Het zogenaamd “Anna Maria Partbook” bestaat uit een elegant gebonden deel in rood leer met daarin de vioolpartijen van wel 31 vioolconcerti, waarvan 26 van Antonio Vivaldi. Het was het persoonlijk repertoire van Vivaldi’s meest begaafde leerling, de beroemde Anna Maria della Pietà.Anna Maria’s Partbook vertegenwoordigt een buitengewone verzameling virtuoze Vioolconcerti. 20 van de 26 Vivaldi-Concerti zijn ook bekend uit andere manuscriptbronnen. De overige 6 zijn alleen bekend uit de bron van Anna Maria zelf, en zijn daarom onvolledig. Ze zijn onderverdeeld in 3 concerti voor viool en 3 concerti voor viool en orgel, instrumenten die veel werden bespeeld in de Pieta. Van deze 6 concerti, die vanwege hun onvolledigheid, buiten het Vivaldi-repertoire werden gelaten, maakte Federico Maria Sardelli een reconstructie op basis van de authentieke bronnen. Deze cd laat u daarom genieten van 6 “nieuwe” concerti van Vivaldi, uitgevoerd door de violist, Federico Guglielmo en het ensemble Modo Antiquo onder leiding van Federico Maria Sardelli, die met deze opname hun debuut maken op Glossa. Op de cd staan Vivaldi’s Vioolconcerti in D, RV 772, in C minor, RV 771 en in D, RV 818, en de Concerti voor viool en orgel in F, RV 775, in C, RV 808 en in C, RV 774.De exacte geboortedatum Anna Maria della Pietà is niet bekend, omdat ze wees was in het Ospedale della Pietà in Venetië. Ze heette Anna Maria, maar werd later ook bekend als Anna Maria dal Violin. Tegen de tijd dat ze acht was, kwam haar muzikaal talent onder de aandacht van het schoolhoofd, Antonio Vivaldi. Ze kreeg vioolles van Vivaldi, en werd op haar beurt, de lerares van Chiara della Pietà en Santa della Pietà. Als vioolsoliste behoorde het tot haar taak om op zaterdagen en zondagen, op te treden tijdens de bekende kerkconcerten van het Ospedali, waarmee ze populair werd bij het publiek. Veel van de concerti die Antonio Vivaldi componeerde, werden speciaal voor Anna Maria gecomponeerd. Ze bleef haar hele leven in het weeshuis en haar muziek trok de aandacht van toeristen die Venetië bezochten. Naast viool, speelde ze ook viola d’amore, luit, hobo, mandoline, theorbe en klavecimbel. Een anonieme dichter schreef dat “als ze speelde, er engelen in de buurt zweefden”. In 1720, op 24-jarige leeftijd, werd ze “Maestra” genoemd, en in 1737, had Anna Maria het statuut van maestra di violino en maestra di coro bereikt. Anna Maria componeerde ook zelf en trad meer dan 60 jaar op in het openbaar. Ze overleed in Venetië op 10 augustus 1782. In het eerste belangrijk, Duits muzieklexicon van Johann Gottfried Walther, (Leipzig, 1732), kreeg Anna Maria, samen met Dorothea vom Ried, Élisabeth Jacquet de La Guerre (“Jaquier”), Vittoria Raffaella Aleotti (“Vittoria Aleotti”) en Barbara Strozzi (“Strozza”), een vooraanstaande plaats als instrumentaliste en componiste.
Chiara della Pietà (1718-1791), werd als een 2 maanden oude baby, in 1718, gedeponeerd bij het Ospedale della Pietà in Venetië. Men noemde haar Chiara of Chiaretta, hoewel ze, net als haar lerares, Anna Maria della Pietà, later bekend stond als Chiara dal Violin of Chiara della Pietà. Hoewel ze niet zo getalenteerd was als haar lerares, werd ze beschouwd als een virtuoze. Ze documenteerde de verschillende composities die voor haar werden geschreven, waarvan sommige van Antonio Vivaldi, in een boek dat bekend staat als haar dagboek. Andere composities waren van de cellist, Antonio Martinelli (ca.1702-1782). Chiara zong, speelde orgel en viola d’amore. Ze bleef haar hele leven in het weeshuis, waar ze speelde en les gaf.De Italiaanse zangeres, componiste en violiste, Santa (ook bekend als Sanza of Samaritana) della Pietà (ca. 1725 of ca. 1750, overleden na 1774) was een vondeling die op jonge leeftijd werd toegelaten tot het Ospedale della Pietà. Ze kreeg er van jongs af aan een volledige basis in muziek aan de coro, of muziekschool, verbonden aan het klooster. Tijdens de ambtsperiode van Giovanni Porta, Nicola Porpora en Andrea Bernasconi als hoofd van de school, werd ze bekend als alt, violiste en componiste. Het is bekend dat ze viool heeft gestudeerd bij Anna Maria della Pietà en dat ze haar rond 1740 heeft opgevolgd als hoofd van het schoolorkest. Op dat moment voerde ze minstens zes van de concerten uit die Antonio Vivaldi voor Anna Maria schreef. Een toonzetting van de Vespers op Psalm 113 in D, overleefde de tijd. Samen met Agata en Michielina della Pietà was Santa della Pietà een van de drie vondelingen die in het Ospedale woonden om later componist te worden. Verder is er niets over haar bekend.Ook Agata della Pietà was een vondeling die op jonge leeftijd werd toegelaten tot het Ospedale della Pietà in Venetië. Later werd ze sopraansoliste, zangleraar en schoolbeheerder. Van haar is bekend dat ze de soliste was in motetten van Giovanni Porta en Andrea Bernasconi, in wiens manuscripten ze bij naam wordt genoemd. Ze wordt ook genoemd in een anoniem eerbetoon aan musici van de Pietà cori (foto) dat dateert uit ongeveer 1740. Ze werd waarschijnlijk geboren rond 1720, misschien eerder, te oordelen naar de data van bronnen die haar vermelden. Slechts twee motetten van Agata della Pietà, een “Novo aprili” in F, op naam van “Louisa Della Sga Agnatta”, en de instrumentale baspartij van Psalm 134 voor de completen, bleven bewaard. Daarnaast produceerde ze een pedagogische tekst, “Regali per Gregoria”, voor een van haar leerlingen, een alt soliste genaamd Gregoria, van wie bekend was dat ze actief was tussen 1746 en 1777. Er is verder niets bekend over Agata’s latere jaren of overlijden.De Italiaanse componiste, violiste, organiste en muzieklerares, Michielina (ook bekend als Michaelis of Michieletta) della Pietà (ca. 1700-1744) werd de belangrijkste organiste en was actief als violiste in het orkest van het Ospedale. Als componiste was ze actief tijdens de ambtsperiode van Francesco Gasparini, Giovanni Porta, Nicola Porpora en Andrea Bernasconi. Ze kreeg in 1726 een vergunning om les te geven, het is bekend dat ze in 1740 een Litanie heeft gecomponeerd voor het feest van de geboorte van Christus, en dat ze in 1741, de hymne, Pange lingua, heeft getoonzet.
De Italiaanse violist en dirigent, Federico Guglielmo (°1968) (foto) wordt wereldwijd erkend voor zijn schitterende uitvoeringen van werk van Antonio Vivaldi en Giuseppe Tartini, van wie hij alle gedrukte werken en de complete concerti voor viool en orkest opnam. Zijn vioolrepertoire, voornamelijk uitgevoerd op historische instrumenten, varieert van Biagio Marini tot Mendelssohn. Als violist en dirigent besteedt hij daarnaast ook bijzondere aandacht aan minder bekende werken uit de klassiek-romantische periode en aan composities uit de 20ste eeuw in neobarokke en neoklassieke stijl. Geboren in Padua, begon Federico Guglielmo viool te studeren bij zijn vader en studeerde op 18-jarige leeftijd af aan het Benedetto Marcello Conservatorium in Venetië bij Giuliano Carmignola. Hij vervolmaakte zich vervolgens gedurende vier jaar aan de Stauffer Academie in Cremona, onder leiding van Salvatore Accardo, en volgde vervolgens masterclasses bij Stefan Gheorghiu, Vladimir Spivakov en Isaac Stern, en kamermuziek bij het Beaux Arts Trio, het Trio di Trieste (Accademia Musicale Chigiana di Siena), leden van het Amadeus kwartet, het Quartetto Italiano en het Quartetto La Salle en de dirignet en componist, Gianluigi Gelmetti (°1945), een ex-leerling van Franco Ferrara en Hans Swarowsky.Op 22-jarige leeftijd lanceerde de eerste prijs die hij behaalde op de “Vittorio Gui” internationale wedstrijd in Florence, zijn internationale carrière. In hetzelfde jaar won hij de nationale prijs voor hoogleraren en werd hij de jongste hoogleraar aan een Italiaans conservatorium. Sindsdien geeft hij les aan de conservatoria van Foggia en Florence en bekleedt hij de leerstoel ensemblemuziek voor strijkstrumenten (kwartet) aan het Francesco Venezze Conservatorium in Rovigo, waar hij ook viool- en barokvioolcursussen geeft. Als solist (barok/klassieke viool) en dirigent speelde hij concerten over de hele wereld met o.a. The Academy of Ancient Music (Londen), de Handel & Haydn Society (Boston) en het Australian Brandenburg Orchestra (Sydney).Roberto Loreggian (°1967) (foto) uit Monselice in de Italiaanse regio Veneto, studeerde orgel en klavecimbel en perfectioneerde zich bij Ton Koopman. Hij is gespecialiseerd in de interpretatie van renaissance- en barokmuziek. Naast zijn concertactiviteiten in Italië en in andere landen, is Loreggian professor aan het Cesare Pollini Conservatorium in Padua. In 1997 won hij de Preis der deutschen Schallplattenkritik voor transcripties voor klavecimbel en de opname van de complete composities van Giovanni Battista Ferrini (1601-1674), een organist, die behoorde tot de kring van Frescobaldi en werkzaam was in Rome. In 2004 won Loreggian dezelfde prijs voor de opname van werken voor klavecimbel van Bernardo Pasquini (1637-1710) en in 2009, de Nationale Prijs voor Girolamo Frescobaldi’s eerste Boek met toccata’s. Twee van de klavecimbelstukken van Bernhardo Pasquini werden in 1928, door Ottorino Respighi, als Prélude en “Il cucù”, bewerkt voor kamerorkest, voor zijn Suite, “Gli Uccelli”.
De Italiaanse dirigent, historicus, componist, musicoloog en fluitist, Federico Maria Sardelli (°1963) (foto) richtte in 1984 het middeleeuws ensemble Modo Antiquo op. In 1987 werd Modo Antiquo ook een barokorkest, dat debuteerde met de uitvoering van Jean-Baptiste Lully’s “Ballet des Saisons”. Hij is dirigent van de Accademia Barocca di S.Cecilia (Rome) en gastdirigent van het Orchestra Filarmonica di Torino, Maggio Musicale Fiorentino, Orquestra de la Comunitat Valenciana, het Gewandhaus Leipzig, de Staatskapelle Halle en de Kammerakademie Potsdam, en het Moscow State Chamber Orchestra, en heeft als solist en dirigent, meer dan veertig cd’s opgenomen, uitgegeven door de labels Naïve, Deutsche Grammophon, Sony, Briljant en Tactus. Als een opmerkelijke hoofdrolspeler in de Vivaldi-renaissance, speelde hij, monteerde en nam hij een groot aantal Vivaldi-composities op, vaak in wereldpremière (Arsilda, regina di Ponto, Orlando Furioso, Tito Manlio, Motezuma, L’Atenaide). Hij is tweemaal genomineerd voor een Grammy Award (1997 en 2000) en in november 2009, kende de regering van Toscane, hem de Gonfalone d’Argento toe, de hoogste eremedaille van de Regione Toscana. Hij is lid van de Wetenschappelijke Raad van het Istituto Italiano Antonio Vivaldi, aan de Fondazione Giorgio Cini in Venetië, waarvoor hij verschillende essays en monografieën heeft gepubliceerd, waaronder ‘Vivaldi’s Music for Flute and Recorder’, Ashgate Publishing, 2007, in de vertaling van Michael Talbot. In juli 2007 benoemde Peter Ryom hem tot zijn erfgenaam om zijn monumentaal werk van het catalogiseren van de muziek van Vivaldi voort te zetten. Sindsdien is Federico Maria verantwoordelijk voor de Ryom-Verzeichnis (RV). In december 2014 identificeerden hij en Francisco Javier Lupiáñez Ruiz, een Triosonate in G, gekopieerd door Johann Georg Pisendel (1687-1755), als het vroegst bekend werk (1700-1715), van Vivaldi, dat ze catalogiseerden als RV 820.In 2015 publiceerde Sardelli zijn eerste roman “L’affare Vivaldi”, (Sellerio editore Palermo) (foto), een historisch onderzoek naar de verdwijning van Vivaldi’s manuscripten, “La storia della riscoperta dei manoscritti di Vivaldi”. Naast zijn muzikale activiteiten is hij ook schilder, graveur en schrijver.
Antonio Vivaldi Lost Concertos For Anna Maria Federico Guglielmo Roberto Loreggian Modo Antiquo Federico Maria Sardelli cd Glossa GCD924601