Het oorspronkelijk libretto, van Andrea Leone Tottola, was gebaseerd op een toneelstuk van Francesco Ringhieri, L’Osiride, uit 1760. Op de affiches aangekondigd als een azione tragico-sacra, ontdook het gewijde drama met enkele kenmerken van een oratorium het verbod van wereldlijke voorstellingen gedurende de lijdenstijd. Rossini bewerkte de opera voor Napels in 1819, toen hij de aria met Mozes’ gebed (‘”Dal tuo stellato soglio”) opnam, die een van de geliefdste operafragmenten van die tijd werd, geïnspireerd door een aantal variaties voor viool en piano van Paganini, en die bij concertuitvoeringen nog wordt gehoord.
Het Parijs publiek had het werk reeds gezien, zowel in een uitvoering door de Parijse Opéra, aan het Théâtre de l’Académie Royale de Musique en aan het Théâtre des Italiens, voor Rossini het voor de Parijse Opéra bewerkte, nu in vier bedrijven met een ballet, waar het in maart 1827 in première ging, met de titel “Moïse et Pharaon, ou Le Passage de la Mer Rouge”, in Franse vertaling en toevoegingen aan het libretto door Luigi Balocchi en Victor Joseph Etienne de Jouy, die mede het libretto voor Rossini’s laatste opera Guillaume Tell zou schrijven.
De eerste van de vier opera’s die Rossini op Franse libretti componeerde, waren “Le siège de Corinthe” (1826) en “Moïse et Pharaon”. Beide waren substantiële herwerkingen van stukken geschreven voor Napels, “Maometto II” (foto) en “Mosè in Egitto”. Rossini besteedde veel zorg aan zijn herwerkingen. Hij leerde Frans en wilde vertrouwd raken met traditionele Franse operamethoden om de taal muzikaal te kunnen declameren. Naast het weglaten van enkele van de originele muziek in een stijl die toen niet meer in de mode was in Parijs, paste Rossini lokale kleuren toe door dansen en hymneachtige nummers toe te voegen en een grotere rol toe te bedelen aan het koor, bv. Akte II: Air et Choeur: “Ah! d’une tendre mère” – “Mais tu gardes le silence” – “Propice à ma prière calme” en Akte III: Marche et Choeur: “Reine des cieux”.Niet te missen!
Mosè in Egitto, in de Franse versie bekend als “Moïse et Pharaon, ou Le passage de la Mer Rouge”, ging in première in maart 1818 in het na een brand heropend Teatro San Carlo in Napels. Het werk was los gebaseerd op de Exodus uit Egypte van de Israëlieten, geleid door Mozes, aangepast voor het operatoneel door de introductie van een liefdesthema, waarin Farao’s zoon Amenophis hun vertrek tracht te voorkomen, aangezien hij de Israëlitische Anaïs liefheeft. De opera opent met een verduisterd toneel, als de plaag van de duisternis wordt verjaagd door Mozes’ gebed, en het eindigt met het schouwspel van het scheiden van de Rode Zee en het verdrinken van Farao’s leger, dat bij de première gelach teweegbracht vanwege de gebrekkige machinerie op het toneel, hoewel de opera dit technische mankement overwon en een succes werd.
In navolging van de Franse theatertraditie voor spectaculaire Bijbelse drama’s tijdens de vastentijd, was Rossini’s “Moïse” een ongelooflijk succes tijdens de Parijse première in 1827. De opera wordt hier in zijn volledige vorm gepresenteerd. In dit ene werk legde Rossini de basis voor de grand opéra en het wordt algemeen beschouwd als een van zijn grootste prestaties.
Fabrizio Maria Carminati, de Italiaanse dirigent, was van 2000 tot 2004 artistiek leider van het Teatro Donizetti in Bergamo en van 2004 tot 2006 bekleedde hij dezelfde functie in de Fondazione Arena di Verona. Hij heeft in prestigieuze operahuizen over de hele wereld gewerkt. Recente optredens waren onder meer Donizetti’s Lucia di Lammermoor in Triëst, Mascagni’s Cavalleria rusticana in Palermo, Rossini’s Moïse in Rossini in Wildbad (deze Live opname) en Bellini’s Adelson e Salvini in Catania.
De vocale solisten/personages zijn Silvia Dalla Benetta, sopraan (Sinaïde) (foto), Elisa Balbo, sopraan (Anaï), Albane Carrère, mezzosopraan (Marie), Randall Bills, tenor (Aménophis) (foto), Patrick Kabongo, tenor (Eliézer), Xian Xu, tenor (Ophide), Alexey Birkus bas (Moïse), Luca Dall’Amico, bas ( Pharaon) en Baurzhan Anderzhanov, bas (Oziride/voix mystérieuse). Het Górecki Chamber Choir, Kraków en de Virtuosi Brunensis staan o.l.v. Fabrizio Maria Carminati.
Rossini Moïse Birkus Balbo Bills Dalla Benetta Dall’amico Anderzhanov Kabongo Xu Carrère Górecki Chamber Choir Kraków Virtuosi Brunensis Fabrizio Maria Carminati 3 cd Naxos 8.660473-75