Voor deze cd heeft het Capricornus Consort Basel orgelwerken van Johann Sebastian Bach gearrangeerd voor strijkersensemble. De arrangementen hebben een bijzondere aantrekkingskracht. De oorspronkelijke orgelklank werd nl. omgevormd tot een uiterst homogene strijkersklank, en bovendien creëert het Capricornus Consort o.l.v. Peter Barczi, door zijn gedifferentieerde, historisch geïnformeerde manier van spelen, volledig nieuwe luisterimpressies van de orgelwerken. De meeste componisten parodieerden het werk van hun voorgangers en tijdgenoten. Mozarts 6 Preludes en Fuga’s voor viool, altviool en cello, K.404a, bv. zijn arrangementen van fuga’s van Wilhelm Friedemann en Johann Sebastian Bach. Enkel 4 preludes, adagio’s, zijn originele composities van Mozart. Voor zijn Neumeister-koralen bv. greep Bach terug op werken van Johann Pachelbel, Johann Michael Bach en Johann Christoph Bach. Bovendien was hij een meester in het gebruiken van zijn eigen werken voor nieuwe composities.Werken voor één bepaald instrument konden bv. worden gearrangeerd en aangepast voor verschillende instrumentale combinaties. Zo werden Bachs Vioolconcerti in E (BWV 1042), la klein (BWV 1041) en het Dubbelvioolconcerto in re klein (BWV 1043), gearrangeerd als klavecimbelconcerti, maar één toon lager getransponeerd. Het klavecimbelconcert in re klein (BWV 1052), zelf beschouwd als een arrangement van een verloren gegaan Vioolconcerto, werd in de Cantate “Wir müssen durch viel Trübsal” (BWV 146) ook herschikt als een orgel sinfonia en hergebruikt voor het openingskoor.
Het Brandenburgs Concerto no. 3, voor negen strijkers en basso continuo, kreeg hobo’s en hoorns toegevoegd voor de versie in de Cantate “Ich liebe den Höchsten von ganzem Gemüte” (BWV 174), en de Prelude van de solo-viool Partita in E (BWV 1006) werd volledig opnieuw gearrangeerd als de Sinfonia in D voor orgel obbligato, drie trompetten, pauken, hobo’s en strijkers in de Cantate “Wir danken dir, Gott, wir danken dir” (BWV 29). Bach componeerde weliswaar nooit een concerto voor orgel. Hij gebruikte het orgel wel als solo-instrument in bepaalde van zijn cantates. Zijn solo orgelconcerti waren alle bewerkingen van concerti van Vivaldi en van Johann Ernst von Saxen-Weimar. In aria’s, koorgedeelten en sinfonia’s van toch wel 18 cantaten, gebruikte Bach weliswaar het orgel als solo-instrument.Johann Sebastian Bach werd in 1708 door de regerende hertog van Saksen-Weimar, Wilhelm Ernst, aangenomen als organist en lid van het hoforkest. Hij werd vooral aangemoedigd om gebruik te maken van zijn unieke talenten op het orgel. Tijdens zijn ambtsperiode in Weimar groeide zijn roem als organist en veel orgelstudenten bezochten hem om hem te horen spelen en om te leren van zijn techniek. Bach componeerde in die periode dan ook veel van zijn grootste orgelwerken, waaronder de Toccata en Fuga in re klein, BWV 565 en de Prelude en Fuga in E majeur, BWV 566.Wilhelm Ernst von Saksen-Weimar (foto) is in de muziekgeschiedenis bekend gebleven door zijn breuk met Bach. Bach werkte sinds 1708 voor hem in Weimar als hoforganist en concertmeester. Ter gelegenheid van de 52ste verjaardag van Wilhem Ernst, componeerde Bach in 1714 de aria “Alles mit Gott und nichts ohn’ ihn”. Toen de hertog Bach echter passeerde bij de benoeming van een nieuwe Hofkapellmeister, diende Bach bij Wilhelm Ernst zijn ontslag in. Wilhelm Ernst liet Bach hierop, voor hij hem ontsloeg, vier weken gevangenzetten, waarna Bach Weimar verliet en naar Anhalt-Köthen trok.In de Lutherse mis nam en neemt orgelspel een belangrijke plaats in. Hierdoor ontstond vooral in de barok, een groot aantal composities voor orgel die op koraalmelodieën gebaseerd waren. Deze composities, aanvankelijk improvisaties, werden koraalbewerkingen genoemd, of, als ze bedoeld waren als inleiding op de gemeentezang, koraalpreluden. De kunst van de koraalprelude, Choralbearbeitung of Choralvorspiel, bereikte haar hoogtepunt in de muziek van Johann Sebastian Bach.De ”18 Leipziger koralen (BWV 651-668) of “Choräle von verschiedener Art”, waaruit op deze cd de koraalprelude ‘O Mensch, bewein’ dein’ Sunde gross’ BWV622 en de koraalprelude ‘Nun komm der Heiden Heiland’ BWV659 zijn opgenomen, is een verzameling van achttien koralen, gecomponeerd door Bach in de jaren ‘40 van de 18de eeuw. De bundel bevat meerdere versies van één bepaalde koraalmelodie, bv. drie toonzettingen van “Nun komm, der Heiden Heiland” en twee versies van het pinksterkoraal, “Komm, heiliger Geist, Herre Gott”, een versie met de koraalmelodie in de pedaalpartij en een versie van de koraalmelodie als een fugato met imiterende figuren. Het manuscript van de Leipziger koralen bevindt zich in de Staatsbibliothek in Berlijn. Bachs leerling en latere schoonzoon, Johann Christoph Altnickol, was verantwoordelijk voor de schoonschriftversies van BWV 666 en 667. Het laatste werk (BWV 668) dat in deze bron gescheiden is van de voorgaande zeventien, is van een anonieme hand, mogelijks van Gottfried Siegmund Heesemans, een verre verwant van Anna Magdalena Bach en in Bachs laatste levensfase, diens privé-secretaris. Het manuscript omvat ook, in schoonschrift, de zes orgelsonates (BWV 525-530) en een late versie van de vijf canonische ‘veranderingen’ van het kerstlied ‘Vom Himmel hoch da komm ich her’ (BWV 769a).De Orgelsonates, BWV 525-530 van Johann Sebastian Bach zijn een verzameling van zes sonates in triosonatevorm. Elk van de sonates heeft drie bewegingen, met drie onafhankelijke partijen, verdeeld over de twee klavieren en het obbligato pedaal van het orgel. De verzameling werd eind 1720 in Leipzig samengesteld en bevatte bewerkingen van Bach uit vroegere cantates, orgelwerken en kamermuziek, evenals enkele nieuw gecomponeerde bewegingen. De zesde sonate, BWV 530, is de enige waarvoor alle drie bewegingen, speciaal voor de collectie werden gecomponeerd. Wanneer het op een orgel wordt gespeeld, wordt de tweede partij vaak een octaaf lager op het tweede klavier gespeeld met de juiste registratie. Mogelijks waren de sonates gedeeltelijk bedoeld voor privéstudie om de orgeltechniek te perfectioneren. Ze konden ook gespeeld worden op een pedaalclavichord (foto).
De sonates worden algemeen beschouwd als één van Bachs meesterwerken en als een van zijn moeilijkste composities voor orgel. Bach componeerde zijn Triosonates in de Italiaanse stijl, aangezien ze voortgekomen waren uit de door Corelli ontwikkelde Sonata da chiesa in drie bewegingen. In zijn “Über Johann Sebastian Bachs Leben, Kunst und Kunstwerke” uit 1802, werden volgens Bachs eerste biograaf, Johann Nicolaus Forkel, de zes sonates gecomponeerd voor zijn oudste zoon, Wilhelm Friedemann (geb. 1710), en werden ze samengesteld tussen 1727 en 1730. Forkels bewering komt voor in het hoofdstuk over de “Orgelstukken”, waarin ze werden beschreven als “Sechs Trio für die Orgel mit dem obligaten Pedale”.De eerste beweging van Sonata IV is een arrangement van de achtste beweging van de Cantate “Die Himmel erzählen die Ehre Gottes” (BWV 76), en de tweede beweging van de hier opgenomen Sonata III, werd vervolgens door Bach gearrangeerd voor fluit, viool en klavecimbel als tweede beweging van zijn Concerto in la klein (BWV 1044). Slechts een half dozijn bewegingen zouden speciaal voor de zes Sonates zijn gecomponeerd, de rest waren arrangementen van bestaande orgel- en instrumentale werken.De Clavier-Übung III, ook wel de Duitse orgelmis genoemd, is een verzameling composities voor orgel van Johann Sebastian Bach, begonnen in 1735-1736 en gepubliceerd in 1739. Het wordt beschouwd als Bachs belangrijkste en meest uitgebreide orgelwerk, met enkele van zijn muzikaal meest complexe en technisch veeleisende composities voor dat instrument. In het gebruik van modale vormen, motetstijlen en canons keek hij terug op de religieuze muziek van meesters van de stijl antico, zoals Frescobaldi, Palestrina, Lotti en Caldara. Tegelijkertijd was Bach vooruitstrevend en incorporeerde en distilleerde hij moderne barokke muzikale vormen, zoals het koraal in Franse stijl. Deze bundel bevat naast 4 Duetten, de hier opgenomen Prelude en fuga BWV 552 en de Koraalpreludes BWV 669–689 Het werk heeft de vorm van een orgelmis. Tussen het begin- en slotdeel, de prelude en de ‘St Anne’ fuga in E ♭ groot, BWV 552, bevinden zich nl. 21 koraalvoorspelen, BWV 669-689, waarin delen van de lutherse mis en catechismussen, gevolgd door vier duetten, BWV 802-805. De koraalvoorspelen variëren van composities voor een enkel klavier tot een zes stemmige fugatische prelude met twee partijen in het pedaal.De fantasie was in de 16de eeuw een imitatie van een vocaal motet en verscheen als instrumentale vorm reeds in de vroege barokmuziek. De fantasie (Fantasia) was sterk verwant aan het ricercare, waarin meestal meerdere thema’s werden verwerkt. Uit het ricercare met één thema, het monothematisch ricercare, is later de fuga ontstaan. De fuga ontwikkelde zich trouwens in de 18de eeuw uit verschillende soorten, contrapuntische composities als het ricercare, capriccio, canzone, en fantasia. In de meeste fantasie-werken werd de vorm bepaald door een hoofdthema, gevolgd door verschillende episodes die hetzij voortborduurden op het thema of daar een contrast mee vormden. Daarbij konden al dan niet nieuwe thema’s prominent naar voren komen, of het hoofdmateriaal zodanig veranderen, dat tegen het einde van het stuk de compositie een nieuwe gestalte of karakter had gekregen.De vader van Samuel Capricornus was een protestantse predikant, die uit angst voor de contrareformatie met zijn gezin naar Bratislava in het voormalige koninkrijk Hongarije vluchtte. Na het voltooien van de middelbare school in Sopron, studeerde Samuel Capricornus, eigenl Samuel Friedrich Bockshorn (1628-1665) (foto), talen en theologie in Silezië voor hij musicus werd aan het keizerlijk hof in Wenen. Hier maakte hij kennis met de muziek van Giovanni Valentini en Antonio Bertali. Na een kort verblijf in Reutlingen werkte hij twee jaar als privé muziekleraar in Bratislava en daarna van 1651 tot 1657 was hij actief als muziekdirecteur in verschillende kerken en als muziekleraar op een middelbare school. In mei 1657 werd hij in dienst van Eberhard III. (1614-1674), de hertog van Württemberg (foto), en Anna Catharina von Salm-Kyrburg en later van diens tweede vrouw, Gräfin Maria Dorothea Sophia von Oettingen, kapelmeester van de prestigieuze Hofkapelle in Stuttgart. Daar raakte hij echter verwikkeld in een geschil met de organist van de collegiale kerk, de Elzasser, Philipp Friedrich Böddecker (1607-1683), die de positie had begeerd, en zijn broer David, een cornetspeler. Al in september 1657 had David Böddecker nl. geklaagd over een “hoog en moeilijk stuk” dat hem door Capricornus was gevraagd te spelen en dat hij ook de “Quart-Zink” (een kleine, hoge cornet) moest bespelen en moest zingen, die niet tot zijn functie-eisen behoorden. Ter verdediging tegen deze aantijgingen klaagde Capricornus over de weerbarstigheid en de “vraatzucht en dronkenschap” van de muzikanten in de kapel, waarbij hij ook zei dat de cornetspelers hun instrumenten bespeelden als een koehoorn…Capricornus bleef in deze functie tot aan zijn overlijden in 1665.Sinds de oprichting in 2006 wijdt Capricornus Consort Basel zich aan de uitvoering van zeldzame werken uit de Hoogbarok, ongeveer de historische periode van Samuel Capricornus en zijn tijdgenoten. De eerste violist, oprichter en artistiek leider, Péter Barczi, verzamelde in 2006, tijdens zijn studie aan de prestigieuze universiteit voor onderzoek en verspreiding van historische muziek, de Schola Cantorum Basiliensis, een groep musici om hem heen. Met deze collega-musici richtte hij het “ensemble Capricornus Consort Basel op, met als doel onbekende maar magnifieke, 5-8-stemmige polyfone muziek uit de 17de eeuw te spelen. De sterke muzikale persoonlijkheden spelen hun bijzonder repertoire met de wonderbaarlijkste harmonie en een bijzondere mate van bijbehorende expressie.De Hongaarse violist Péter Barczi (° 1973) (foto) studeerde barokviool in Boedapest, Dresden, Trossingen en Basel bij Piroska Vitárius, Simon Standage, John Holloway, Anton Steck en Chiara Banchini. Hij maakt al jaren deel uit van verschillende barokorkesten zoals La Cetra Barockorchester Basel, Barockorchester Capriccio Basel en Ensemble 415, speelt regelmatig in het Freiburger Barockorchester, en is de tweede violist van het strijkkwartet Almaviva. Met het ensemble Musica Fiorita o.l.v. Daniela Dolci, heeft hij verschillende cd’s met sonates van Dario Castello en Tarquinio Merula opgenomen. Péter Barczi speelt op een Christian Sager – viool.De waarde en meerwaarde van arrangementen is dat ze vaak meer inzicht geven in de compositieprocessen en dat ze vaak het potentieel hebben om nieuwe inzichten en verschillende karakters te presenteren, die misschien niet zo duidelijk waren in de originele versies. Ze hebben ook het potentieel om het publiek een frisse kijk te geven op werken die voorheen als ‘vertrouwd’ werden beschouwd. Daarom mag u deze sublieme cd geenszins missen. Warm aanbevolen.
Tracklist :
Chorale Prelude BWV622 ‘O Mensch, bewein’ dein’ Sunde gross’
Chorale Prelude BWV659 ‘Nun komm der Heiden Heiland’
Chorale Prelude BWV731 ‘Liebster Jesu, wir sind hier’
Fantasia and Fugue in G minor, BWV542
Fantasia in C minor, BWV562
Fantasia in G major, BWV572
Prelude and Fugue in D minor, BWV539 ‘Fiddle’
Prelude and Fugue in E flat major, BWV552 ‘St Anne’
Trio Sonata no.3 in D minor, BWV527
Trio Sonata no.6 in G major, BWV530
Johann Sebastian Bach New Concertos Capricornus Consort Basel cd Christophorus 77447