In zijn symfonieën creëerde Gustav Mahler (1860-1911) (foto’s) een heel eigen, sonore wereld voor zichzelf, en een nieuwe voor zijn luisteraars. Meer dan welke andere componist, wilde hij in zijn symfonisch oeuvre, tot in de diepste diepten van de levenscirkel, de eeuwige cyclus van groei en verval, binnendringen en deze verklanken.Het kort maar uiterst intens leven van Gustav Mahler leidde hem chronologisch van Moravië en Bohemen naar Wenen, waar hij een van de bekendste componisten en dirigenten van zijn tijd zou worden. Andere plaatsen waren Laibach/Ljubljana, Olmütz/Olomouc, het Sommertheater in Bad Hall, Kassel, Praag, Boedapest, Leipzig (samen met Nikisch) en Hamburg. Zowel zijn werk als zijn privé leven deden hem reizen naar Scandinavië, Finland, Duitsland, de landen van de Donau-monarchie, Rusland, Italië, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Mahler was dus beroemd.De tiende symfonie van Gustav Mahler, die bij het overlijden van de componist niet af was, heeft een enorme fascinatie op musicologen en musici uitgeoefend. Erkend als een intens persoonlijk werk, belandde ze aanvankelijk in de vergetelheid, maar in de loop der jaren bracht Alma Mahler, de weduwe van de componist, steeds meer schetsen van Mahler uit voor publicatie, en geleidelijk werd duidelijk dat Mahler eigenlijk een volledig werk had nagelaten, een vijfdelige symfonie in korte partituur, d.w.z. genoteerd op drie of vier notenbalken (I. Adagio. Andante – Adagio, II. Scherzo. Schnelle Viertel, III. Purgatorio. Allegretto moderato, IV. (Scherzo). Allegro pesante. Nicht zu schnell en V. Finale. Langsam, schwer – Allegro moderato).
Hiervan had bijna de helft het stadium van een conceptorkestratie bereikt, terwijl de rest indicaties bevatte van de beoogde instrumentatie. Mahler heeft de eerste beweging, Adagio, nog vrijwel geheel kunnen orkestreren, net als het grootste gedeelte van de tweede beweging en de eerste 30 maten van de korte, 170 maten tellende, centrale beweging, “Purgatorio”. Van de rest waren enkel melodielijnen genoteerd, met onvoldoende aanwijzingen om te kunnen worden uitgevoerd. De 4de beweging, het Scherzo, en de daarop volgende Finale, waren nl. geheel niet georkestreerd.In de loop der jaren hebben een aantal verschillende voltooiingen of uitvoeringen van ‘de tiende’ het levenslicht gezien (Carpenter, Rudolf Barschai, Remo Mazzetti Jr., Giuseppe Mazzuca en Nicola Samale, en Joseph Wheeler). Eén van de meest uitgevoerde en meest opgenomen is weliswaar deze van Deryck Cooke (1919-1976). Deze Engelse musicoloog, de auteur van o.a. “The language of music” (1959) en “Gustav Mahler (1860-1911): A Companion to the BBC’s Celebrations of the Centenary of his Birth” (1960), studeerde aan Cambridge University en werkte twee perioden voor de muziekafdeling van de BBC (1947-1959 en 1965-1976). Zijn grootste bijdrage aan de klassieke muziek was het gereedmaken voor uitvoering (“performing version”) van de schetsen van Mahlers 10de symfonie.Hij werkte daarin eerst samen met de dirigent en componist, Berthold Goldschmidt (1903-1996) (Coocke I), (première in 1964 tijdens de Proms door het London Symphony Orchestra o.l.v. Goldschmidt), en later met de broers, Colin en David Matthews (foto), beide Britse componisten, voor verdere revisies (Cooke I en II). De vervolledigde versie van Deryk Cooke werd voor het eerst opgenomen in 1965 door Eugene Ormandy en het Philadelphia Orchestra, en werd later eerst uitgevoerd door Jean Martinon en het Chicago Symphony Orchestra (1966), Wyn Morris met het New Philharmonia Orchestra, en Kurt Sanderling met het Berliner Sinfonie-Orchester, in de jaren ’70, en Simon Rattle met zowel het Bournemouth Symphony Orchestra als met de Berliner Philharmoniker, en Riccardo Chailly met het Radio Symphonie Orchester Berlin, beide in 1980.Coocke’s bewerking en voltooiing van Mahlers 10de, gepubliceerd in 1976, wordt door velen als de “definitieve” beschouwd. Sindsdien hebben trouwens relatief veel uitvoeringen en meerdere opnamen plaatsgevonden. Cooke hield zelf altijd wel vol dat zijn editie geen ‘voltooiing’ van het werk was, maar eerder een uitvoeringsversie, een functionele presentatie van de materialen zoals Mahler ze achterliet. Cooke’s uitvoerende versie van de symfonie is degene die Osmo Vänskä heeft gekozen voor de zevende aflevering in de Mahler-serie van hem en het Minnesota Orchestra, een cyclus die wordt gekenmerkt door een ongewone transparantie en helderheid van klank en muzikale opvatting.Osmo Vänskä (°1953) (foto) begon zijn carrière in 1971 als klarinettist in het Turku Philharmonisch Orkest en was van 1977 tot 1982, soloklarinettist van het Filharmonisch Orkest van Helsinki. In die periode studeerde hij ook aan de Sibeliusacademie in Helsinki, orkestdirectie, als leerling van Jorma Panula, waar Esa-Pekka Salonen en Jukka-Pekka Saraste zijn jaargenoten waren. In 1982 won hij de wedstrijd voor jonge dirigenten in Besançon en van 1988 tot 2008, was hij chef-dirigent van het Symfonieorkest van Lahti. De grote doorbraak kwam voor hem en het orkest, door hun opnamen van de complete orkestmuziek (inclusief alternatieve versies) van Jean Sibelius voor het platenlabel BIS, waarmee zij internationaal succes oogstten. Andere opnamen voor BIS maakten Vänskä en het Lahti Symfonie Orkest van werken van onder meer Kalevi Aho, Einojuhani Rautavaara, Uuno Klami, Tauno Marttinen en Sofia Goebaidoelina. In 2003 werd hij chef-dirigent van het Minnesota Orchestra in Minneapolis, waarmee hij de reeks symfonieën van Beethoven en Mahler opnam. Zijn contract is er verlengd tot 2022.Mahler 10 Minnesota Orchestra Osmo Vänskä cd BIS-2396