In 1994 ontstond het idee om ten behoeve van een radio-uitzending, een uur dubbelkorige muziek van Giovanni Gabrieli (1554?-1612) samen te stellen. De canzones die tijdens deze opname door Liuwe Tamminga en Leo van Doeselaar voor het eerst sinds vier eeuwen weer tot klinken werden gebracht, is nu op cd verschenen. Tussen 1575 en ca. 1580 verbleef Giovanni Gabrieli aan de hofkapel van de hertog Albrecht V van Beieren, waar hij in de leer was bij Lassus. Tijdens zijn verblijf aan het hof componeerde er hij zijn eerste madrigalen. Na het overlijden van hertog Albrecht V in 1579, verliet Giovanni Gabrieli het hof en keerde terug naar Venetië. In 1584 verving hij daar Claudio Merulo als organist van de basiliek van San Marco. Tweede organist was zijn oom, Andrea Gabrieli, die echter een jaar later overleed. Na 1585 nam Gabrieli de taak van zijn oom over als belangrijkste componist van ceremoniële muziek, doorgaans toonzettingen van psalmen, van de San Marcobasiliek, en bijgevolg ook van de Venetiaanse doge. Gabrieli wist de Cori spezzati’, de afwisseling van twee koren, die zijn oorsprong kende bij Adriaan Willaert, als geen ander te vermengen met de glorieuze, Venetiaanse polyfonie. Naast geestelijke composities als de motetten voor San Marco, componeerde Gabrieli ook canzones, madrigalen en composities voor vocale en instrumentale ensembles, bv. “Canzoni et sonate… a 3, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 14, 15, & 22 voci, per sonar con ogni sorte de instrumenti, con il basso per l’organo” (1615), of “Concerti di Andrea e di Gio. Gabrieli, organisti della serenissima signoria di Venezia, continenti musica di chiesa, madrigali ed altri per voci e stromenti musicali a 6, 7, 8, 10, 12,16, etc…, (1587).De canzone was ten tijde van de troubadours en later, een één- of meerstemmig lied (vergelijk met het Franse chanson), meestal een liefdeslied. Na 1530 werd de canzone verdrongen door het madrigaal en de canzonetta. Instrumentaal kwam de canzona voor het eerst voor tegen het begin van de 16de eeuw (canzona da sonar), aanvankelijk als naam voor orgeltranscripties, later weliswaar ook voor andere instrumentale navolgingen van Franse chansons. Bij Giovanni Gabrieli werd de canzona voor het eerst gefigureerd. Het belangrijkste verschil met het ricercare en de fantasie was de wat lichtere thematiek en de driedelige indeling. De Italiaanse componist, organist, luitist en klavecinist uit het begin van de barok, Giovanni Picchi (1571/72-1643) was een late volgeling van de Venetiaanse School en had in zijn 19 “Canzoni da sonar con ogni sorte d’istromenti” (Venetië 1625), invloed op de ontwikkeling en differentiatie van instrumentale vormen, zoals de sonate en de canzona. Uit de canzona da sonar is later de sonate ontstaan.Na het overlijden van Andrea Gabrieli in 1585, besloot Giovanni een groot deel van het oeuvre van zijn oom te bewerken om het te kunnen publiceren. “Concerti di Andrea e Giovanni Gabrieli” (1587) was een collectie van Andrea’s grootste werken, aangevuld met eigen composities. “Terzo libro de madrigale a cinque voci” (1589) was de naam van een tweede uitgave. In 1585 werd Gabrieli gekozen om Vincenzo Ballavere op te volgen als organist aan de Scuola Grande di San Rocco, een van de zes broederschappen in Venetië. Hier voorzag hij samen met diverse andere musici, onder wie de cornettist, Giovanni Bassano, de ceremonies van prachtige muziek.In 1597 verscheen een eerste collectie van Giovanni Gabrieli’s eigen composities, de prachtige “Sacrae symphoniae”, instrumentale en vocale composities voor de liturgie, voor een groot deel gecomponeerd voor cori spezzati. Ongetwijfeld componeerde Gabrieli een groot deel van deze werken ook voor de San Marco. Sacrae symphoniae bevat onder meer de beroemde “Sonata pian’e forte alla quarta bassa”, die beschouwd wordt als het eerste werk waarin de dynamiek, sterkte- en spanningsverhoudingen (piano/forte), in de partituur aangeduid staat. In 1615 verscheen er een tweede bundel met dezelfde naam en gelijkaardige werken. De invloed van dit werk was groot. Zijn leerling, Heinrich Schütz bv., componeerde drie gelijkaardige werken, als eerbetoon aan zijn meester.
Hoewel er geen orgelpartijen bewaard zijn gebleven, spreken veel bronnen uit de 16de – en 17de eeuw over het tegelijk bespelen van twee orgels. In Spanje en Italië was het nl. de gewoonte om in het koor van de kerk, twee orgels tegenover elkaar te plaatsen. In 1596 bouwde Baldassarre Malamini voor de San Petronio in Bologna een tweede orgel tegenover het Da Prato-orgel uit 1475. Vaak werden in kerken die twee orgels bezaten, ook twee organisten aangesteld. In de San Marco in Venetië leverde dat illustere duo’s op, zoals Claudio Merulo en Andrea Gabrieli en de beide Gabrieli’s, Giovanni en zijn oom, Andrea, samen.Voor deze opname op de orgels van de Basilica di San Petronio in Bologna, hebben de organisten, Liuwe Tamminga en Leo Van Doeselaar, elf instrumentale dubbelkorige stukken van de Venetiaanse componist, Giovanni Gabrieli, geselecteerd. Deze keuze van acht- tot twaalfstemmige stukken, uitgevoerd op twee van de mooiste en meest geschikte orgels voor dit repertoire, de twee prachtige orgels van de San Petronio-basiliek in Bologna, biedt een uitstekend panorama van Giovanni Gabrieli’s composities in de oudere vormen (canzoni en madrigalen), en nieuwere vormen en stijlen van de twee decennia tussen het einde van de 16de – en het begin van de 17de eeuw in Venetië.
De uitgave is een coproductie van het Belgisch cd-label, Passacaille, van barokmusicus (traverso) en instrumentenbouwer, Jan De Winne, en het cd-label “Document” (sinds 2008) van de voormalige, vooraanstaande radio 4-programmamaker, de organist, Okke Dijkhuizen (°1954) (foto) uit Zeeland. Warm aanbevolen.Leo van Doeselaar (°1954) (foto) begon zijn orgel- en pianostudie bij Gerard Akkerhuis in Den Haag en studeerde vervolgens orgel bij Albert de Klerk, en piano bij Jan Wijn aan het Amsterdams Sweelinck Conservatorium. Hij sloot zijn opleiding af met een solistendiploma voor beide instrumenten en de Prix d’Excellence voor orgel. Na zijn studie verdiepte hij zich middels meestercursussen in het buitenland, verder in historische uitvoeringspraktijk en bij André Isoir in Parijs in het Frans orgelrepertoire. Ook nam hij lessen pianoforte bij Malcolm Bilson en Jos Van Immerseel.Liuwe Tamminga (°1953) (foto) werd opgeleid aan het Stedelijk Conservatorium Groningen door o.a. Wim van Beek en Willem Frederik Bon. Hij volgde ook masterclasses bij o.a. Olivier Messiaen, Marie-Claire Alain, Ewald Kooiman, Louis Toebosch, Gustav Leonhardt, Xavier Darasse. Na het behalen van zijn einddiploma in 1977, studeerde ook hij in Parijs bij André Isoir, maar ook bij Jean Langlais, en in Italië, bij Luigi Ferdinando Tagliavini. Samen met Tagliavini was hij van 1982 tot diens overlijden in 2017, organist-titularis van de kerkorgels van de Sint-Petroniusbasiliek in Bologna, historische instrumenten, vervaardigd door de orgelbouwers Lorenzo da Prato in 1471-1475 en Baldassarre Malamini in 1596. Tamminga werd tijdens zijn internationale carrière, specialist in Italiaanse renaissance- en barokmuziek.
Giovanni Gabrieli Dialoghi musicali Liuwe Tamminga Leo Van Doeselaar cd Passacaille PAS1082