werd geëxploreerd, daarna plat gelopen door tal van militaire expedities op weg naar de Nijlvallei en tenslotte doorkruist door prospectors op zoek naar goud en ingenieurs voor het tracé van een spoorlijn. De weerstand van de lokale bevolking tegen al die massa-karavanen was vermetel. Er is ook veel aandacht voor de Anioto’s of Luipaardmannen die verenigingen of genootschappen vormden die geheim wilden blijven tegenover de blanke machthebbers.
In dit hoofdstuk gaat het over de exploratie, verovering en bezetting van het land van Pygmeeën, goudmijnen en Luipaardmannen. U leest o.a. over de blanke penetratie in het Aruwimi-Ituri-gebied, Franz Stuhlmann en de twee Pygmee-dames uit de Ituri, Frederick Lugard en de militaire bezetting van Uganda, de verovering van het Ituri-gebied, 1894-1895, de Lothaire-expeditie en de Expeditie-Dhanis naar de Nijl, de verhalen van Henri Bodart en Nicolas Verhellen, en de herovering en bezetting van het Hoog-Ituri-gebied. Daarnaast heeft de auteur het over Josué Henry en het herstel van de orde in 1897, de moeilijke administratieve bezetting van het Ituri-gebied, (1900-1901), de missionering van het Ituri-gebied en de poging tot inplanting van een protestantse missie in 1905, de priesters van het Heilig Hart en de Witte Paters van Afrika. Tot slot komen o.a. nog de goudvondst in Hoog-Ituri, de aanleg van de spoorweg Stanleystad-Mahagi en de strijd tegen de Aniota in de omgeving van Avakubi aan bod, en ontmoet u als laatsten, Raoul Planche en Frédéric Wilmet.
De wortels van het boek van Zana Matthieu Etambala liggen grotendeels in dat herdenkingsjaar 2010, toen aan het KMMA een groot onderzoeksproject werd toegekend dat moest uitmonden in een reeks monografieën van de 26 provincies van de Democratische Republiek Congo (DRC). De bibliografie, kaarten en noten vervolledigen dit boek dat blijk geeft van waardigheid, stijl en eruditie. Zeker lezen!
De Congolees-Belgische historicus, Zana Mathieu Etambala (°1955), werd geboren in Congo, maar kwam als zevenjarig kind naar België en groeide op in het West-Vlaamse Zwevezele. Hij studeerde aan de KULAK en de KU Leuven, en werd in 1989, doctor in de geschiedenis. Hij doceerde aan de KU Leuven en deed onderzoek naar de Congolese geschiedenis, meer bepaald in de periode 1876-1914. Als doctor in de geschiedenis doet hij historisch onderzoek in de Sectie Geschiedenis Hedendaagse Tijd van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. Eerder publiceerde hij “In het land van de Banoko. De geschiedenis van de Kongolese/Zaïrese aanwezigheid in België van 1885 tot heden” (1993), “Congo 55/65: van koning Boudewijn tot president Mobutu” (1999), “De teloorgang van een modelkolonie. Belgisch-Congo 1958-1960” (2008) en “Des écoliers congolais en Belgique (1888-1900). Une page d’histoire oubliée” (2011).
Zana Mathieu Etambala Veroverd, bezet, gekoloniseerd, Congo 1876-1914”, 463 bladz. geïllustreerd uitg. Sterck & De Vreese ISBN 978 905615 5149