Ervaar met deze opname Chopins narratieve heroïek en intieme, lyrische dichterlijkheid, geïnterpreteerd door de fenomenale, Russische pianiste, Anna Vinnitskaya.In de late 18de-eeuwse, Duitse literatuur werd de term ballade gebruikt om folkloristische, narratieve poëzie te beschrijven (naar Johann Gottfried Herder), waarvan sommige op muziek werden gezet door componisten als Johann Friedrich Reichardt, Johann Abraham Peter Schulz, Carl Friedrich Zelter en Johann Rudolf Zumsteeg (tweede Berliner Liederschule). In de 19de eeuw klonken balladen van Schumann en Carl Loewe, soms mysterieus of lyrisch en melancholisch. Andere balladen verklankten op een eerder heftige manier, de actie en de dramatiek van het verhaal. Dit maakte het verschil uit tussen het eerder vertellend, intiem, dichterlijk lied en de verhalende, naar expressie, contrastrijke ballade.De ballade was aanvankelijk een hoog middeleeuws danslied. Met de herontdekking van de middeleeuwen en de bloeiperiode van de neogotiek, werden in de 19de eeuw, opnieuw literaire ballades op muziek gezet. De ballade kreeg een opera-achtige allure met recitatieven of marsen, en de pianobegeleiding van deze solistische miniatuur kameropera’s, werd klankschildering, die soms reeds gebruik maakte van leidmotieven. De bekendste componist was Carl Loewe, maar ook Schubert, die bv. de Erlkönig-ballade componeerde, Schumann, Brahms en Hugo Wolf, componeerden balladen. De ballade kwam ook voor in de opera, zoals in Wagners “Der fliegende Holländer” (Ballade van Senta), of als koorwerken, bv. deze van Schumann of Mendelssohn.In niet-vocale muziek werd de titel gebruikt voor pianowerken op basis van literaire modellen, bv. in de vier balladen van Chopin, gecomponeerd tussen 1831 en 1843, gebaseerd op o.a. gedichten van Adam Mickiewicz, of Brahms, op. 10 uit 1856 naar Herder. Later werden door Liszt, Brahms of Grieg, naar de voorbeelden van deze van Václav Jan Křtitel (Johann Wenzel) Tomášek en Jan Václav Voříšek, balladen gecomponeerd als los van een bepaalde tekst staande, zelfstandige, romantisch-lyrische karakterstukken.Als één van de eerste vertegenwoordigers van het ‘karakterstuk’, componeerde de Boheemse componist en muziekpedagoog uit Praag, Johann Wenzel Tomášek (1774-1850) (foto) vanaf 1807, over een periode van 30 jaar, in totaal 7 cycli met in totaal 36 karakteristieke stukken, “Eqlogues”, meestal in driedelige liedvorm. Ignaz Moscheles’ karakteristieke studies voor de pianoforte uit 1836, waren nog late varianten op de barokke affecten. Ze kregen karakteraanduidingen als woede, tegenstrijdigheid, tederheid of angst. In de loop van de tijd werden deze stukken technisch meer geavanceerde études, bv. de études op. 12 (1816) en op. 22 (1836) van Ludwig Berger (1777-1839), en werden ze uitgangspunt voor klaviermuziek van latere componisten, onder wie, Felix Mendelssohn Bartholdy’s “Lieder ohne Worte, Sieben charakteristische Stücke” op. 7 uit 1827. In tegenstelling tot Mendelssohn vond Schubert zijn muzikale modellen vooral in vocale muziek. Schumann bevestigde het poëtisch element van zijn pianomuziek dan weer met titels als “Waldszenen”, “Kinderszenen”, “Nachtstück”, “Fantasiestück”, of “Albumblätter”. Zijn 18 “Davidsbündlertänze” op. 6 uit 1837, werden in de tweede editie van 1850/51, “Charakterstücke” genoemd.Chopin kan beschouwd worden als de pionier van de ballade als een abstracte muzikale vorm. De term ballade werd door Chopin gebruikt in de zin van een balletintermezzo of dansstuk, het equivalent aan de oude Italiaanse ballata, maar de term kon ook connotaties hebben met de middeleeuwse heroïsche ballade, een verhalend minstreel-lied, vaak met een fantastisch karakter. Er zijn dramatische en dansachtige elementen in de ballades van chopin. De eerste 3 ballades zouden zijn geïnspireerd door gedichten van de Poolse dichter, Adam Mickiewicz (1798-1855) (foto). Chopins ballades hebben rechtstreeks invloed gehad op componisten zoals Liszt en Brahms die, na en wellicht naar, het voorbeeld van Chopin, eveneens ballades voor piano solo componeerden.Behalve dat ze de titel delen, verschillen Chopins vier ballades toch wel sterk van elkaar. De eerste Ballade zou geïnspireerd zijn door het gedicht “Conrad Wallenrod”. Dit epos van Mickiewicz, werd op zijn beurt geïnspireerd door de opstand tegen de splitsing van Polen en Litouwen door Rusland, Pruisen en de Habsburgers aan het eind van de 18de eeuw, een verhaal over wraak, verraad, een mooie vrouw en de zelfmoord van een held. Chopin componeerde zijn Ballade nr. 1 in g mineur, op. 23 in 1831. Hij componeerde ze op 21-jarige leeftijd tijdens zijn eerste jaren naar Wenen. De overige 3 balladen componeerde hij in Nohant. De 1ste Ballade weerspiegelde Chopins verlangen naar zijn geboorteland Polen, waar hij twee jaar eerder was vertrokken. In Polen woedde nl. toen een opstand tegen het Russisch bewind. Het werk werd pas uitgegeven nadat Chopin een paar jaar later naar Parijs verhuisde en werd door Chopin opgedragen aan baron Bodo Albrecht von Stockhausen, die toen de ambassadeur van Hannover in Frankrijk was. Deze eerste ballade werd een van de meer populaire en veel gespeelde stukken van Chopin.De 2de Ballade uit 1836-1839, werd geïnspireerd door de legende over het Litouws meer, “Switez” van Mickiewicz. Chopin droeg deze ballade op aan Schumann uit dank omdat Schumann zijn “Kreisleriana” had opgedragen aan Chopin. De Ballade nr. 2 in F majeur, op. 38 componeerde hij tussen 1836 en 1839 in de manoir van George Sand in Nohant (foto’s) (Indre/Centre-Val de Loire), en in Valdemossa op het eiland Majorca. Ze werd in 1840 uitgegeven als “La Gracieuse”. De 3de ballade dateert uit 1841 en is geïnspireerd op de legende van Mickiewiczs “Ondine”, een zowel teder als koortsachtig verhaal over de emotionele en verheven gevoelens van een ridder voor de nimf, Ondine. De meer uitgebreide, 4de Ballade uit 1842, “dédiée à la baronne Nathaniel de Rothschild”, had geen literaire achtergrond. Ondanks de technische uitdaging is dit pianistisch meesterwerk eerder een meditatie, waarbij gevoelens van hartstocht, vreugde en verdriet, als het ware samenkomen in een subliem, sereen zelfportret van Chopin.We kunnen de uitvinding van de impromptu toeschrijven aan twee Tsjechische componisten, Václav Jan Tomášek (1774-1850) en zijn leerling, Hugo Voříšek (1791-1825), hoforganist en dirigent van de Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen. Johann Baptist Cramer (1771-1858) publiceerde op zijn beurt als eerste pianostukken met de titel “impromptu”, en Schubert componeerde zijn 8 impromptu’s in 1827, onder invloed en naar het voorbeeld van de Impromptu’s, op. 7, uit 1822, van Jan Václav Voříšek en de 12 Impromptus op. 22-23 van Heinrich Marschner (1795-1861). Schubert gaf trouwens als één van de eersten in die tijd, bekendheid aan kleine genres, zoals korte stukken voor piano, Impromptu’s, Moments musicaux en Klavierstücke. Het specifiek karakter van deze korte stukjes werd gevormd door hun lyriek, die terecht geassocieerd wordt met Schuberts talent voor het componeren van liederen. Tussen 1835 en 1842 componeerde Chopin 4 Impromptu’s. De titel verwees naar een ABA-vorm, bestaande uit een initieel thema met een geïmproviseerd karakter, een meer expressieve centrale passage, als contrast met de vorige, en een terugkeer naar het eerste thema.De Fantaisie-Impromptu in cis mineur, Opus postuum 66, gecomponeerd in 1834, naar het voorbeeld van de impromptu’s van Ignaz Moscheles (1794-1870) (foto), werd opgedragen aan Julian Fontana, een goede vriend van Chopin. Ondanks het verzoek van Chopin om het stuk niet te publiceren, deed Fontana dat toch. Hij bedacht ook de naam, Fantaisie-Impromptu. Het werk werd weliswaar pas na Chopins overlijden als “opus-postuum” gepubliceerd.Julian (Jules) Fontana (1810-1869) was een Poolse pianist, componist, advocaat, schrijver en ondernemer, en was één van de intieme vrienden van Chopin. Fontana werd geboren in Warschau, studeerde rechten aan de universiteit en muziek bij Józef Elsner bij wie hij Chopin ontmoette. Fontana verliet Warschau in 1831, na de Novemberopstand en vestigde zich in Hamburg, waarna hij pianist en pianoleraar werd in Parijs in 1832. Zijn zwervend bestaan bracht hem naar Engeland en Frankrijk (1833-1837), New York en Havana (1842-1851). Daar speelde hij concerten met de Italiaanse violist Camillo Sivori. Fontana verbleef daarna in Montgeron in het Fransedepartement Essonne (regio Île-de-France) (arrondissement Évry, “pays” de la Brie française.) en Parijs (1852), waar hij behoorde tot de vriendenkring van de Poolse dichter, Adam Mickiewicz. In Montgeron schilderde Claude Monet op uitnodiging van Ernest Hoschedé, in diens château de Rottembourg (vandaag het établissement d’accueil de la communauté religieuse des Filles de la Charité du Sacré Cœur de Jésus). zijn ‘Dindons’, ‘coin de jardin à Montgeron’ en zijn ‘l’étang à Montgeron’. De allereerste Tour de France startte in 1903 vanuit Montgeron. In 1848, huwde Fontana met Juana Camila Dalcour (1818–1855), weduwe van Stephen Cattley Tennant (1800–1848), en moeder van Enriqueta Augustina Tennant (1843-1908), de derde vrouw van John Ryland (181-1888) en de stichtster van de John Rylands Library in Manchester. Fontana werd doof, verarmde en pleegde op 59-jarige leeftijd zelfmoord.Ernesto Camillo Sivori, (1815-1894) (foto) was de enige leerling van Paganini. Hij studeerde bij Restano, Giacomo Costa and Dellepiane. Net als Paganini, was Sivori’s vioolspel een waar pyrotechnisch spektakel. In 1827 startte zijn carrière als reizend virtuoos Sivori die duurde tot 1864. Hij speelde Mendelssohns concerto voor het eerst in England in 1846, en was terug in Engeland in 1851 en 1864. Hij leefde lang in Parijs, maar overleed in Genua in 1894. Hij was in het bezit van verschillende waardevolle instrumenten: Amati, Stradivari, Bergonzi, en Jean Baptiste Vuillaume. Zijn favoriete viool was de Vuillaume viool, die hij kreeg van Paganini. Het was een copie van Paganini’s eigen Cannone Guarnerius.De Fantaisie-Impromptu wordt gekenmerkt door een opvallende ‘3 tegen 4’ beweging. De rechterhand speelt nl. zestienden, en de linkerhand, achtsten in sextolen. Dit vereist van de uitvoerder naast een goede ritmische beheersing, ook een goed ontwikkelde techniek, vooral vanwege de vele passages met veel dubbelkruisen en herstellingstekens. Zoals zo vaak met werken van Chopin, bestaat het werk uit drie bewegingen. Een eerste, snelle en virtuoze beweging gaat over in een meer cantabile tweede beweging, waarin het romantisch gevoel primeert. Uiteindelijk besluit het werk met een bijna letterlijke herhaling van de eerste virtuoze beweging en een korte coda. Chopin had een voorliefde voor de Pleyel-vleugel, vanwege de lichte mechaniek en de specifieke klank. Vandaar dat sommige uitvoerders vandaag ervoor kiezen om deze impromptu op een dergelijk authentiek instrument te spelen, en dus niet op een moderne Steinway-piano die veel zwaarder aanslaat en een andere type klank heeft. Maar, Vinnitskaya heeft daar weliswaar niet de minste problemen mee.De Russische pianiste, Anna Vinnitskaja (°1983), geboren in Novorossiejsk aan de Zwarte Zee, studeerde aan het Staatsconservatorium Sergej Vasiljevitsj Rachmaninov van Rostov aan de Don en aan de Hochschule für Musik und Theater in Hamburg, daar bijgestaan door o.a. Sergej Ossipenko, R. Nattkemper en E. Koroliov. Evgeni Koroliov (°1949), een ex-leerling van o.a. Lev Oborin, is als meesterpianist, een gerenommeerde Bach-specialist, wiens opnames van Bach een veelgeprezen referentiepunt zijn. “Hoewel ik niet meer bij hem studeer, ontmoet ik hem nog steeds en praat ik een paar keer per week met hem’, vertelt ze. ‘Dat helpt me verder in mijn ontwikkeling, niet alleen als pianist maar ook als mens. Nu ik zelf professor ben aan dezelfde universiteit, probeer ik om zijn ervaring door te geven aan anderen.” Anna Vinnitskaja won o.a. als 13-jarige in 1997, in Moskou, de internationale Junoshenkie-wedstrijd voor de jeugd, en in 2007 won ze als de 2de jonge vrouw in de geschiedenis van de wedstrijd, na Ekaterina Novitskaya in 1968, o.a. met haar uitvoering van Ravels “Gaspard de la nuit” en het 2de Pianoconcerto van Prokofjev, de eerste prijs op de Internationale Koningin Elisabethwedstrijd voor piano in Brussel. In de afgelopen vijf jaar heeft ze drie schitterende solo Alpha-opnames gemaakt, gewijd aan Sjostakovitsj, Brahms en Rachmaninov.
Frédéric Chopin 4 ballades & 4 impromptus Anna Vinnitskaya cd ALPHA728