Met deze allereerste opname, gewijd aan de zes pianotrio’s met opusnummers van Ludwig van Beethoven, vestigt het Trio Sōra een sterke identiteit met authenticiteit en durf. Clémence de Forceville (viool), Angèle Legasa (cello) en Pauline Chenais (piano) tonen de buitengewone moderniteit van een visionair kunstenaar, volgens een nauwgezette verkenning van de handschriften en correspondentie van de componist, en een grondige analyse van de muziek.Beethovens op. 1, een reeks van drie pianotrio’s, gecomponeerd voor piano, viool en cello, werd voor het eerst uitgevoerd in 1795 in het huis van prins (Fürst) Karl Lichnowsky, aan wie ze werden opgedragen. De trio’s werden ook in 1795 uitgegeven. Ondanks de op. 1 benaming, waren deze trio’s niet Beethovens eerste gepubliceerde composities. Dat waren zijn Dressler Variaties voor klavier (WoO 63). Kennelijk erkende hij de drie Pianotrio’s als zijn eerste composities, die substantieel en verhandelbaar genoeg waren, om ze als zijn eerste grote publicatie met een opusnummer uit te geven, om zo zijn stijl bij het muzikaal publiek te introduceren. De drie pianotrio’s van Beethoven op. 1 waren opgedragen aan prins Karl Lichnowsky (foto) een beschermheer van Beethoven in wiens huis hij enige tijd heeft gewoond.Naast het gedwongen moeten verlaten van het Rijnland omwille van de oprukkende Franse revolutionaire troepen, was Beethovens voornaamste reden om zich in 1792 in Wenen te vestigen, te studeren bij Joseph Haydn. Volgens Beethovens levenslange vriend Ferdinand Ries, was Haydn complimenteus voor de trio’s. De trio’s combineerden verschillende stijlelementen die de tijdgenoten van Beethoven herkenden. Ze waren weliswaar veel minder vertrouwd met de vier bewegingen in plaats van drie, en met Beethovens nieuwe manier van moduleren. Want, hoewel de overgang van majeur naar mineur veel voorkwam in de muziek van vorige generaties, hanteerde Beethoven deze techniek hier uitgebreider dan in zijn tijd gebruikelijk was. Joseph Haydn was dan ook bang dat ze niet bij het publiek in de smaak zouden vallen.Net zoals op. 1, was het Trio op. 11 ook verbonden aan de Weense adel van die tijd. Beethoven heeft dit Trio nl. opgedragen aan gravin Maria Thorn von Thun-Hohenstein (foto). In de jaren 1750 had de jonge gravin Uhlfeld, klavier gestudeerd bij de keizerlijke hof organist, Wenzel Raimund Birck (1718-1763), een gerespecteerde leraar en componist. Birck behoorde met Georg Christoph Wagenseil, Georg Matthias Monn, Mozart en Haydn, tot de klassieke, Weense school van componisten, die symfonieën componeerden. Er bestaat een manuscript met eenvoudige klavierstukken en oefeningen die Birck speciaal voor de gravin heeft gecomponeerd. Of ze ook bij Joseph Haydn studeerde, is moeilijk te achterhalen, aangezien de bron die dit aangeeft, alleen de titel “Gravin Thun” aangeeft. Hoe dan ook, de gravin, die in 1760 huwde met Franz Josef Anton von Thun und Hohenstein, werd een zeer bekwame muzikante. Ze werd patrones (“Hauptförderin”) van Mozart en Beethoven, en had in haar paleis in Wenen aan de Minoritenkirche, een bekend en vooraanstaand, artistiek en muzikaal salon, dat bezocht werd door o.a. Haydn, Gluck, G.v. Swieten, J.v. Sonnenfels, F.X.W. v. Orsini-Rosenberg en de Keizer Joseph II. zelf ! Mozart had trouwens in 1787 zijn aanstelling als “Kammerkompositeur bei Hof”, aan haar voorspraak bij de keizer te danken.Ook op andere manieren probeerde Beethoven van dit trio een aantrekkelijke publicatie voor het Weens publiek te maken. Het trio kon nl. ook worden uitgevoerd met klarinet in plaats van viool, een flexibele benadering van instrumentatie die de verkoopbaarheid en het succes vergrootte. Het trio is ook bekend onder de naam “Gassenhauer Trio”. Dit ontstond uit de derde beweging, negen variaties op een thema uit het toen heel populair dramma giocoso, “L’amor marinaro ossia Il corsaro” uit 1797, van Joseph Weigl. De specifieke melodie, “Pria ch’io l’impegno” (“Voordat ik naar het werk ga”), was zo populair, dat het in de straten (“Gassen”) van Wenen te horen was. Een “Gassenhauer” duidt nl. op een deuntje dat mensen (in de Gassen) floten of zongen. Andere componisten die deze melodie gebruikten waren Joseph von Eybler, Hummel en Paganini.Het jaar 1808 was voor Beethoven een periode van overtreffende productiviteit. Hij componeerde o.a. twee belangrijke pianotrio’s die hij opdroeg aan gravin Marie Erdödy. Gravin Anna Maria van Erdődy geb. Gravin von Niczky (foto), was één van de naaste vertrouwelingen van Beethoven. In 1796 trouwde ze met graaf Péter van Erdődy, Monyorokerék en Monte Claudio, een telg uit de beroemde adellijke familie Erdődy. Met hem had ze drie kinderen, twee dochters en een zoon. In 1805 scheidde ze echter van haar man en woonde later in een huwelijkse gemeenschap met haar secretaris en de muziekleraar van haar kinderen, Franz Xaver Brauchle (1783-1838), die ook componist was. Marie Erdődy was al vroeg een van de grote bewonderaars van Beethoven.
Van 1808 tot 1809 woonde de componist zelfs in haar groot appartement aan de Krugerstraße nr. 1074 in Wenen en ze bezat een klein landgoed in Jedlesee (foto) bij Wenen, waar tegenwoordig het Beethoven Memorial Wenen-Floridsdorf is te zien. Er is sedert 2007 de “Beethovenweg” maar in 2013 werd een deel van de Beethoven-collectie van het Erdődy-landgoed weliswaar overgebracht naar het Bezirksmuseum Floridsdorf. Naast de twee pianotrio’s op .70 nr. 1 en op. 70 nr. 2, droeg Beethoven aan Marie Erdődy, de Cellosonaten op 102 nr. 1 en op. 102 nr. 2 op, gecomponeerd voor de cellist Joseph Linke, evenals de canon “Glück, Glück zum neuen Jahr” (WoO 176, 1819). Vanaf 1815 woonde ze in Paucovec in Kroatië, later in Padua. In 1823 werd ze uit Oostenrijk uitgewezen en verhuisde ze naar München waar ze overleed.Het Trio in D bevat thema’s uit de tweede beweging van Beethovens Symfonie nr. 2. Vanwege de vreemde tot bijna griezelig klinkende, langzame beweging, werd het trio “Geistes Trio” genoemd. De spookachtige muziek zou volgens Carl Czerny zijn oorsprong hebben in schetsen voor de drie heksen, uit een geplande Macbeth-opera, die Beethoven echter nooit voltooide. In 1975 inspireerde het Samuel Beckett tot een heus TV Play, ‘Ghost Trio’… Beckett kende het meesterwerk in de uitvoering door Barenboim, Zuckerman en Jacqueline Duprez. Beide trio’s zijn representatief voor de stilistische ‘Midden’-periode van Beethoven, van ongeveer 1803 tot 1812. Hij componeerde de twee pianotrio’s terwijl hij de zomer van 1808 in Heiligenstadt (foto) even buiten Wenen, doorbracht. Daar had hij de vorige zomer, zijn vijfde symfonie voltooid en in 1802 zelfmoordplannen gesmeed …De innemende Rijnlander componeerde zijn twee trio’s onmiddellijk na het voltooien van zijn Symfonie nr. 6 (“Pastorale”). Het was een periode van grote onzekerheid in het leven van Beethoven, vooral omdat hij op dat moment geen bron van inkomsten had …Beethoven heeft vanaf zijn eerste opus in 1795, de door zijn leermeester Haydn geïnitieerde vorm, meteen verder ontwikkeld. Opgevat als concertante werken, tonen de trio’s de eigenheid van een zeer contrasterende schriftuur met technische specificiteiten van elk instrument in contrapuntische combinaties. Het beroemd “Erzherzog” Trio (op. 97), de laatste compositie van deze cyclus, verschijnt als een bekroning van het genre, “een hymne aan de natuur en de liefde waarvan de humanistische strekking duidelijk is”, legt het Trio Sōra uit. En wat betreft het “Geister” Trio (op. 70), opende de componist de deuren naar een nieuw sonoor en emotioneel universum. Door het Trio Sōra herleeft hier het beeld van de kunstenaar die gekweld werd door zijn doofheid. “Hoe meer we verder gingen in het opus”, legt het Trio Sōra uit, “hoe meer we zien dat het Beethoveniaanse discours een psychologische en filosofische dimensie kreeg. We hebben een heel ander gezicht ontdekt, dat van een jongeman die voortdurend verliefd was, vol humor en spot, wiens gevoeligheid het toppunt van zijn krachten was”.“We wilden oprecht deze zes grote trio’s opnemen”, zo klinkt het, “die de evolutie van het genie van hun componist onthullen en die voor ons als cyclus, een verhaal vertegenwoordigen. Over de drie opussen heen voelt men een ontwikkeling die zowel stilistisch als psychologisch was. Het Weens classicisme, geïnspireerd door Haydn in op. 1, werd vanaf op. 70 getransformeerd in een stijl die reeds de romantiek aankondigde. De jonge Beethoven maakte hier plaats voor een meer volwassen man, met meer complexe emoties, die de strijd en dromen van de menselijke ziel uitdrukte. Maar de moderniteit, durf en vernieuwing die de muziek van Beethoven definieerden, waren zelfs in op.1 al aanwezig: zoveel nieuwigheden, deconstructies, schokken en vooral humor, en dit in het klassiek tijdperk! De jonge Beethoven speelde met de codes van die tijd en drukte liefde, woede, onschuld, hoop en andere affecten uit. Met de Trio’s op.70 breidde Beethoven het emotioneel universum van zijn trio’s aanzienlijk uit. De dichte, ‘orkestrale’ textuur, doet denken aan zijn Vijfde en Zesde symfonie.”“Zoals we al zeiden”, zo vervolgt het Trio, kondigt Beethovens stijl hier de romantiek aan, maar de tweede beweging van op. 70 nr. 1, met zijn orkestrale kleuren en zijn mefistofelische sfeer, blijft niet te classificeren en lijkt zelfs al verder te gaan dan de wereld van de romantici. Ten slotte lijkt de ‘aartshertog’ ons, dankzij zijn symfonische dimensie, een bekroning van het pianotrio als genre. Dit meesterwerk, een hymne aan de natuur en de liefde, heeft een duidelijk humanistische betekenis en klinkt als een grandioze voltooiing van de cyclus. Als we de laatste pagina sloten, hadden we het gevoel dat we de wereld hadden rondgereisd”.Het Trio Sōra, opgericht in 2015 in Parijs, is een vrouwelijk en charismatisch ensemble dat een van de meest aansprekende artistieke identiteit van zijn generatie vertoont. Reeds uitgenodigd om op te treden op prestigieuze locaties, Wigmore Hall en Southbank Centre in Londen, Konzertverein in Schwerin, het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, Verbier Festival, Philharmonie de Paris, Auditorium du Louvre, Opéra de Lille, Opéra de Toulon, Folle Journée de Nantes, en het Festival d’Aix-en-Provence, onderscheiden de musici zich door de voortreffelijkheid, de duidelijkheid en de vrijgevigheid van hun interpretaties. Het Trio Sōra verfijnde zijn techniek bij Mathieu Herzog, Menahem Pressler, het Danel Quartet, het Ebène Quartet en het Artemis Quartet in de Muziekkapel Koningin Elisabeth in Brussel. Als winnaars van talrijke prijzen op internationale wedstrijden, HSBC Laureate of the Académie du Festival d’Aix-en-Provence (2017), Parkhouse Award (2017), en de Special Prize of the Verbier Festival Academy (2018), bereikten deze jonge vrouwen een steeds breder publiek. Het Trio is in residentie bij de Fondation Singer-Polignac, Le Dimore Del Quartetto en bij ProQuartet-CEMC, en wordt ondersteund door de “Société de services aux artistes-interprètes”, ADAMI, de Baillet-Latour Stichting van de Muziekkapel Koningin Elisabeth, de Gunther Caspar Stichting en de Meyer Stichting, en door de Fondation Safran pour la Musique. Het Trio Sōra bestaat uit Pauline Chenais – piano, Clémence de Forceville – viool en Angèle Legasa, cello. Clémence de Forceville bespeelt een viool van Giovanni Battista Guadagnini uit 1777 en Angèle Legasa bespeelt een cello van Giulio Cesare Gigli uit 1767, schitterende instrumenten die uitgeleend worden door de Zwitserse Foundation Boubo-Music. Niet te missen!Beethov3n Piano Trios Trio Sōra 3 cd naïve V7085