“Songs of Travel” is een liedcyclus, oorspronkelijk gecomponeerd voor bariton, op gedichten uit de “Songs of Travel and Other Verses” uit 1896, van Robert Louis Stevenson (1850-1894). Ze werden oorspronkelijk gecomponeerd voor zang en piano, maar Vaughan Williams orkestreerde de eerste, derde en achtste liederen, en zijn assistent Roy Douglas orkestreerde de overige. De “Songs of Travel”, gecomponeerd tussen 1901 en 1904, vertegenwoordigen Vaughan Williams’ eerste grote liedcompositie. De cyclus biedt een typisch Britse kijk op de “wayfarer-cyclus”. Een wereldvermoeide maar vastberaden persoon, de reiziger van Stevenson en Vaughan Williams, toont noch de naïviteit van Schuberts molenaar in “Die schöne Müllerin”, noch de destructieve impulsen van de held van Schuberts “Winterreise” en Mahlers “Lieder eines fahrenden Gesellen”. Acht van de liederen werden voor het eerst in 1904 uitgevoerd in Londen. Hoewel ze als een complete cyclus werden uitgevoerd, weigerden de uitgevers de liederen als een hele groep te accepteren. De liederen werden gepubliceerd in 2 boeken, gescheiden door 2 jaar. Geen van beide delen bevatte “Whither Must I Wander. Het negende nummer, “I Have Trod the Upward and the Downward Slope”, werd gepubliceerd na het overlijden van Vaughan Williams, toen zijn echtgenote het tussen zijn papieren vond. De liederen zijn “The Vagabond”, “Let Beauty Awake”, “The Roadside Fire”, “Youth and Love”, “In Dreams”, “The Infinite Shining Heavens”, “Whither Must I Wander”, “Bright Is the Ring of Words” en “I Have Trod the Upward and the Downward Slope”.“The Vagabond” introduceert de reiziger, met zware, marcherende akkoorden in de piano die een ruige reis door het Engels platteland verbeelden. De zanglijn in “Let Beauty Awake” ontvouwt zich over lange arabesken in de piano, waardoor het lied een Gallische smaak krijgt, hoewel Vaughan Williams pas in 1908 in Frankrijk zou studeren. Caleidoscopische stemmingswisselingen worden gepresenteerd in “The Roadside Fire”, met een levendige begeleiding op de piano die het eerste deel van het nummer een speelse sfeer geeft. De tweede helft van het lied wordt ernstiger naarmate de reiziger zich met zijn liefde privémomenten voorstelt, tot de zonnige muziek van de opening terugkeert. “Youth and Love”, beeldt de vastberaden jeugd uit, die zijn geliefde achterlaat terwijl hij zich in de wereld waagt. Bijzonder opmerkelijk is de exotische begeleiding van de tweede strofe, die doet denken aan vogelgezang, watervallen en trompetfanfares. Het vijfde lied, “In Dreams”, is het donker middelpunt van de cyclus. De angst in de zanglijn, bepaald door zijn chromatiek en modulaties, wordt verdubbeld in de piano en versterkt door klokgelui. De sfeer verandert echter subtiel in het volgend nummer, “The Infinite Shining Heavens”, dat een andere kijk biedt op de onveranderlijkheid van de natuur.“Whither Must I Wander” is in wezen een strofisch lied, dat herinnert aan gelukkige dagen uit het verleden en ons eraan herinnert dat hoewel de wereld elk voorjaar wordt vernieuwd, onze reiziger zijn verleden niet kan terugbrengen. De componist biedt weliswaar enige troost in “Bright is the ring of words”. De luisteraar wordt eraan herinnerd dat, hoewel alle zwervers (en artiesten) uiteindelijk moeten sterven, de schoonheid van hun werk zal blijven als een bewijs van hun leven. Het laatste lied, “I Have Trod the Upward and the Downward Slope”, werd pas in 1960 na de postume publicatie aan de cyclus toegevoegd. Dit nummer recapituleert de hele cyclus in slechts vier zinnen die een miniatuur vormen van recitatief en arioso, waarbij vier van de vorige nummers in de cyclus worden geciteerd, voor het eindigt met de openingsakkoorden, wat suggereert dat de reis van de reiziger voor altijd voortduurt, zelfs in de dood. De tekst van het lied suggereert enigszins een Schots landschap in het verleden van de reiziger, maar er zijn ook een aantal pentatonische implicaties in de melodie van “Whither Must I Wander”, een kenmerk van traditionele Schotse gezangen. Ook is het gedreun (bourdon) in de pianobegeleiding op ‘de lente zal komen’, een ander symbool van de Schotse traditionele muziek, de indringende klank van doedelzakken. Mark Elder dirigeert deze liederen op een toegewijde en sympathieke manier. Hallé speelt ze prachtig, waardoor de melodieën van de componist echt zingen. Bas-bariton Neal Davies is een bekende internationale figuur met een uitmuntende prestatie- en opname carrière, die in 1991 de Cardiff Lieder Prize won. Van 1947 tot het overlijden van de componist in 1958, werkte Roy Douglas (1907-2015) (foto), als muzikaal assistent en amanuensis van Ralph Vaughan Williams. Zijn taak omvatte het maken van leesbare kopieën van zijn partituren. Tijdens dit proces ontdekte hij talloze orkestratieproblemen die opgelost moesten worden. Hij ontcijferde het vaak onleesbaar handschrift van RVW, en deed verschillende suggesties voor verbetering, waarvan de meeste door de componist werden geaccepteerd. Ze werkten samen aan o.a. de symfonieën nrs. 6-9, de opera “The Pilgrim’s Progress” en het Tuba Concerto. Op die manier was Douglas zelfs in staat, manuscripten te produceren die gezaghebbender waren dan de originelen van de componist, aangezien alle notatiekwesties met de componist zelf waren besproken en opgehelderd. Hij is daarom omschreven als de belangrijkste overlevende getuige van Vaughan Williams techniek als musicus.
Douglas zag RVW’s nieuwe composities niet tot ze substantieel waren geschetst. Zo werd hij er in een brief van de componist van 13 februari 1947, voor het eerst op gewezen dat RVW zijn 6de symfonie had gecomponeerd, maar hij kreeg de partituur pas bijna zeven maanden later om aan te werken. In een kennelijke afwijking van de gebruikelijke methode, werd Douglas gevraagd om de partituur van het Tubaconcerto in 12 dagen uit te schrijven om een deadline te halen, maar zonder de mogelijkheid om de pianoschetsen van RVW te controleren. Dit leidde later tot onzekerheden, die moesten worden opgehelderd. Soms werd Douglas’ betrokkenheid bij Vaughan Williams’ werken meer dan die van louter assistent. RVW beschouwde bv. de in 1952 gearrangeerde orkestsuite uit zijn cantate, “Folk Songs of the Four Seasons”, uit 1949, zozeer als het werk van Roy Douglas, dat hij ervoor zorgde dat het werd gepubliceerd als Douglas’ compositie op basis van zijn eigen, in plaats van zijn eigen arrangement van een eerder werk. Douglas werkte ook samen met William Walton en Richard Addinsell, de componist van het magistraal “Warsaw concerto”, de muziek voor de film, “Dangerous Moonlight”/”Suicide Squadron” over de Poolse piloot en pianovirtuoos, Stefan Radecki (gespeeld door de Oostenrijks acteur, Anton Walbrook, eigenl. Adolf Wohlbrück), van de Ierse regisseur, Brian Desmond Hurst (1895-1986).“Job: A Masque for Dancing” is een ballet geproduceerd voor het Vic-Wells Ballet in 1931. Job wordt beschouwd als een cruciaal werk in de ontwikkeling van het Brits ballet en was het eerste ballet dat werd geproduceerd door een volledig Brits creatief team. Het oorspronkelijk concept en libretto voor het ballet waren van de hand Geoffrey Keynes (1887-1982) (foto), een specialist van William Blake en William Harvey, met een choreografie van Ninette de Valois, orkestraties door Constant Lambert en decorontwerpen van Gwendolen Raverat. Het ballet is gebaseerd op het Boek Job uit de Hebreeuwse Bijbel en is geïnspireerd op de geïllustreerde uitgave van William Blake, gepubliceerd in 1826. Job beleefde zijn wereldpremière in juli 1931 en werd uitgevoerd voor leden van de Camargo Society in Cambridge. De eerste openbare uitvoering van het ballet vond plaats in september 1931 in het Old Vic Theatre in Londen.Job is een meesterwerk. Het werd gecomponeerd in 1930, voorafgaand door o.a. zijn opera’s, “Sir John in love” en “The poisoned kiss”, en gevolgd door zijn 4de symfonie. Afgezien van zijn symfonieën, is “Job” een toonbeeld van kracht en melodische inspiratie. De Saraband van de Zonen van God bv. is een van zijn meest onuitwisbare creaties. De frase die God begeleidt, gezeten op zijn troon, is majestueus georkestreerd voor strijkers, harpen en hoorns. In de Dans van Jobs Troosters zorgt de saxofoon voor een geïnspireerd effect. Wanneer Satan, gezeten op Gods troon, omringd wordt door de Hosts of Hell, brengt Vaughan Williams zijn muziek, door het machtig orgel, begeleid door het volledig orkest, tot een absoluut hoogtepunt. Het wordt gevolgd door Elihu’s Dance of Youth and Beauty met solo viool, die soms wordt vergeleken met zijn “The Lark Ascending”. Dit is een zeer goede uitvoering, waarbij lyriek in overvloed wordt gecombineerd met machtige orkestrale (en orgel) kracht, waar nodig. Het spel is schitterend en de cruciale orgelpartij heeft een enorme impact. De opname is verfijnd en de balans is goed. De solisten zijn Darius Battiwalla en David Adams, orgel. De cd werd opgenomen in de Bridgewater Hall, in Manchester.
Hallé Vaughan Williams Job Songs of Travel Sir Mark Elder Neal Davies cd HALLÉ CDHLL7556