Johannes Brahms componeerde relatief weinig originele werken voor vierhandig piano, maar bewerkte bijna al zijn kamermuziek en orkestwerken voor deze bezetting. Hij speelde de meeste werken vierhandig met Clara Schumann en schatte haar mening daarbij hoog in.Op de nieuwe cd van het Duo Wyneke Jordans & Leo van Doeselaar, gespeeld op een Blüthner-vleugel uit 1867, staan Brahms’ “Ungarische Tänze” WoO 1 nrs. 1-5, 8, 11, 13, de “Variationen über ein Thema von Robert Schumann” op. 23, en de “Liebeslieder-Walzer” op. 52a. Van de 21 Hongaarse dansen WoO 1 voor vierhandig piano, zijn alleen de nummers 11, 14 en 16 originele composities van Brahms. De melodieën van de andere dansen zijn bewerkingen van bestaande melodieën, geen volksliederen van zigeuners zoals vaak wordt aangenomen, maar thema’s van componisten zoals Windt (Emma csárdás), Rizner (Tolnai Lakadalmas), Béla Kéler (Souvenir de Bártfai), Merty (Souvenir de Kalocsay), Frank Szabady (Louisa csárdás, naar Donizetti) of Travnik, die Brahms kende via de violist Eduard Reményi. Nummer 15 was daarenboven gebaseerd op de twaalfde rapsodie van Liszt, naar het allegretto giocoso uit de aria, “Tu che a Dio spiegasti l’ali” van Edgardo, uit de 3de akte van “Lucia di Lammermoor“ van Gaetano Donizetti.Brahms componeerde de Hongaarse dansen in de jaren 1858-1869 in de oorspronkelijke versie voor vierhandig piano. Later maakte hij van de eerste 10 dansen een transcriptie voor piano solo en in 1874, een transcriptie voor orkest van de dansen nrs. 1, 3 en 10, Deze werden in februari 1874 onder zijn leiding in Leipzig in première gespeeld. De andere dansen werden georkestreerd door Albert Parlow, Robert Schollum, Martin Schmeling, Johan Andreas Hallén, Paul Juon en Antonín Dvořák. Van de eerste tien dansen maakte Joseph Joachim overigens in 1871 een versie voor viool en piano, in 1880 gevolgd door de overige elf.Brahms was een vriend van Johann Strauss en was een groot bewonderaar van de wals. Van zijn “Liebeslieder-Walzer” op. 52 (1869) en op. 65 (“Neue Liebeslieder” (1869-1874) naar Georg Friedrich Daumers “Polydora”, oorspronkelijk voor vocaal kwartet en vierhandig klavier, (niet te verwarren met zijn 16 walsen voor piano solo op. 39 uit 1865), maakte Brahms een versie voor quatre-mains zonder zang. Het allerlaatst genoteerd thema van Robert Schumann gebruikte Brahms in 1861 in zijn 10 Variaties op. 23 voor vierhandig piano, afgesloten met een indrukwekkende treurmars, als hulde aan Schumann, overleden in 1856, Op de Blüthner-vleugel wordt nog duidelijker hoe Brahms perfect de vier handen over het hele klavier in zijn schriftuur beheerste en optimaal wist te benutten.
Wyneke Jordans (°1953) uit Venlo en Leo van Doeselaar (°1954) uit Goes, beiden gewezen leerlingen van Jan Wijn, hebben zich als quatre-mains duo, op twee piano’s en in samenwerking met ensembles als de Slagwerkgroep Amsterdam, het Nederlands Kamerkoor, het Berliner Philharmonischer Chor, het Barokorkest van de Nederlandse Bachvereniging, Anima Eterna en verschillende Nederlandse Symfonieorkesten, sinds 1977 ontwikkeld tot een hechte eenheid. Concertreizen voerden hen door Europa, de Verenigde Staten en Azie. Ze waren het eerste quatre-mains duo met een tournee door China (2005 en 2006) en van hun schitterend pianospel worden regelmatig opnamen uitgezonden door radio en televisie. Leo van Doeselaar heeft daarenboven naast zijn concerten met Wyneke Jordans, een grote concertpraktijk als organist opgebouwd in binnen-en buitenland. Van hun gezamenlijk spel op historische piano’s verschenen o.a. een cd met quatre-mainswerken van Schubert, een cd met een anthologie van vierhandige Nederlandse pianomuziek en een cd met een compilatie van 2 BBC-opnamen met werken van Beethoven, Schubert, Mendelssohn, Schumann en Brahms, gespeeld op drie verschillende historische instrumenten uit de collectie van de Enschedese restaurateur en verzamelaar van fortepiano’s, Edwin Beunk.BRAHMS 4 HANDS Wyneke Jordans & Leo van Doeselaar cd passacaille PAS 0189