György Vashegyi en zijn ensembles, het Orfeo Orchestra en het Purcell Choir, beheersen en combineren verschillende gebieden van barok en klassieke muziek, met een bijzondere voorliefde voor Franse barokopera. Maar, één van hun favoriete werkterreinen is Lutherse, religieuze muziek. Een goed voorbeeld hiervan is dit prachtig werk, “Wer ist der, so von Edom kömmt”, een pasticcio met stukken van verschillende componisten, Graun, Telemann en Bach.Telemann en Bach zijn voldoende bekend, Graun (nog) niet. De 3 broers Graun waren belangrijke, Duitse componisten van de 18de eeuw. Ze behoorden tot de belangrijkste vertegenwoordigers van de Eerste Berlijn Liedschool en bereikten ook buiten de grenzen van Pruisen veel faam. Ze werden in Wahrenbrück geboren, kregen hun opleiding aan de Dresdense Kreuzschule, en waren verbonden aan het hof van Frederik II. De violist Johann Gottlieb Graun (1703-1771) was er concertmeester en zijn jongere broer, Carl Heinrich (1704-1759), was er dirigent. Johann Gottlieb Graun was voornamelijk actief op het gebied van religieuze muziek. Hij componeerde o.a. de cantate “Auferstehn, ja auferstehn” op tekst van Klopstock. Carl Heinrich Graun componeerde in totaal 27 opera’s. In 1742 werd met de opvoering van zijn “Cesare e Cleopatra”, het nieuw gebouwd operagebouw in Berlijn geopend. Hun oudste broer, August Friedrich Graun (1698-1765), cantor van de Dom van Merseburg in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt, was en bleef minder bekend. Aan het leven en werk van de drie broers is een permanente expositie gewijd in het Kreismuseum (foto) Bad Liebenwerda (foto) in de Duitse deelstaat, Brandenburg.Carl Heinrich Graun maakte samen met Johann Adolf Hasse, de opera in Duitsland populair. Graun bedacht ook het ‘damenisatie systeem’, dat gebruik maakt van de lettergrepen “da-me-ni-po-tu-la-be” i.p.v. “do-re-mi-fa-sol-la-si”. Hij bedacht dit systeem in functie van de (Duitse) uitspraak bij zangoefeningen. Carl Heinrich Graun studeerde zang, orgel en compositie en was een goeie tenor. Hij zong bv. in 1719 mee tijdens de opvoering van “Teofane”, een opera van Antonio Lotti, gecomponeerd ter gelegenheid van het huwelijk van de kroonprins van Saksen, de latere beroemde August III van Polen (foto). Op 18-jarige leeftijd componeerde Graun al religieuze muziek. In 1724 werd hij op 20-jarige leeftijd als operazanger (tenor) aan het Hof in Braunschweig uitgenodigd. Algauw werd hij er operacomponist en vice kapelmeester van de “Oper am Hagenmarkt”.
In 1733 componeerde hij voor het huwelijk van Frederik de Grote met Elisabeth Christine, de opera ‘La specchio della Fedelta”. Frederik de Grote nam daarop Carl Heinrich Graun in dienst in Rheinsberg in Brandenburg am Rhin (zijrivier van de Havel), aan de zijde van zijn broer, Johann Gottlieb. Bij zijn aantreden als koning benoemde Frederik de Grote Carl Heinrich in 1740 tot kapelmeester van de nieuw gebouwde opera in Berlijn, tegenwoordig “Unter den Linden”. Graun werd naar Italië gezonden om zangers te engageren. Frederik de Grote leverde later het libretto voor Grauns opera “Montezuma”. Tot aan zijn overlijden heeft Graun in Berlijn gewoond en gewerkt. Graun schreef voor Brunswijk 6, en voor Berlijn 26 opera’s. Zijn oratorium “Der Tod Jesu”, wordt nog steeds op Goede Vrijdag in Berlijn uitgevoerd.Graun komt hier samen met Telemann, Johann Sebastian Bach, en een mysterieuze onbekende. De pasticcio is nl. samengesteld uit “Wer ist der so von Sodom kömmt”, TWV 1:1585 een cantate voor psalmzondag van Telemann, de passie cantate, Ein Lämmlein geht und trägt die Schuld”, Graun WV B:VII:4 van C. H. Graun (het hoofdbestanddeel) en “Herr Jesu Christ, wahr’ Mensch und Gott”, BWV 127 van J.S. Bach. Het aandeel van Bach zijn het openingskoor van zijn cantate “Herr Jesu Christ, wahr’ Mensch und Gott”, BWV 127, de arioso “So heb ich denn mein Auge sehnlich auf”, toegeschreven aan Bach, en het motet, “Der Gerechte kömmt um” (foto), een arrangement van “Tristis est anima mea” van Johann Kuhnau, toegeschreven aan Bach.In feite is deze pasticcio, bestaande uit 42 nummers, een soort oratoriumpassie, tekstueel vergelijkbaar met “Der Tod Jesu” van Carl Heinrich Graun. Het is een denkbeeldige reflectie op gebeurtenissen die verband houden met het martelaarschap van Christus, op vrij gekozen teksten, zonder nauwkeurig het evangelie te volgen, zonder Bijbelteksten, en zonder de gebruikelijke personages van het drama. In de oratorische passie werd de letterlijke evangelietekst afgewisseld met teksten die het evangelieverhaal becommentarieerden.
In tegenstelling tot de evangelist uit veel passies uit die tijd, worden de gebeurtenissen van de laatste dagen van Jezus’ leven, hier tussen de meditatieve sfeer van recitatieven, aria’s en koren, verteld in de 8 verzen van een anoniem koraal, “Christus, der uns selig macht” op tekst van Michael Weiße. De compacte schriftuur, de unieke dramatische harmonieën, de opstelling en verdeling van de stemmen zijn van zo’n uitzonderlijke kwaliteit, dat hun auteur zeker Johann Sebastian Bach zou kunnen geweest zijn. In het tekstboekje wordt trouwens ook naar Bach verwezen als de mogelijke samensteller van deze pasticcio. De vocale solisten zijn Ágnes Kovács, sopraan, Péter Bárány, contratenor, Zoltán Megyesi, tenor en Lóránt Najbauer, bas.Györgi Vashegyi (°1970) (foto’s) speelde aanvankelijk viool, blokfluit, hobo en klavecimbel. Op 18-jarige leeftijd studeerde hij directie bij Ervin Lukács aan de Franz Liszt Academie in Boedapest, waar hij in 1993 cum laude afstudeerde. Hij volgde masterclasses bij John Eliot Gardiner en Helmuth Rilling, en studeerde continuo bij John Toll in Dresden en kamermuziek bij Jaap ter Linden en Simon Standage. Als continuo speler speelde hij bij het Franz Liszt Chamber Orchestra en Concerto Armonico. In 1990 richtte Vashegyi in Boedapest het Purcell Choir op en een jaar later het Orfeo Orchestra. Tijdens concerten in Boedapest dirigeerde hij belangrijke werken uit de 17de-en 18de eeuw, die tot dan toe nog niet in Hongarije waren uitgevoerd, Buxtehude’s Membra Jesu nostri, Purcells “The Fairy Queen” en “Funeral Anthem”, Händels “Theodora”, en het Requiem in re klein uit 1775, van Joseph Martin Kraus, de “Zweedse Mozart”. Tegelijkertijd pleitte hij voor onderzoek naar en uitvoering van werken van Hongaarse componisten uit de 18de eeuw.Vashegyi werkt voornamelijk met zijn eigen ensemble, maar is ook gastdirigent van diverse oude muziekensembles zoals Concerto Armonico, Capella Savaria en Musica Aeterna en (moderne) symfonie- en kamerorkesten. Vashegyi dirigeert sinds 2001 regelmatig ook in de Hongaarse Staatsopera. Hij dirigeerde in 2004 het Praags Kamerorkest op het Mozartfestival in Würzburg en het Rheingau Muziekfestival in Kloster Eberbach. Vashegyi is sinds 1992 professor continuo aan de Franz Liszt Academie. Tussen 1995 en 1997 doceerde hij ook aan het Instituut voor Musicologie aan de Universiteit van Boedapest. In 2008 ontving Vashegyi de Liszt-prijs in Hongarije en in 2015 ontving hij het Kruis van Verdienste van de Hongaarse Ridderorde. In 2017 werd György Vashegyi verkozen tot voorzitter van de Hongaarse Academie voor Kunsten (MMA, Magyar Művészeti Akadémia), die in 1992 werd opgericht.Graun, Bach Telemann Wer ist der, so von Edom kommt Passion Pasticcio ca. 1750 Purcell Choir Orfeo Orchestra Györgyi Vashegyi 2 cd Glossa GCD924011